• No results found

Vrouwelijke migrantenschrijvers in Nederland en België

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vrouwelijke migrantenschrijvers in Nederland en België"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Vrouwelijke migrantenschrijvers in

Nederland en België

Een casestudy van Hülya Cigdem en Rachida Lamrabet

Student: Charlotte Speekenbrink

Studentnummer: 2010755

Studie: Educatieve Master Nederlands, Moderne Letterkunde Datum: 1-7-2016

Woordenaantal: 36.932 woorden

(2)

2

Inhoudsopgave

Inleiding ... 4 Migrantenliteratuur... 4 Gender in migrantenliteratuur ... 8 Onderzoeksvraag ... 10 Methode ... 11 Hülya Cigdem ... 15 §1 De Importbruid ... 15

§1.1 Technieken van ‘othering’ ... 16

§1.2 Gender ... 19

§1.3 Identiteitsproblemen ... 22

§1.4 Visie van het werk in zijn geheel ... 24

§2 De val van Mehmet... 25

§2.1 Technieken van ‘othering’ ... 26

§2.2 Gender ... 29

§2.3 Identiteitsproblemen ... 31

§2.4 Visie van het werk in zijn geheel ... 34

§3 Conclusie Hülya Cigdem ... 35

Rachida Lamrabet ... 37

§1 Vrouwland ... 37

§1.1 Technieken van ‘othering’ ... 38

§1.2 Gender ... 40

§1.3 Identiteitsproblemen ... 43

§1.4 Visie van het werk in zijn geheel ... 45

§2 Een kind van God ... 46

§2.1 Technieken van ‘othering’ ... 46

§2.2 Gender ... 49

§2.3 Identiteitsproblemen ... 51

§2.4 Visie van het werk in zijn geheel ... 53

§3 De man die niet begraven wilde worden ... 53

§3.1 Technieken van ‘othering’ ... 54

§3.2 Gender ... 57

§3.3 Identiteitsproblemen ... 59

(3)

3

§4 Conclusie Rachida Lamrabet ... 62

Conclusie ... 64

Bibliografie ... 66

Primaire literatuur ... 66

(4)

4

Inleiding

‘Seculier, een beetje gelovig, praktiserend, conservatief, fundamentalist: we worden allemaal op één hoop geveegd en bij het grofvuil van de terroristen neergezet. Op straat trekken racisten aan hoofddoeken van jonge meiden. Sommigen worden bespuugd.’1

Zo spreekt de Turkse Rüya in de roman De Importbruid, geschreven door Hülya Cigdem, over de behandeling van Turken in Nederland na de verschrikkelijke gebeurtenissen op 11 september 2001. Dit is een enkel voorbeeld van hoe het thema ‘immigratie’ leeft in de hedendaagse literatuur. In de Nederlandse literatuurwetenschap is er al veel onderzoek gedaan naar migrantenliteratuur. Er worden in dit onderzoek maar weinig werken van vrouwen besproken. In deze masterscriptie bespreek ik vijf werken van twee verschillende vrouwelijke, allochtone auteurs, Hülya Cigdem en Rachida Lamrabet. Cigdem is een Nederlandse schrijfster van Turkse afkomst die vanwege haar huwelijk naar Nederland is geëmigreerd. Lamrabet is een Vlaamse schrijfster van Marokkaanse afkomst, geboren in België. In mijn onderzoek leg ik de focus op hoe deze auteurs de verhoudingen tussen twee culturen weergeven in hun werk. Om mijn onderzoeksvraag nader te bepalen, licht ik hieronder eerst wat dingen toe. In de eerste plaats schets ik een beeld van migrantenliteratuur en vervolgens spits ik dit toe op de situatie in Nederland en België. Vervolgens zal ik ingaan op gender en uitleggen waarom ik ervoor kies me in dit onderzoek bezig te houden met vrouwelijke migrantenschrijvers. Daarbij komen de specifieke kenmerken van vrouwelijke migrantenliteratuur aan bod. Na die eerste oriëntering bespreek ik in hoofdstuk één de methode die ik heb gebruikt en de deelvragen die ik zal trachten te beantwoorden. In hoofdstuk twee volgt een analyse van de werken van Hülya Cigdem en in het derde hoofdstuk bespreek ik de werken van Rachida Lamrabet. Het vierde hoofdstuk geeft de overeenkomsten en verschillen tussen Cigdem en Lamrabet en mijn conclusie waarin ik terugkom op de onderzoeksvraag.

Migrantenliteratuur

Literatuur is een spiegel van wat er in de maatschappij gaande is. Ze heeft nu eenmaal het karakter te reageren op sociale debatten die in de maatschappij leven.2 Al sinds verschillende culturen met elkaar in aanraking komen, is ‘multiculturalisme’ een groot thema in het sociale debat. Rattansi definieert ‘multiculturalisme’ als ‘the acknowledgement and promotion of cultural pluralism… multiculturalism celebrates and seeks to promote cultural variety, for example minority languages. At the same time it focuses on the unequal relationship of minority to mainstream cultures.’3 Multiculturalisme gaat dus niet alleen om het samenleven van verschillende culturen, maar ook over de verhouding tussen deze culturen. Multiculturalisme is een levendig thema in de maatschappij en het komt als thema veelvuldig terug in de literatuur. Literatuur met als thema ‘multiculturalisme’ wordt multiculturele literatuur genoemd: literatuur geschreven, gelezen en bediscussieerd in een context van migratie, multiculturalisme en multilingualisme.4 Het label van ‘multiculturele literatuur’ benadrukt het verschil tussen culturen en resoneert vreemdheid,5 vaak vreemdheid van de dominante cultuur ten opzichte van de minderheidscultuur. Deze vreemdheid neemt in multiculturele literatuur vaak de vorm aan van een westerse projectie van ‘de ander’ die het doel

1

Cigdem, Hülya. De importbruid, (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2008), 293 2

Hoving, Isabel. ‘Review: The Postcolonial Turn in Dutch Literary Criticism’ Journal of Dutch Literature, (Berlijn: Institut für Deutsche und Niederländische Philologie van de Freie Universität te Berlijn,2010), 116

3

Rattansi, Ali. Multiculturalism. A Very Short Introduction, (Oxford: Oxford University Press, 2011), 11

4

Behschnitt, Nilsson. ‘Multicultural Literatures in a Comparative Perspective’ Literature, Language, and

Multiculturalism in Scandinavia and the Low Countries, (Amsterdam: Editions Rodopi B.V., 2013), 1

