• No results found

4. Resultaten

4.4 De markt of de overheid, wie biedt de oplossingsagenda?

Het belangrijkste thema waarover ik met de respondenten heb gesproken is de markt en diens werking. Meer specifiek het vertrouwen dat ondernemers al dan niet in de markt hebben en de vraag wat de rol van de overheid zou moeten zijn in het reguleren van deze markt. De verdeeldheid omtrent dit thema onder de ondernemers is groot. Variërend van standpunten waarbij de overheid verantwoordelijk wordt gehouden voor het goed functioneren van de markt tot het streven naar volledige privatisering en het overbodig maken van de overheid. Dit laatste standpunt is het meest treffend verwoord door respondent 13. Hij heeft er het volgende over te zeggen:

(R13) Ik geloof wel echt in het pure kapitalisme, niet het kapitalisme zoals nu waarin je geld kan verdienen op kosten van de belastingbetaler. (…) dat je gewoon

door slim lobbyen en dergelijken - door het gebruik maken van de overheid en dergelijken - eigenlijk gewoon ten koste van de planeet en de mensen geld kunt verdienen (…) Nu vissen mensen de zee leeg, als de zee van iemand zou zijn - dat je die zou kunnen kopen - ja dan zou de vis wel worden behouden want dat staat op je balans. Als je ‘m helemaal leeg kaapt dan is je balans leeg getrokken. Nu is het toch niet jouw balans, tuurlijk trek je hem leeg, anders doet iemand anders het wel. Dus je wilt juist dat publiek domein, dat dat in bezit is van private personen want dan krijg je een financiële driver om dat in stand te houden.

Op andere punten in het interview benadrukt hij dit standpunt nog door te stellen dat ‘Privé- eigendom één van de belangrijkste innovaties ooit is’ en dat ‘je zou kunnen zeggen dat sociaal ondernemen voor een deel dingen beter doen dan de overheid (…) en de overheid overbodig maken is’. Volgens deze respondent, plus nog 8 andere ondernemers die ik heb gesproken, biedt marktwerking de beste oplossingsagenda richting een wereld die sociaal en ecologisch in balans is. Een nuancering die ik daarbij maak is dat respondent 13 de meest extreme positie inneemt van alle respondenten, waar het marktwerking aangaat. Zo is respondent 6 bijvoorbeeld van mening dat marktwerking een goed mechanisme is maar wel binnen door de overheid gestelde kaders. Hij vertelt hierover het volgende in relatie tot de markt voor benzine en elektrisch rijden:

(R6) Dat komt doordat de overheid op die stoel is gaan zitten en ‘gezegd wij vinden elektrisch mooi’. Wat ze eigenlijk zouden moeten doen is…autorijden brengt milieuschade, milieuschade is belangrijk. Op het gebied van CO2 zeggen wij bonusmalus een, een zuinige biobrandstof zoals die nu realistisch kan zijn bijvoorbeeld is in de factor 100. Benzine gaat daar overheen, daar betaal je extra belasting voor (…) en hoe groener je bent hoe minder. He, een soort bonusmalus en dan kan je tegen de industrie zeggen of je dat elektrisch doet, gasvormig, vloeibaar, you figure it out. En dan gaat de markt, komt zelf in beweging. En er zijn heel grote merken die totaal verschillend aankijken tegen het oplossen van een oude 1.0 brandstof in een oude 1.0 motor naar een 2.0. Sommige die zullen hybride, anderen waterstof, anderen gas. Prima want iedereen moet het maar uitzoeken. En laat de consument maar bedenken wat voor zijn situatie het beste is, maar de overheid moet

dat niet beslissen vind ik. Dan krijg je oneerlijke competitie en daar, daar temper je de markt eigenlijk mee.

Respondent 6 is van mening dat de overheid de kaders moet stellen in de vorm van belastingen maar dat daarbinnen de markt zijn werk moet doen, subsidies op elektrisch rijden zoals nu gebeurt, daar is hij tegen omdat het oneerlijke concurrentie op zou leveren. Een wezenlijk andere positie ten aanzien van de markt dan respondent 13 dus. De één is voor complete vrijemarktwerking en de ander pleit voor een overheid die bepaald binnen welke kaders de markt vrij moet kunnen opereren.

