• No results found

3 De man die niet begraven wilde worden

In De man die niet begraven wilde worden vertelt Rachida Lamrabet het verhaal van de Marokkaanse Belg Moncif. Moncif is een man van middelbare leeftijd en is van Marokkaanse afkomst. Hij is getrouwd met de eveneens Marokkaanse Nora en ze hebben twee dochtertjes, Aya en Doha. De lezer maakt kennis met Moncif in een donkere periode in zijn leven. Hij is zijn werk kwijt, zijn vrouw is bij hem weg en heeft zijn kinderen meegenomen en hierdoor zakt Moncif weg in een depressie. De lezer maakt Moncif mee op zijn dieptepunt, het ‘nu’, maar kijkt ook met hem terug op betere tijden: toen hij gelukkig was met Nora en met zijn vriendin van de universiteit, Awatif. In zijn donkere dagen

54 denkt Moncif veel terug aan Awatif. Hij heeft de relatie destijds verbroken omdat zij hem orale seks heeft gegeven en Moncif dit walgelijk vond (veel moslims geloven dat orale seks een zonde is). Nu verlangt hij echter weer naar haar. Moncifs depressie wordt erger wanneer zijn broer, Hamid, overlijdt. Hij doet uiteindelijk een poging zijn eer te redden door het lichaam van zijn broer te redden. Hamid heeft namelijk gezegd niet begraven te willen worden en daarom heeft zijn Belgische vrouw Isabel besloten dat hij gecremeerd wordt. Voor een moslim is het echter onvoorstelbaar niet begraven te worden, omdat hem dan de toegang tot het paradijs wordt ontzegd. Voor Moncif en zijn ouders is het daarom niet te verkroppen dat Hamid een crematie krijgt. Bovendien weet Moncif dat deze wens van Hamid berust op een misverstand, dat Hamid zich een herinnering van Moncif uit hun jeugd eigen heeft gemaakt. Moncif onderneemt een gevaarlijke en illegale actie: hij steelt Hamids lichaam uit het crematorium en begraaft het bij een van zijn oude klanten in de tuin, onder een boom die lijkt op een boom die in hun geboortedorp in Marokko staat. Moncif heeft even het gevoel hiermee zijn eer gered te hebben. Hierna spreekt hij af met Awatif in Frankrijk, waar ze nu woont. Er wordt beschreven hoe de afspraak van Moncif en Awatif verloopt, maar het is onduidelijk of dit zich afspeelt in Moncifs hoofd of dat het echt is gebeurd. Hierdoor wordt duidelijk dat door het begraven van Hamid het niet beter gaat met Moncif, maar dat het juist slechter gaat met hem.

In De man die niet begraven wilde worden is er, net al bij De Importbruid, slechts één focalisator door wiens ogen de lezer het hele verhaal te zien krijgt. Dit is het enige werk uit mijn corpus dat geen enkele vrouwelijke focalisator heeft. Daarnaast is dit ook de roman waarin het thema ‘integratie’ het minst sterk leeft. Op de achtergrond speelt de afkomst van Moncif zeker een rol, maar dit is niet, zoals in de andere werken, de grootste oorzaak van zijn problemen. Ondanks dat is het toch interessant te kijken naar de verhoudingen tussen de Marokkaanse en de Belgische cultuur. Doordat het thema integratie op de achtergrond een rol speelt, wordt er een beeld geschetst van hoe alledaagse problemen (ontslag, scheiding) voor allochtonen nog gecompliceerder zijn. Daarnaast is dit het enige werk waarin er niet wordt terug gegaan naar het land van herkomst, deze roman speelt zich haast volledig af in België. Dit afgezien van het tripje van Moncif naar Frankrijk en de paar herinneringen van Moncif uit zijn jeugd aan Marokko. Dit valt op aangezien in de inleiding van deze scriptie al werd vermeld dat het terugreizen naar het thuisland een veel terugkerend thema is in migrantenliteratuur. Het laatste vlak waarop De man die man die niet begraven wilde worden een speciale positie heeft ten opzichte van de andere vier werken is de betrouwbaarheid van de focalisator. Aan het eind van het werk wordt het namelijk duidelijk, bij de afspraak die Moncif met Awatif schijnt te hebben, dat de enige focalisator niet altijd de waarheid vertelt. De lezer blijft achter met de vraag of Moncif zijn jeugdliefde daadwerkelijk heeft gezien of niet. Als Moncif na dit voorval geen betrouwbare verteller blijkt, vraag je je als lezer af of hij wel betrouwbaar was in wat hij hiervoor heeft verteld. Door de laatste bladzijden van de roman wordt bij de lezer een soort wantrouwen ten opzichte van de enige focalisator gewekt, een wantrouwen dat bij de andere werken niet aanwezig is.