5

Behschnitt, Mul de, Minaard. ‘Conclusion, a comparive view’ Literature, Language, and Multiculturalism in

(5)

5 heeft ‘de zelf’ (de zelf staat voor de westerse/dominante cultuur) als superieur, verenigd, universeel en onaantastbaar te identificeren.6

In het Nederlandse literaire klimaat heeft de (post-)koloniale literatuur, die meestal over Nederlands-Indië en soms ook over Suriname of de Antillen gaat, een belangrijk aandeel in de multiculturele literatuur. Er is echter nog een andere grote, jongere stroming binnen de multiculturele literatuur. In de jaren zestig was er namelijk een grote toestroom van gastarbeiders vanuit Marokko en Turkije naar Nederland en België. Deze gastarbeiders vestigden zich later permanent, met hun gezinnen, in hun nieuwe land. Multiculturalisme, migratie en de multiculturele samenleving werden als snel gebombardeerd tot hét politieke en sociale probleem in Nederland.7 Deze migratie heeft vanzelfsprekend haar sporen achtergelaten in het hedendaagse literaire klimaat in Nederland en Vlaanderen. Met name de kinderen van de gastarbeiders, de zogeheten ‘tweede generatie’, zijn toegetreden tot de literaire wereld.8 Zij worden migrantenschrijvers genoemd en schrijven ‘migrantenliteratuur’. Migrantenliteratuur is ‘de literatuur van schrijvers die niet meer in hun moedertaal of, van de tweede generatie, in de taal van hun ouders schrijven.’ 9 In Nederland valt hier de literatuur onder die door migranten, in het Nederlands, is geschreven. Paradoxaal genoeg schrijven auteurs van migrantenliteratuur vaak in de eerste plaats voor de autochtone Nederlander, en niet voor andere migranten10, die slechts een beperkt deel van hun lezers uitmaken. De term (im-)migrantenliteratuur wordt overigens alleen gebruikt om te verwijzen naar werk van schrijvers met een ‘exotische’ achtergrond. Immigrantenschrijvers uit West-Europa vallen niet onder deze term.11 In Nederland en Vlaanderen vallen onder ‘migrantenliteratuur’ vooral werken van Turkse en Marokkaanse auteurs.

Sinds de opkomst van migrantenliteratuur in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw heeft er een flinke ontwikkeling plaats gevonden. De literatuur van migranten en allochtonen is vandaag de dag volledig geïncorporeerd is in het Nederlandse literaire systeem, maar wordt zeker gezien als een aparte tak.12 Binnen deze tak onderscheidt Louwerse twee houdingen van auteurs. Sommigen profileren zich, in de visie van Louwerse, met hun werk bewust als ‘anders’, erkennen hun status als migrantenschrijver en maken ook gebruik van deze status. Anderen zeggen hun afkomst liever te negeren en willen met hun literatuur (de Ware Literatuur) uitstijgen boven verschillen als kleur, gender of culturele achtergrond.13 Auteurs met deze laatste houding balen dan ook van het

label ‘migrantenschrijver’ dat hen wordt toebedeeld en vinden dat hun werk los moet worden gezien van hun afkomst.

Maar kan een literair werk los gezien worden van de persoon van de auteur? T’Sjoen noemt het genre ‘migrantenliteratuur’ slechts een label in de literaire kritiek en een marketingstrategie van uitgevers. In zijn visie bestaat dit genre niet in de realiteit en ook niet als beweging of neiging onder auteurs.14 Maar betekent dit dat de afkomst van de migrantenschrijver helemaal niet relevant is wanneer er wordt gekeken naar het werk van deze auteur? Louwerse stelt dat de etnische

6

Zenker, Sarah. De zoektocht naar een nieuwe (nationale) identiteit – Een postkoloniale analyse van het werk

van een auteur van Turkse komaf in Nederland en in Duitsand, (Masterscriptie, 2014), 5

7

Louwerse, Henriette. Homeless Entertainment. On Hafid Bouazza’s Literary Writing, (Bern: Peter Lang AG, European Academic Publishers, 2007), 11

8

Paasman, Bert. ‘Een klein aardrijkje op zichzelf, de multiculturele samenleving en de etnische literatuur’

Literatuur 6, (1999), 329

9

Voorst, Sandra van. ‘Wordt vervolgd: de receptie van Nederlandse migrantenliteratuur’ Neerlandica Extra

Muros 1, (2007), 11

10 Paasman, 332 11

Behschnitt, Mul de, Minaard, 321

12

Voorst, 12

13 Louwerse, Henriette. “De taal is gansch het volk’. Over de taal van migrantenschrijvers’ Literatuur 6, (1999),

370

14

(6)

6 achtergrond van een auteur wel degelijk relevant is voor de stijl en inhoud van de roman.15 In haar visie is migrantenliteratuur onlosmakelijk verbonden met de sociale context van de auteur en is het onmogelijk de omstandigheden van de auteur te negeren.16 Bel sluit hierbij aan, wanneer zij zegt dat de twee culturen waarin een migrantenschrijver leeft, onontkoombaar weerspiegeld worden in zijn of haar werk.17 Door de etnicisering van het werk van migrantenschrijvers en van henzelf als auteur wordt hun zichtbaarheid in het literaire veld verhoogd en is er meer commerciële interesse van uitgevers en andere literaire instituties. Vooral in het begin van hun carrière werkt deze zichtbaarheid in hun voordeel: hun literatuur wordt dan vooral gelezen en geprezen voor haar sociale relevantie en minder om haar literaire kwaliteiten.18 Ook auteurs zoals Hafid Bouazza en Kader Abdollah, die culturele achtergrond ondergeschikt vinden aan de literaire kwaliteit van hun werk, hebben (bewust of onbewust) gebruik gemaakt van dit voordeel. Hoe je het ook wendt of keert, migrantenschrijvers hebben het vermogen hun anderszijn te gebruiken als drijvende kracht achter hun literaire positie.19 En al pretenderen ze soms hier geen gebruik van te willen maken, toch speelt het altijd een rol op de achtergrond. Hieruit vat ik op dat een werk niet los gezien kan worden van de culturele achtergrond van zijn auteur, zelfs als dit tegen de wens van de desbetreffende auteur ingaat.