Ondanks de meer genuanceerde positie van respondent 6 en anderen is het zo dat er een dichotomie ontstaat van enerzijds ondernemers met vertrouwen in de markt en anderzijds ondernemers die de markt wantrouwen en voor overheidsingrijpen zijn. 6 van de respondenten hebben geen vertrouwen in de markt zonder overheidsingrijpen. Respondent 2 is de meest expliciete aanhanger van het andere kamp. Over een door de markt gedreven oplossing heeft hij het volgende te zeggen:

(R2) Dus dat we maatschappelijke verandering, in de afgelopen 10/15 jaar gezien hebben als iets wat beter - en misschien best - door de markt kan gebeuren. Wat volgens mij echt het grootste misverstand is. Omdat de markt - zoals die in ieder geval vrij en zonder beperkingen zou opereren - daar niet voor is en daar ook niet aan toe is. Wij hebben dagelijks te maken met consumenten. Ik als consument ben niet een politiek persoon, ik ben als consument gewoon consument. Ik sta voor het schap en dan zie ik een prijs, dan wordt dat mij mooi op ooghoogte gelegd en klaar. Ik ben in gesprek met u, als we het over politiek hebben dan heb ik andere meningen en mijn gedrag als consument en mijn gedrag als burger zijn niet congruent. En dat weten we allen. En dan hebben we daarnaast een sector van bedrijven die gebouwd zijn, en ook zich verantwoorden aan profit maximerende - ten opzichte van hun shareholders - en die zouden dan een enorme investering moeten doen. Die zouden hele sectoren van hun profitabele business moeten reduceren of zelfs stoppen om daadwerkelijk duurzaam te worden. Ja, dat gaan ze niet doen.

Een duidelijk ander standpunt, waarbij de kern van de premisse is dat het pure vraag en aanbod mechanisme niet werkt omdat een consument gewoon consument is waarvan je niet

kunt verwachten dat die zich gaat verdiepen in de herkomst van de aangeboden producten, en dat bedrijven zich verantwoorden aan aandeelhouders die winst ambiëren ten koste van alles. De oplossing voor dergelijke problemen ligt volgens deze ‘overheidsgezinden’ bij de overheid. Respondent 16 heeft hier het volgende over te zeggen:

(R16) R: Ja ik vind dat de overheid een goede marktmeester zou moeten zijn en moet zorgen voor meer transparantie, want het wordt nu heel vaak aan de consument overgelaten, maar de consument heeft niet alle informatie en niet alle middelen, dus dat is eigenlijk naar mijn idee te makkelijk. (…) Dus ik vind dat er veel meer transparantie zou moeten komen en er ook meer regelgeving zou moeten komen eigenlijk. Want je kan het niet helemaal aan de markt overlaten.

De overheid zou volgens de overheidsgezinden dus moeten fungeren als marktmeester, een entiteit die de kaders waarbinnen men mag opereren definieert en zorgt voor transparantie, terwijl de ‘marktgezinden’ pleiten voor marktwerking als oplossingsagenda voor ecologische problemen.

Walley en Taylor (2002) schetsen een typologie waarbinnen ondernemers worden onderverdeeld op basis van twee dichotomieën. Op de horizontale lijn harde en zachte invloeden en op de verticale lijn ecologisch of economisch georiënteerde waarden. Uit de gesprekken die ik heb gevoerd blijkt dat harde en zachte invloeden vaak in combinatie zorgen voor de definitieve beslissing om te gaan ondernemen en dat ecologische en economische waarden, bij een succesvolle eco-onderneming, samengaan. Vaak is dit echter onduidelijk doordat de werkelijke kosten bij een ‘gewone’ onderneming niet goed berekend worden en worden verhaald op de maatschappij of derden. De typologie van Walley en Taylor bestaat dus uit twee dichotomieën die helemaal niet elkaar uitsluitende extremen zijn, maar juist bouwstenen die tezamen zorgen voor een goede eco-onderneming. Tevens heb ik gemerkt dat er een andere variabele is die wel twee extreme kampen, en van alles ertussenin, kent. Te weten, de mate van vertrouwen in de markt en de rol die de overheid al dan niet moet spelen. Om dit thema te verduidelijken en om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag van dit onderzoek bespreek ik in de volgende sectie eerst nog een aantal thema’s.