§3.1 Technieken van ‘othering’

De man die niet begraven wilde worden is geschreven in de ik-vorm, met de hoofdpersoon Moncif als enige focalisator. Dat Moncif de enige focalisator is en de lezer het hele verhaal door zijn ogen bekijkt, is belangrijk bij de analyse van de technieken van ‘othering’. Dit omdat ‘othering’ vooral vanuit zijn (Marokkaanse, mannelijke) perspectief wordt gedaan met ‘de Belg’ als gefocaliseerd object. Een enkele keer gebruiken ook andere personages ‘othering’, wanneer zij sprekend worden opgevoerd. Het gaat hier vaak om Marokkaanse personages, zoals Nora. De Belg gebruikt nauwelijks

55 ‘othering’. Hieronder worden eerst de technieken van ‘othering’ besproken. Daarna wordt specifiek ingegaan op hoe de hoofdpersoon Moncif ‘othering’ gebruikt en wat dit betekent voor de weergave van de verhoudingen tussen de Belgische en de Marokkaanse cultuur. Zoals hierboven al gezegd, speelt in dit werk het thema integratie een minder grote rol dan in de andere geanalyseerde werken. Er is bij de analyse van ‘othering’ dan ook te zien dat verschillen tussen de culturen minder vaak en minder scherp benadrukt worden.

Van de voorbeelden van technieken van ‘othering’ die in de achtergrondliteratuur zijn genoemd, komen er een aantal terug in De man die niet begraven wilde worden. Het eerste voorbeeld, dat in elk van de vijf werken aanwezig is, is dat van taal. Ook in deze roman van Lamrabet worden Arabische woorden schuin gedrukt en zijn de betekenissen hiervan terug te vinden in een verklarende woordenlijst achterin. Ook is in deze roman te zien hoe de Marokkaan de Belg of de westerling op een vervreemdende en tot ander makende manier beschrijft, naar de definitie van Meijer.140 Er zijn meerdere manieren waarop de Marokkanen in deze roman westers uitziende mensen aanduiden: ‘blanken’, ‘de Anderen’, ‘de Europeanen’, ‘de Romeinen’ of ‘de vreemden’. Een voorbeeld waarin Moncif vertelt hoe zijn moeder denkt over de Marokkaanse gemeenschap in België: ‘Mijn moeder beweerde altijd dat de stad nooit ofte nimmer van ons zou zijn, maar altijd aan de Anderen zou toebehoren, aan de Romeinen, zoals ze de blanken noemde.’141 Najib noemt alle Vlamingen zelfs ‘racistische separatisten’. Er is een onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ dat wordt benadrukt telkens als een Marokkaans personage het over een Belg heeft. Dat Marokkanen anders zijn dan Belgen wordt ook telkens benadrukt door een polariteit tussen wit en gekleurd te creëren.142 In deze roman worden vaak de woorden ‘blank’, ‘blond’ of ‘donker’ opgevoerd wanneer er over een personage wordt gesproken, waardoor het meteen duidelijk wordt tot welke culturele groep dit personage behoort. Moncif beschrijft de reactie van een Nederlandse studiegenoot op zijn verschijning op de universiteit: ‘Maar ik was voor haar geen doorsnee-economiestudent. Ik had een donkerdere huidskleur dan de doorsnee-economiestudent en mijn haar was bijna zwart.’143Een andere manier waarop de Marokkaan als aparte groep binnen de Belgische samenleving wordt geschetst in De man die niet begraven wilde worden zijn de Marokkaanse wijken. Er wordt beschreven dat Marokkanen in hun eigen wijk leven, afgesloten van de westerse wereld. Moncif beschrijft hoe er een kerk midden in deze Marokkaans geworden wijk staat en dat die daar zo niets op zijn plek is. Andere manieren waarop de verschillen tussen de Belgische en de Marokkaanse cultuur worden benadrukt zijn de geneesmiddelen, het begrafenisritueel (de hele kwestie rondom het begraven of cremeren van Hamid), het eten en drinken, het drinken van alcohol, de visie op en omgang met seksualiteit (Moncif die orale seks van Awatif niet accepteert) en de patronen in het gezinsleven. Net als in de andere twee werken van Lamrabet wordt er veel nadruk gelegd op de gezoete thee en koffie die allochtonen drinken. Blijkbaar is dit voor Lamrabet een belangrijk kenmerk van de Marokkaanse cultuur. Een voorbeeld van ‘othering’ rondom het begrafenisritueel is dat Moncif een urn een vaas noemt. Hij is zo onbekend met cremeren dat hij niet de juiste terminologie weet te gebruiken bij dit ritueel. Een voorbeeld uit het gezinsleven is dat Moncifs ouders het onbegrijpelijk vinden dat hun dochter Hana studeert en op zichzelf woont in een studentenkamer. Moncif zegt hierover: ‘Ik kon haar moeilijk zeggen dat het in dit deel van de wereld de normaalste