Migrantenliteratuur is een populair onderwerp in de literatuurwetenschap; er is veel onderzoek gedaan naar literatuur geschreven door allochtonen. Uit dit onderzoek komt een aantal vaste kenmerken van migrantenliteratuur naar boven. Het belangrijkste thema dat altijd terug lijkt te komen is ‘identiteit’. Migranten leven tussen twee culturen die met elkaar in confrontatie zijn, de cultuur van het land van herkomst en de cultuur van het nieuwe thuisland. Moenander stelt dat er door de confrontatie van deze twee culturen een kloof ontstaat die de “in-between’-space’ wordt genoemd. Wanneer een auteur zich in deze “in-between’-space’ bevindt, kan hij of zij in een identiteitscrisis belanden.20 Hoving legt ook nadruk op identiteit en zegt dat in migrantenliteratuur identiteit verbonden is met ‘thuis’ en dat migrantenschrijvers hun thuis hebben verloren. Ze schrijven over deze (verloren) identiteit met als doel deze te repareren of recreëren.21 Ook Louwerse merkt op dat ‘thuis’ in werk van migrantenschrijvers altijd verbonden is aan identiteit.22 Zij stelt dat zorgen over identiteit de keuzes en aspiraties van een migrantenauteur altijd zullen domineren of er van invloed op zullen zijn.23 Anbeek bestempelt het identiteitsprobleem als het meest vruchtbare

onderwerp van Marokkaans-Nederlandse literatuur.24 Ook in de onderzoeken van Agterberg, Bel, Behschnitt en Nilsson, Minnaard, De Mul, T’Sjoen, De Mul en Ernst en Zenker blijkt dat problemen rond de (nationale) identiteit onlosmakelijk verbonden zijn met migrantenschrijvers en hun werken. Deze identiteitsproblemen kunnen zowel weerspiegeld worden in de personages in een werk als in de persoon van de auteur zelf.

Een ander element dat steeds weer terugkomt in onderzoeken over migrantenliteratuur is ‘othering’ of het proces van ver-anderen. Meijer noemt ‘othering’ een literaire strategie waarbij ‘de

15

Louwerse, , Henriette. “De taal is gansch het volk’. Over de taal van migrantenschrijvers’ Literatuur 6, (1999), 370

16

Louwerse, Henriette. Homeless Entertainment. On Hafid Bouazze’s Literary Writing, (Bern: Peter Lang AG, European Academic Publishers, 2007), 13

17

Bel, Jacqueline. ‘Migration, literature and cultural memory’ Journal of Romance Studies 1 (2011), 91

18 Behschnitt, Mul de, Minaard, 322 + 323 19

Louwerse, Henriette. “De taal is gansch het volk’. Over de taal van migrantenschrijvers’ Literatuur 6, (1999), 370

20

Moenander, Sjoerd-Jeroen. Verdorven grensplaatsen. Ontmoetingen tussen moslims en niet-moslims in de

Nederlandse literatuur (1990-2005), (Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 2012), 113

21

Hoving, Isabel. ‘Review: The Postcolonial Turn in Dutch Literary Criticism.’ Journal of Dutch Literature 1 (2010), 115

22

Louwerse, Henriette. Homeless Entertainment. On Hafid Bouazze’s Literary Writing, (Bern: Peter Lang AG, European Academic Publishers, 2007), 70

23

Louwerse, p. 61

(7)

7 ander’ op een vervreemdende en ‘tot ander makende’ manier beschreven wordt. ‘Othering’ heeft als doel de positieve identiteit van de westerling te bevestigen door het onderscheid met de ‘other’ te accentueren.25 Moenander ziet een migrantenschrijver als degene die een brug kan vormen over de diepe kloof tussen twee culturen. ‘Othering’ is volgens hem het voortdurend onderhandelen over de grenzen tussen categorieën van mogelijke tweedelingen tussen ‘oost’ en ‘west’.26 Het verschil tussen twee culturen zorgt ervoor dat de dominante cultuur ‘de ander’ exotiseert en dat er ‘othering’ plaatsvindt van groepen die, in de ogen van de superieure cultuur, niet dezelfde mythische culturele puurheid delen.27 De auteur gebruikt, in de visie van Lionnet, ‘othering’ om verschillen in klasse en ras tussen de protagonisten in een verhaal te benadrukken. Daarnaast ziet zij ‘othering’ als een middel om bij de lezer een bewustzijn tot stand te brengen dat de schrijver leeft en schrijft tussen verschillende tradities en culturele werelden.28 Een auteur kan ‘othering’ op verschillende manieren tot stand brengen. Zo kan hij of zij het verschil in culturen aanduiden door woorden uit een andere taal op te nemen, die dan vaak cursief gedrukt worden.29 De Mul en Ernst bestempelen deze woorden uit een andere taal als een ‘fragmentarische presentatie van ‘de ander’.30 De ‘anderen’ worden hierbij vaak opgevoerd als sprekend in hun eigen taal of in kinderlijk Nederlands.31 Andere manieren van ‘othering’ zijn onder andere binaire opposities die een polariteit tussen wit en gekleurd creëren, ongebruikelijke versieringen (ornatus) om raciale scheiding te creëren en een stereotiepe verdeling van de verhouding tussen mannen en vrouwen.32 De manier waarop er in een werk gebruik wordt gemaakt van ‘othering’, zegt veel over hoe in dat werk de verhouding tussen twee culturen wordt weergegeven.

Hoewel het identiteitsprobleem en de problematiek van ‘othering’ het meest genoemd worden als kenmerken van migrantenliteratuur, zijn er ook andere kenmerken die relevant zijn. Zo worden verbeelding, herinnering en emotie als belangrijke kenmerken van de Marokkaans-Nederlandse literatuur genoemd.33 Agterberg benadrukt dat migrantenliteratuur aantrekkelijk is voor de jeugd vanwege het speelse taalgebruik, de zoektocht naar een eigen identiteit en de samensmelting van verschillende culturen.34 Ook is het relevant dat de focus van migrantenschrijvers vaak ligt bij hun specifieke positie binnen de Nederlandse of Vlaamse maatschappij, maar dat ze vaak het land van herkomst (of in het geval van de tweede generatie het land van herkomst van hun ouders) gebruiken als achtergrond van hun schrijven.35 Dit originele land gaat vaak hand in hand met

een ander kenmerk van migrantenliteratuur, namelijk de hereniging van familie. Poel noemt deze

25

Meijer, Maaike. In tekst gevat. Inleiding tot een kritiek van representatie, (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006), 131

26

Moenander, Sjoerd-Jeroen. Verdorven grensplaatsen. Ontmoetingen tussen moslims en niet-moslims in de

Nederlandse literatuur (1990-2005), (Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 2012), 4

27 Lionnet, Francoise. Postcolonial Representation. Women, Literature, Identity, (New York: Cornell University

Press, 1995), 14

28

Lionnet, 26 29

Boehmer, Gouda. ‘Postcolonial Studies in the Context of the ‘Diasporic’ Netherlands’ The Postcolonial Low

Countries: Literature, Colonialism, Multiculturalism, (Lanham: Lexington Books, 2012), 371

30

Mul de, Ernst. ‘Multiculturalism and multilingualism in contemporary prose in Flanders: Chika Unigwe, Koen Peeters and Benno Barnard’ Literature, Language, and Multiculturalism in Scandinavia and the Low Countries, (Amsterdam: Editions Rodopi B.V., 2013), 285

31 Meijer, 131 32

Meijer, 131 + 132

33

Adnan, Taha. ‘De Marokkaanse literatuur: een stamboom met vele vertakkingen’ Moussem Journa(a)l 2, (2014), 10

34

Agterberg, Ries. ‘Onderwijs moet alle kleuren van de Nederlandse literatuur laten zien. Nederlandse literatuur in een multiculturele samenleving’. Literatuur 6 (1999), 350

35

(8)

8 hereniging zelfs de kracht achter migrantenliteratuur.36 Het identiteitsprobleem en ‘othering’ lopen als rode draad door de secundaire literatuur heen en vormen dan ook de fundering van mijn onderzoek. De daarnaast genoemde kenmerken van migrantenliteratuur zullen op de achtergrond aanwezig blijven.

Gender in migrantenliteratuur

Een opvallend patroon in de studies over migrantenschrijvers in Nederland en Vlaanderen is dat er vooral mannen worden genoemd. Hafid Bouazza, Kader Abdollah, Abdelkader Benali en Hans Sahar zijn namen die veel voorkomen. Slechts een enkele keer komt de naam Naima el Bezaz voor in het rijtje van mannennamen. Hierboven is al vastgesteld dat de sociale context van een auteur zeer bepalend is voor de interpretatie van een werk en dat dit zeker geldt voor culturele achtergrond. Geldt dit dan niet ook voor het geslacht van de auteur? Gender is ook extra-literaire informatie die effect heeft op de productie en consumptie van literatuur. Er zijn weinig vrouwelijke migrantenauteurs en het is daarom logisch dat ze zo weinig terug te vinden zijn in studies over migrantenliteratuur. Er zijn minder vrouwelijke migrantenschrijvers dan mannelijke, maar ze zijn er zeker wel! Daarom is het zeker interessant om te kijken naar deze schrijfsters. Zij hebben wellicht iets specifieks aan het literaire debat toe te voegen, iets wat verschilt van hun mannelijke collega’s.

Velen erkennen het belang van geslacht in de discussie rondom migrantenliteratuur en rondom multiculturalisme in het algemeen. Rattansi beredeneert dat multiculturalisme steun biedt aan etnische minderheden en hun tradities om te overleven, maar als deze tradities vrouwen benadelen dan is multiculturalisme over het algemeen slecht voor vrouwen. Dit omdat door multiculturalisme moderne samenlevingen in aanraking komen met samenlevingen die vrouwen benadelen in de vorm van bijvoorbeeld polygamie of vrouwenbesnijdenis.37 Deze uiting van Rattansi is wat drastisch, maar het is zeker zo dat door immigratie de verhouding tussen mannen en vrouwen in verschillende culturen op scherp is gezet. Bracke en Fadil noemen geslacht een substantieel onderdeel van het ‘multiculturele debat’. De verhouding tussen mannen en vrouwen ligt volgens hen in het hart van waar cultuur over gaat.38 Hiermee bedoelen ze dat de verhouding tussen man en vrouw karakteristiek en kenmerkend is voor een cultuur en veel signalen geeft over het ‘soort’ cultuur waar je mee te maken hebt. De Mul signaleert dat vrouwen conventioneel worden gezien als de symbolische dragers van traditie en de staat.39 Wanneer we deze visie van De Mul overnemen en vrouwen als de belangrijke dragers van cultuur zien, betekent dit dat vrouwelijke migrantenschrijvers zeker een belangrijke rol kunnen spelen in het overbrengen van de moslimcultuur.

In Women’s Writing and Muslim Societies40 worden honderd werken van moslimvrouwen onder de loep genomen door Sharif Gemie. Een kanttekening bij dit werk is dat Gemie non-fictieve, Engelstalige werken bespreekt. Er zouden dus vraagtekens bij kunnen worden geplaatst hoe dit werk past binnen deze studie over moslimschrijfsters in de Nederlandstalige literatuur. Gemie heeft echter dusdanig interessante opvattingen over moslimschrijfsters, die ook kunnen worden toegepast op fictieve werken, dat haar werk hier toch als referentie wordt gebruikt. Gemie stelt dat vrouwen zeker iets van waarde in te brengen hebben in de discussie over de moslimcultuur. Daarnaast, zegt Gemie, schrijven moslimvrouwen anders dan mannen: ze schrijven als een individu in plaats van als een publiek figuur en laten meer privé-elementen zien dan mannen, die op een institutionele en politieke

36

Poel, Ieme van der. ‘Unlike(ly) Home(s): self-orientation and irony in Moroccan diasporic literature.’ The

Postcolonial Low Countries: Literature, Colonialism, Multiculturalism, (Lanham: Lexington Books, 2012), 221

37 Rattansi, Rattansi, Ali. Multiculturalism. A Very Short Introduction, (Oxford: Oxford University Press, 2011, 43 38

Bracke, Fadil. ‘“Is the Headscarf Oppressive or Emancipatory?” Field Notes on the Gendrification of the “Multicultural Debate”’ The Postcolonial Low Countries: Literature, Colonialism, Multiculturalism, (Lanham: Lexington Books, 2012), 78

39

Mul de, Sarah. Colonial Memory. Contemporary women’s travel writing in Britain and the Nedtherlands, (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2011), 35

40

(9)

9 manier schrijven.41 Het is een algemene aanname dat de vrouwelijke identiteit de auteur een bepaald inzicht geeft in de relaties tussen oost en west, dat verschilt van dat van mannen.42 Vanuit deze visie is dus zeker iets te zeggen voor de vrouwelijke migrantenschrijver en lijkt het interessant haar positie binnen het Nederlandse literaire veld te bekijken.