140 Meijer, Maaike. In tekst gevat. Inleiding tot een kritiek van representatie, (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006), 131

141

Lamrabet, Rachida. De man die niet begraven wilde worden. Antwerpen: De Bezige Bij Antwerpen, 2011, 101

142

Meijer, 131 +132

56 zaak was dat kinderen van hun ouders wegliepen, als een soort overgangsrite, ze moesten weglopen van hun ouders om volwassen te worden.’144 Het volwassen worden van kinderen gaat in Marokko anders en de ouders van Moncif begrijpen niet dat hun kinderen liever leven naar het westerse voorbeeld.

Moncif is als enige focalisator erg belangrijk voor de visie op de verhoudingen tussen de Belgische en Marokkaanse cultuur. Hij wil een goed moslim zijn en zijn geloof belijden, maar wil dit doen met zo veel mogelijk westerse gemakken en geneugten. Hierin botst hij met Nora, die het belangrijk vindt dat hun dochters worden opgevoed met de Marokkaanse cultuur. Wanneer Nora het geloof weer oppakt, op koranles gaat, stopt met drinken (dat deed ze al nauwelijks), gaat bidden en Arabisch wil spreken thuis, voelt Moncif zich stiekem schuldig. Hij weet dat hij hetzelfde hoort te doen, maar kan zich hier niet toe zetten. Door dit verschil in denken over de opvoeding van hun dochters en het gezinsleven, drijven Nora en Moncif uit elkaar. Ze hebben veel meningsverschillen, bijvoorbeeld over hoe ze het Offerfeest zullen vieren: Nora wil dit heel traditioneel doen en zelf een dier slachten, terwijl Moncif het liever op de makkelijke manier aanpakt. Nora vindt het vreselijk dat Moncif weinig waarde hecht aan hun achtergrond. Deze problemen in het huwelijk van Nora en Moncif worden verder toegelicht in de paragraaf over identiteitsproblemen. Moncif beschrijft hoe Nora over hem denkt: ‘Ze vond me een Belg. Een echte Belg.’145 In dit citaat bestempelt Nora Moncif als ‘de Ander’. Andersom is in veel gevallen waarin Moncif ‘othering’ gebruikt ‘de Belg’ niet het gefocaliseerde object. Hijzelf is de verwesterde allochtoon en ‘de Ander’ is zijn vrouw die meer waarde hecht aan hun wortels dan hijzelf. Dit laat zien dat er ook binnen dezelfde generatie van een bevolkingsgroep verschillen kunnen zijn in die visie op de verhoudingen tussen twee culturen. Een enkele keer toont Moncif toch affiniteit met zijn afkomst, want wanneer hij zijn jeugd in Marokko beschrijft, doet hij dat met veel nostalgie. Daarom staat hij er ook op dat Hamid onder de boom wordt begraven die hem doet denken aan zijn Marokkaanse dorp. Ondanks dat Moncif in deze roman vaak meer affiniteit toont met de westerse cultuur dan met de Marokkaanse, ziet hij zichzelf niet als ‘Belg’ en ziet hij de Belg zelfs als ‘de Ander’. Zo zegt hij tegen zijn kinderen: ‘Zelfs als jullie volledig vergeten waar jullie vandaan komen, de Europeanen vergeten dat niet. Knoop dat maar goed in jullie oren.’146