Gemie schrijft een aantal kenmerken specifiek toe aan literatuur die geschreven is door vrouwelijke moslims. Zo constateert hij dat het thema ‘reizen’ veel voorkomt.43 Vaak betreft het dan reizen terug naar het thuisland of juist naar het nieuwe land. Daarnaast schrijven alle schrijvende moslima’s een onderscheidende, positieve kwaliteit toe aan het vrouw-zijn.44 Bij werken van vrouwelijke schrijvers is het identiteitsprobleem, volgens Gemie, altijd nadrukkelijk aanwezig. Zo zegt hij dat het voor vrouwelijke auteurs lastig is om een functionerende ‘zelf’ te construeren omdat deze altijd in referentie tot de ‘ander’ (een dominante cultuur of een man) wordt gecreëerd. Daarnaast zijn moslimvrouwen vaak verdedigend en voorzichtig naar hun lezers toe bij het schrijven van een ‘zelf’ omdat hun publiek (vaak ‘de ander’) vaak openlijk vijandig, veeleisend en meestal slecht geïnformeerd is. Deze vrouwen zijn heel gevoelig voor hoe ze op anderen overkomen en kunnen hun gedrag en manier van schrijven hierop aanpassen.45 Het identiteitsprobleem dat hierboven al als belangrijk kenmerk van migrantenliteratuur werd genoemd, blijkt dus bij vrouwelijke auteurs sterker aanwezig dan bij mannen. Ondanks de onzekerheid van moslima’s met betrekking tot hun eigen cultuur en identiteit, komt in hun werk vaak kritiek op westerse standaarden voor. Zij uiten deze kritiek in de vorm van problemen met seksueel gedrag of het voorkomen van westerse vrouwen.46 Vaak wordt de open seksuele houding van westerse vrouwen en hun uitdagende uiterlijk door vrouwelijke migrantenschrijvers afgekeurd. Het laatste kenmerk dat Gemie noemt is dat vrouwelijke auteurs meer dan mannen schrijven over hoe de globalisering hun privéleven beïnvloedt en over hoe hun identiteiten veel complexer en rijker worden.47 Terwijl mannelijke auteurs het vaak zakelijk

houden met hun visie op het sociale debat rondom multiculturalisme, beschrijven vrouwelijke schrijvers hoe de ontwikkeling in de maatschappij hun privéleven beïnvloedt. Dit geeft de lezer unieke inzichten in het multiculturele debat. Lionnet zit met haar werk Postcolonial Representation op dezelfde lijn als Gemie. Volgens haar hebben vrouwelijke schrijvers die geëmigreerd zijn unieke inzichten in de grenszones van cultuur en kunnen hun romans gebruikt worden om culturele configuraties te begrijpen.48 Vrouwelijke migrantenauteurs hebben, zo blijkt uit zowel het werk van

Gemie als Lionnet, een unieke insteek die wezenlijk verschilt van die van mannen.

Lionnet ziet daarnaast ‘het lichaam’ als een belangrijk thema bij vrouwelijke schrijvers. In haar visie wordt het vrouwelijke lichaam gebruikt om conflicten die voortkomen uit het botsen van culturen te representeren. Hierin speelt het lichaam een belangrijke rol.49 Daarnaast ziet Lionnet het psychisch lijden van een vrouwelijke hoofdpersoon als een code voor het aan de kaak stellen van een verontrustende situatie, zoals problemen met culturele identiteit.50 In de visie van Lionnet wordt door de vrouwelijke schrijfsters zowel lichaam en geest gebruikt om problemen die voortkomen uit het botsen van culturen te beschrijven en te relativeren. Hierbij focussen schrijfsters vooral op seksuele, familiale en huiselijke structuren die een specifieke gedwongen orde, zoals die van verhouding tussen mannen en vrouwen, hooghouden. 51 Zo is het in de huiselijke structuur van een migrantengezin vaak zo dat de vrouw des huizes het sterkst vasthoudt aan haar eigen taal, de 41 Gemie, 2-3 42 Gemie, 18 43 Gemie, 10 44 Gemie, 17 45 Gemie, 44, 47, 51 46 Gemie, 99 47 Gemie, 103

48 Lionnet, Francoise. Postcolonial Representation. Women, Literature, Identity, (New York: Cornell University

(10)

10 moedertaal.52 Zo’n alledaags gegeven als welke taal er wordt gesproken binnen een gezin, is volgens De Mul zeer relevant wanneer een werk geanalyseerd wordt. In haar visie kan het alledaagse autoriteit structureren en niet-westerse gegevens in kaart brengen. Vrouwelijke schrijfsters bieden toegang tot aspecten van het alledaagse leven in niet-westerse culturen die niet toegankelijk zijn voor hun mannelijke wederhelften.53 Weer komt naar boven dat vrouwelijke auteurs een uniek inzicht in een cultuur kunnen verschaffen. Zoals de Mul zegt, houden vrouwen zich met de wereld bezig op een minder controlerende, meer flexibele en gevarieerde manier dan mannen.54 Een ander opvallend element dat Lionnet noemt is dat met name door Afrikaanse (dus Marokkaanse) schrijfsters eten wordt gebruikt om culturele identiteit te markeren.55

Uit de hierboven genoemde kenmerken van literatuur geschreven door vrouwelijke migranten is af te leiden dat die verschilt van literatuur geschreven door mannelijke migranten. Migrantenliteratuur geschreven door vrouwen biedt een ander inzicht in de multiculturele samenleving dan literatuur geschreven door mannen. De achtergrondliteratuur behandelt echter alleen Engelstalige werken en Gemie heeft het zelfs alleen over non-fictie. Daarom lijkt het mij interessant te kijken naar vrouwelijke moslimschrijfsters in het Nederlandse literaire klimaat. Een onderzoek naar vrouwelijke migrantenschrijvers en hun visie op de verhoudingen tussen twee culturen kan nieuwe inzichten bieden die verschillen van soortgelijk onderzoek naar werk van hun mannelijke collega’s.

Onderzoeksvraag

Uit de gegevens uit de hierboven beschreven achtergrondliteratuur, heb ik de volgende onderzoeksvraag geconstrueerd. Ik ga een casestudy doen met een analyse van de werken van twee migrantenschrijfsters in Nederland en Vlaanderen.

Op welke wijze geven Hülya Cigdem en Rachida Lamrabet de verhoudingen tussen twee culturen weer in hun werk en welke rol speelt gender hierbij?

Hülya Cigdem is een Turkse schrijfster en migrant van de eerste generatie die woont in Nederland en schrijft in het Nederlands. Haar debuutroman De importbruid verscheen in 2008 en haar tweede roman De val van Mehmet kwam uit in 2014. Rachida Lamrabet is een Marokkaanse schrijfster, ze behoort tot de tweede generatie van immigranten, schrijft in het Nederlands en woont in België (Vlaanderen). Haar debuutroman Vrouwland verscheen in 2009 en haar tweede roman De man die niet begraven wilde worden dateert uit 2011. Ik zal ook haar verhalenbundel Een kind van God bij mijn analyse betrekken. Ik heb deze vrouwen gekozen omdat ze redelijk kort actief zijn in het Vlaamse en Nederlandse literaire veld, met hun debuutromans in 2008 en 2009. Via deze casussen hoop ik enkele contemporaine tendensen in het nadenken over de relatie tussen literatuur, interculturele relaties en gender in Nederland en Vlaanderen bloot te leggen.

52

Dorren, Gaston. Nieuwe tongen. De talen van migranten in Nederland en Vlaanderen, (Den Haag: Sdu Uitgevers, 1999), 264

53 De Mul, Sarah. Colonial Memory. Contemporary women’s travel writing in Britain and the Nedtherlands,

(Amsterdam: Amsterdam University Press, 2011), 109

54

De Mul, 116

55

(11)

11

Methode

Deze masterscriptie behandelt de onderzoeksvraag: ‘Op welke wijze geven Hülya Cigdem en Rachida Lamrabet de verhoudingen tussen twee culturen weer in hun werk en welke rol speelt gender hierbij?’ De werken die geanalyseerd worden zijn De Importbruid en De val van Mehmet van Hülya Cigdem en Vrouwland, Een kind van God en De man die niet begraven wilde worden van Rachida Lamrabet. Er zal gekeken worden naar hoe de schrijfsters in hun romans de verhoudingen tussen ‘hun allochtone cultuur’ en ‘de Nederlandse en Vlaamse cultuur’ weergeven.

De aanduiding van de verhouding tussen twee culturen kan in romans op verschillende manieren gebeuren. Ik zal dit in de werken van Cigdem en Lamrabet analyseren aan de hand van de twee belangrijkste kenmerken van migrantenliteratuur die eerder zijn genoemd, namelijk het gebruik van ‘othering’ en het identiteitsprobleem. Daarnaast zal ook de rol van gender in de geanalyseerde werken worden besproken. Die hoofdvragen kunnen in deelvragen worden opgesplitst:

- Op welke manier worden de verhoudingen tussen ‘de allochtone cultuur’ en ‘de Nederlandse/Vlaamse cultuur’ weergegeven door de vertellers en focalisatoren en weerspiegeld in de bewustzijnsweergave van personages en welke technieken van ‘othering’ worden daarbij gebruikt?

- Welke rol speelt gender in het werk van Hülya Cigdem en Rachida Lamrabet en de manier waarop de verhoudingen tussen ‘de allochtone cultuur’ en ‘de Nederlandse/Vlaamse cultuur’ worden weergegeven in hun werk?

- Welke rol speelt het identiteitsprobleem in de werken van Hülya Cigdem en Rachida Lamrabet en hoe is dit gerelateerd aan de verhoudingen tussen ‘de allochtone cultuur’ en ‘de Nederlandse/Vlaamse cultuur’?

- Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen tussen Cigdem en Lamrabet in de manier waarop ze de verhoudingen tussen ‘de allochtone cultuur’ en ‘de Nederlandse/Vlaamse cultuur’ weergeven en de rol die gender hierin speelt?

Het fenomeen van ‘othering’ is in de inleiding van deze scriptie al besproken en er is uitgelegd waarom het zo’n grote rol speelt in migrantenliteratuur. Voor ‘othering’ werd in de inleiding de definitie van Meijer gebruikt, die het een literaire strategie noemt waarbij ‘de ander’ op een vervreemdende en ‘tot ander makende’ manier beschreven wordt.56 Zoals eerder is aangegeven, wordt ‘othering’ in migrantenliteratuur gebruikt om verschillen in klasse en ras te benadrukken en is het een middel om bij de lezer een bewustzijn tot stand te brengen dat de schrijver leeft en schrijft tussen verschillende tradities en culturele werelden.57 Een analyse van strategieën van ‘othering’ lijkt het geschikte middel om na te gaan hoe Cigdem en Lamrabet de verhoudingen tussen twee culturen weergeven in hun werk. Voor deze techniek is het van belang wie de focalisatoren zijn en wie het gefocaliseerde object is, dus wie er iemand als ‘de ander’ classificeert. ‘Othering’ gaat niet alleen om de representatie van ‘de ander’, maar ook om de stem van degene die iemand als ‘de ander’ bestempelt. Niet alleen het subject van ‘othering’ maar ook het medium waardoor dit gebeurt zijn relevant voor het proces.58 Daarom zal er bij het analyseren van de romans als eerste gekeken

56

Meijer, Maaike. In tekst gevat. Inleiding tot een kritiek van representatie, (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006), 131

57

Lionnet, Francoise. Postcolonial Representation. Women, Literature, Identity, (New York: Cornell University Press, 1995), 26

58

(12)

12 worden naar welke personen focaliseren bij ‘othering’ en welke personen fungeren als gefocaliseerd object. Ook wanneer er door personages van een bepaalde afkomst niet wordt gefocaliseerd, kan dat iets zeggen over de verhoudingen tussen twee culturen. Wordt ‘othering’ alleen gebruikt door een bepaalde groep mensen van dezelfde cultuur en is dit dan de autochtone of de allochtone groep? Of wordt vanuit beide culturen naar de andere cultuur gekeken als ‘de ander’? Er wordt met name onderzocht hoe ‘othering’ wordt gebruikt door de vertellers en focalisatoren. Onder deze vertellers vallen zowel de heterodiegetische vertellers als de vertellers die ook als personages in het boek voorkomen. Daarnaast zal er gekeken worden naar personages die niet focaliseren. Dit omdat niet alleen de verteller en focalisatoren, maar ook andere personages een belangrijk inzicht in de verhoudingen tussen ‘de islam’ en ‘de westerse samenleving’ kunnen hebben. Dit zijn personages die sprekend en soms zelfs denkend worden opgevoerd in de directe of indirecte rede en daarbij ‘othering’ gebruiken. Zij focaliseren zelf niet, maar de verteller geeft ze wel een stem. De verteller geeft in een vorm afgeleid van de indirecte rede de gedachte of het bewustzijn van een personage of groep weer, terwijl hij zelf de focalisator blijft. Het is belangrijk hierbij te beseffen dat de informatie die hier wordt gegeven gekleurd is door de blik van de verteller of focalisator. Het volgende citaat is hier een voorbeeld van in De val van Mehmet, waarbij de verteller het Nederlandse volk een stem geeft: “We zijn in Nederland verdomme, hier hóórt geen moskee.’ Sommigen grapten dat het ontwerp voor het gebouw beter zou passen bij de Efteling, die tien kilometer verderop lag, tussen de sprookjesfiguren waar Allah er volgens hen ook één was.’59 Een ander voorbeeld, uit hetzelfde werk, waarbij een stem wordt gegeven aan de pensionhoudster, Ingrid: “Turken,’ had pensionhoudster Ingrid hoofdschuddend gezegd toen ze met man en macht alles op de auto probeerden te krijgen.’60 Zonder dat er hier door de personages wordt gefocaliseerd, kan er toch gesproken worden van ‘othering’ omdat deze personages sprekend of denkend worden opgevoerd. Bij de analyse moet echter wel rekening gehouden worden met het feit dat deze informatie door de verteller gekleurd is. Er is er voor gekozen om bij het ‘othering’ vooral te focussen op de partijen die bij dit proces betrokken zijn in plaats van op de inhoud van het anders-zijn. Dit omdat ‘othering’ zo veelvuldig voorkomt in migrantenliteratuur, dat een systematische bespreking van de inhoud van al die ‘othering’ een zekere redundantie heeft en tot onoverzichtelijkheid kan leiden. Daarom wordt er vooral gekeken vanuit welke cultuur er naar welke cultuur wordt gekeken als ‘de ander’ en dit te illustreren met enkele voorbeelden.