Soms worden andere personages dan Moncif, zoals Nora en de ouders van Moncif, sprekend opgevoerd en krijgt de lezer iets van hun mening mee. Er komen echter nauwelijks Belgische mensen aan het woord in deze roman. Ondanks dat er maar één focalisator is, is de visie van het werk op de verhoudingen tussen de Marokkaanse en de Belgische cultuur niet volledig eenzijdig. Dit omdat de Marokkaanse personages die Lamrabet aan woord laat niet hetzelfde denken over de twee culturen. Moncif toont meer affiniteit met de westerse cultuur dan zijn familieleden, die traditioneler zijn, en dat geeft soms botsingen. Hiermee laat Lamrabet opnieuw zien dat ‘de Marokkaanse cultuur’ geen eenduidig begrip is, maar dat elke Marokkaan er op zijn eigen manier vorm aan geeft. Net zoals elke Marokkaan anders kijkt naar ‘de Belgische cultuur’ en zelf bepaalt welke elementen van deze cultuur hij terug laat komen in het dagelijks leven. In deze roman staat het thema van de integratie echter niet centraal, zoals bij de andere vier werken. Hier vindt ‘othering’ meer op de achergrond plaats en is het een soort aankleding bij het verhaal. De verhouding tussen de Marokkaanse en Belgische cultuur geeft het verhaal van Moncif, over zijn depressie, meer diepgang. De omkadering van de

144

Lamrabet, Rachida. De man die niet begraven wilde worden. Antwerpen: De Bezige Bij Antwerpen, 2011, 151

145

Lamrabet, 60

57 botsing tussen culturen is slechts een aanleiding om een ander verhaal te vertellen. Hiermee schetst Lamrabet hoe bekende problemen, zoals ontslag en scheiding, gecompliceerder worden in een multiculturele setting. Moncifs al problematische leven wordt nog ingewikkelder door de twee culturen waartussen hij leeft en hoe deze zich tot elkaar verhouden.

§3.2 Gender

De enige focalisator in deze roman is een man, Moncif. Dit is het enige werk van de vijf geanalyseerde romans waarin de lezer gender en de man/vrouw-verhouding enkel door mannelijke ogen bekijkt. Dit heeft een grote invloed op de analyse van gender in deze roman. Net als in Een kind van God is gender geen thema dat in deze roman centraal staat. Er zijn wel elementen aanwezig waarin over de man/vrouw-verhouding binnen de Marokkaanse cultuur wordt gesproken en over hoe deze zich verhoudt tot de visie op gender in de Belgische cultuur. Als eerste wordt hieronder beschreven welke kenmerken van vrouwelijke migrantenauteurs uit de achtergrondliteratuur zijn terug te vinden in deze roman. Daarna wordt de visie op gender van Moncif geanalyseerd en vervolgens de visie van de andere personages op de man/vrouw-verhouding. Ondanks dat Moncif de enige focalisator is, wordt er af een toe een ander (vrouwelijk) personage sprekend opgevoerd dat zijn of haar mening over gender uit.