Bij de analyse van gender in de werken van Cigdem en Lamrabet zal ten eerste gekeken worden naar het geslacht van het hoofdpersonage/de hoofdpersonages en wat hun visie op gender is. Het is namelijk erg van belang of de lezer het verhaal te zien krijgt door vrouwelijke ogen, door mannelijke ogen of door allebei. Dat kleurt al direct het beeld van gender. Er zal bepaald worden wat de visie van de personages op de man/vrouw-verhouding in de twee culturen waartussen zij leven is. Bijvoorbeeld naar hoe vrouwen in de roman worden behandeld ten opzichte van mannen en wat de mening van de personages daarover is. Het is interessant om te kijken of een werk hier een eenduidig beeld over geeft of dat de kwestie van gender van meerdere kanten wordt belicht. Daarnaast wordt er terug gegrepen op de kenmerken van literatuur geschreven door moslimschrijfsters die genoemd zijn in de inleiding en of deze terug komen in de geanalyseerde werken. Tenslotte wordt hieruit afgeleid welke visie op gender het werk in zijn geheel uitdraagt.

59

Cigdem, Hülya. De val van Mehmet. Utrecht: De Arbeiderspers, 2014, 22

(13)

13 Als laatste worden de identiteitsproblemen in de roman geanalyseerd. Deze zijn vaak overduidelijke aanwezig in migrantenliteratuur en vooral bij werken geschreven door moslimschrijfsters. In de inleiding is duidelijk geworden dat het identiteitsprobleem vaak wordt veroorzaakt door de kloof die ontstaat door de confrontatie tussen twee culturen die de “in-between’-space’ wordt genoemd.61 Wanneer een auteur zich in deze “in-between’-space’ bevindt, kan dit identiteitsproblemen veroorzaken. Deze identiteitsproblemen kunnen zich zowel manifesteren in de personages in een werk als in de persoon van de auteur zelf. Voor dit onderzoek is er gekozen om te focussen op de personages en niet op de persoon van de auteur. In de narratologie is ‘identiteit’ een complex begrip waar moeilijk een eenduidige definitie voor te vinden is. Zo’n definitie te geven is ook niet het doel hier, het gaat erom hoe ‘identiteit’ narratief gestalte krijgt en dus welke narratieve elementen identiteitsproblemen kunnen aanduiden. In de visie van Fludernik bestaat een autonome, eigen identiteit niet. Zij stelt dat de identiteit van een personage geconstitueerd wordt door de wisselwerking met andere personages in een sociale context van bijvoorbeeld familie, werk, studie, vrije tijd enz.62 Zij neemt de visie van Jacques Lacan over die zegt:

‘we see ourselves as other and as others see us.’63 De identiteit van een personage is, binnen deze theorie, niet een op zichzelf staand iets, maar iets wat afhankelijk is van andere personages. In deze zin kan dus gezegd worden dat identiteit de relatie van de ‘ik’ tot de ‘ander’ is. Ook Palmer bevestigt, vanuit een heel ander perspectief, dat het moeilijk is voor mensen om gewoon zichzelf te zijn in een sociale setting.64 In zijn werk benadrukt hij hoe belangrijk groepen en het groepsdenken zijn voor de identiteit van een personage. Een personage kan alleen volledig begrepen worden wanneer er naar hem/haar wordt gekeken als een element in een complex sociaal netwerk.65 De identiteitsproblemen van personages in migrantenliteratuur worden vaak veroorzaakt omdat deze personages, vaak net als de auteur zelf, zich in de “in-between’-space’ tussen twee culturen bevinden. Om deze identiteitsproblemen bloot te leggen wil ik een deel van het complexe sociale netwerk van de twee culturen waartussen personages zich bevinden ontrafelen. Dit kan gedaan worden door de groepen en het groepsdenken van een roman in kaart te brengen. Daarom wordt van elk werk de positie bepaald van het belangrijkste personage of meerdere belangrijke personages binnen dit groepsdenken. Hierbij wordt de narratologische definitie van Palmer van een groep aangehouden, namelijk: ‘any aggregate of characters, including a pair and even including people who may not be particularly close but who are, for however short a period, thinking intermentally.’66 De identiteitsproblemen van de hoofdpersoon worden veroorzaakt omdat hij/zij zich in een “in-between’-space’ bevindt tussen culturen, tussen groepen. Het narratologisch in kaart brengen van de samenstelling en wisselwerking tussen deze groepen en de positie van de hoofdpersoon hierin, kan verduidelijkend zijn voor zijn/haar problemen met identiteit.