In de achtergrondliteratuur van Gemie en Lionnet worden elementen genoemd die vaak terugkomen bij moslimschrijfsters. In Vrouwland zijn veel van deze elementen te zien en in Een kind van God een aantal. Het is interessant om te bekijken welke van deze elementen terugkomen in de laatste roman van Lamrabet. Een element dat niet terugkomt in dit werk is het thema reizen. Dit is de enige van de vijf romans waarin geen terugreis naar het thuisland wordt gemaakt. In de verhalenbundel speelt reizen ook nauwelijks een rol, maar in één verhaal wordt hier wel de reis naar het thuisland gemaakt. Het identiteitsprobleem, dat verder wordt toegelicht in de volgende paragraaf, is wel aanwezig in deze roman. De hele plot draait om de depressie van Moncif en hoe hij hiermee omgaat, dus dit element van Gemie duidelijk is vertegenwoordigd.147 De kritiek op westerse standaarden is eveneens een aantal keer aanwezig in dit werk. Moncif breekt met zijn vriendin omdat zij hem oraal bevredigt en hij dit onzedig westers gedrag vindt. Ook laten andere personages dan Moncif zich negatief uit over het drinken van alcohol. Dit werk is niet eenduidig negatief over westerse standaarden, af en toe wordt er juist positief gekeken naar westerse gewoontes. Lamrabet focust op seksuele, familiaire en huiselijke structuren en dat doen volgens Lionnet veel vrouwelijke migrantenschrijvers.148 Het grootste deel van het verhaal speelt zich af binnen het gezin of de familie van Moncif en ook over zijn seksleven krijgt de lezer het een en ander te weten. Het laatste kenmerk dat interessant is om naar de kijken bij dit werk is dat er bij moslimschrijfsters vaak een onderscheidende, positieve kwaliteit wordt toegeschreven aan het vrouw-zijn.149 In één passage laat Moncif zich heel positief uit over de vrouw en zegt hij zelfs dat hij erin gelooft dat vrouwen het kwade kunnen afweren. Verder wordt er niet specifiek positief over het vrouw-zijn gesproken. De roman is in zijn geheel niet uitgesproken positief over het vrouw-zijn, het blijft bij deze enkele passage.

Moncif uit zich meerdere keren over de man/vrouw-verhouding binnen zijn cultuur en binnen zijn huwelijk. Door zijn moeder heeft Moncif het idee dat de vrouw thuis hoort in de keuken

147 Gemie, Sharif. Women’s writing and muslim societies. The search for dialogue, 1920-present, (Cardiff: University of Wales Press, 2012), 44

148

Lionnet, Francoise. Postcolonial Representation. Women, Literature, Identity. New York: Cornell University Press, 1995, 104

58 en de volledige zorg van het huishouden op zich hoort te nemen. Hij zegt over haar: ‘Ik realiseerde me toen dat ik mijn moeder maar zelden zonder schort zag. Voor zover ik me kon herinneren, had ze dat ding altijd om haar middel, voor haar was een goed huis een huis waar altijd iets op het fornuis stond te pruttelen, zodat op elk moment van de dag iedereen die verwacht of onverwacht langskwam iets te eten kon krijgen. Ze was altijd aan het koken.’150 Moncif is opgegroeid met dit vrouwbeeld en weet niet beter en dit is erg bepalend voor zijn visie op gender, die in dit opzicht redelijk traditioneel is. Deze traditionele visie komt terug in zijn afkeer voor moderne gezinnen met alleenstaande moeders. Hij vindt zulke gezinnen niet juist en het steekt hem dat Nora nu zo’n gezin wil vormen. Het komt meerdere malen naar voren, net als in Een kind van God, dat gemengde huwelijke volgens veel mensen ongeoorloofd zijn. Moncif heeft er echter geen problemen mee dat zijn broer met een Nederlandse vrouw is getrouwd. Hij is zelfs door haar geïntrigeerd: ‘Ze had mooie handen, door de wijze waarop ze haar glas optilde verried ze haar geraffineerdheid. Iets wat ik maar zelden zag bij Marokkaanse meisjes, zelfs niet bij de elegantste onder hen.’151 zegt hij over haar. Wel geeft hij voor zichzelf toe dat hij er een stuk minder makkelijk over had gedacht als het zijn zus Hana was geweest die met een Vlaamse man thuis was gekomen. Hij vindt blijkbaar dat hij zijn zusje, omdat ze een vrouw is, tegen invloeden van Europese mannen moet beschermen. Als vader heeft hij dezelfde beschermende houding en hij gelooft dat een vader nodig is bij de opvoeding van een meisje. In zijn ogen kunnen meisjes zonder een vaderfiguur nooit goed terecht komen, dan is het zeker dat ze ontsporen. Moncif heeft duidelijke ideeën over hoe een vrouw zich in een huwelijk, en met name in de slaapkamer, hoort te gedragen. Hij is verbijsterd nadat Awatif hem oraal bevredigd heeft: ‘Ik wist niet dat ‘onze meisjes’ dat konden doen. Ik associeerde dat soort gedrag met verregaande