In dit onderzoek zal ik in eerste instantie de vijf werken individueel bespreken aan de hand van de deelvragen. Vanuit deze analyse zal ik de overstap proberen te maken van de visies van de individuele personages in de werken naar de visies die de werken als geheel proberen over te dragen. Er zal bij de analyse van de individuele werken ook aandacht worden besteed aan de

61 Moenander, Sjoerd-Jeroen. Verdorven grensplaatsen. Ontmoetingen tussen moslims en niet-moslims in de

Nederlandse literatuur (1900-2005). (Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 2012), 113

62

Fludernik, Monika. ‘Identity/alterity’ The Cambridge Companion to Narrative, (Cambridge: The Cambridge University Press, 2015), 261

63

Fludernik, 261

64

Palmer, Alan. Social Minds in the Novel, (Columbus: Ohio State University Press, 2010), 42

65

Palmer, 63

(14)
(15)

15

Hülya Cigdem

Hülya Cigdem (1975) is een Nederlandse schrijfster van Turkse afkomst. Ze kwam op vijftienjarige leeftijd naar Nederland voor haar huwelijk met een Turkse man uit Tilburg. Ze trok in bij haar schoonfamilie en werkte in naaiateliers. Ondertussen volgde ze een avondcursus Nederlands bij een buurthuis. Later voltooide ze de deeltijdstudie journalistiek. In 2008 debuteerde ze met de autobiografische roman De Importbruid. In 2014 kwam haar tweede roman uit, De val van Mehmet. Naast schrijfster is Cigdem ook journalist. Ze heeft gewerkt bij nrc.next, het Brabants Dagblad en de Nieuwe Revu. Daarnaast was ze redacteur voor de programma’s Dichtbij Nederland en De Halve Maan. In Cigdems romans staat het leven tussen twee culturen centraal. In haar beide romans worden de verschillen tussen de Nederlandse en de Turkse cultuur, maar ook binnen de Turkse cultuur, uiteen gezet door een beschrijving van dagelijkse gezinsleven. Beide romans spelen zich af in Tilburg, de woonplaats van Cigdem, en in Turkije.

§1 De Importbruid

De Importbruid is het verhaal van Rüya, die op haar vijftiende als importbruid van Turkije naar Nederland wordt gehaald. Rüya is in eerste instantie dolgelukkig met haar verloving met Kaan en kan niet wachten om aan de druk van haar veeleisende moeder te ontsnappen en een nieuw leven te beginnen bij de moderne familie van Kaan in Nederland. In Nederland blijven Rüya en Kaan bij Kaans ouders wonen in Tilburg, samen met zijn zus Jasmijn, zijn broer Ilker en Ilkers vrouw Emel. Rüya ontdekt al snel dat haar idealistische beeld van Nederland een waanbeeld was. Ze kent, buiten Kaan en zijn familie, niemand in Nederland en haar schoonmoeder blijkt even erg als haar eigen moeder, zo niet erger. Buiten haar taken in het huishouden en haar werk in het naaiatelier heeft Rüya niet veel om handen en ze voelt zich een gevangene van haar schoonmoeder. Ze wil het liefst ontsnappen, maar teruggaan naar haar ouders is geen optie. Kaan is het enige lichtpunt in haar leven en ze is gek op hem. Zelfs de komst van haar dochtertje, een jaar na haar aankomst in Nederland, kan haar niet verblijden. Haar schoonmoeder neemt de volledige zorg voor Gül op zich. Rüya besluit dat ze Nederlands wil leren en gaat naar school. Ze ontplooit zichzelf hierdoor en zet vraagtekens bij kwesties die eerder vanzelfsprekend waren. Ze probeert steeds meer onder het juk van haar schoonmoeder uit te komen en verzet zich tegen de regels in het gezin en tegen Turkse tradities. Hoe meer Rüya zich echter verzet tegen haar schoonfamilie, hoe meer weerstand ze krijgt van Kaan. Hun band verslechtert. Na haar school krijgt Rüya een baan aangeboden en deze neemt ze met beide handen aan. Op haar werk ontwikkelt ze zich tot een westerse, moderne vrouw en leert ze veel van de westerse en Nederlandse samenleving. Vooral met collega Dennis krijgt ze een bijzondere band en met hem voert ze talloze discussies over de, al dan niet mislukte, integratie van Turken en Marokkanen in Nederland. Kaan kan niet omgaan met de nieuwe, moderne houding van Rüya en hij heeft steeds meer kritiek op haar en wordt bezitteriger. Dit leidt ertoe dat hij haar, in het laatste hoofdstuk, recht in de armen van Dennis drijft.

(16)

16 Turks en een vrouw, terwijl Moncif uit De man die niet begraven wilde worden Marokkaans is en een man. Daarnaast is Rüya een betrouwbaardere verteller dan Moncif en maakt zij een positieve ontwikkeling door, in tegenstelling tot Moncif met wie het alleen maar bergafwaarts gaat. Daarnaast geeft het autobiografische element Rüya’s verhaal een extra lading die in Lamrabets werk niet aanwezig is.

§1.1 Technieken van ‘othering’

Dit werk geeft veel verschillen weer tussen de Turkse en de Nederlandse cultuur en behandelt de problematiek van de integratie in Nederland uitgebreid. In deze paragraaf wordt besproken welke technieken van ‘othering’ worden gebruikt door de verteller, de focalisatoren en in de bewustzijnsweergave van andere personages. Wie de verteller is, wie er focaliseren en van welke personages het bewustzijn wordt weergegeven (of van welke juist niet) is veelzeggend over de visie tussen twee culturen die wordt uitgedragen door het werk.

Zoals hierboven al is verteld, is Rüya de enige focalisator. De verteller in deze roman is de oudere Rüya. Zij vertelt het verhaal van haar jeugd aan de lezer en laat hem of haar meekijken met de jonge Rüya, het hoofdpersonage. Deze roman is in de ik-vorm geschreven. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de oudere Rüya die vertelt en boven het verhaal staat en de jongere Rüya die het verhaal beleeft. Zij focaliseren beiden in deze roman en om een focalisatie goed te kunnen interpreteren, is het van belang dat het duidelijk is of de oudere ‘vertellende’ Rüya de gebeurtenissen ziet of de jongere ‘belevende’ Rüya. Deze focalisaties wisselen elkaar snel af, zoals duidelijk wordt in het volgende citaat waarin Rüya het heeft over haar collega Dennis: ‘Zo blij is hij dat hij van alles op de wereld op de hoogte is en over alles een mening heeft. Zoals een Nederlander betaamt, leer ik later.’67 De eerste zin is een focalisatie van de jonge Rüya, maar bij de tweede zin valt de vertellende, oudere Rüya in om te laten weten dat ze een ontwikkeling heeft doorgemaakt en nu beseft dat Dennis een ‘gewone Nederlander’ is. Dat Rüya de enige focalisator is, betekent dat er bij ‘othering’ altijd vanuit een Turks perspectief wordt gefocaliseerd. Toch is de visie op de twee culturen in De Importbruid niet eenzijdig en is ‘de Nederlander’ niet altijd het gefocaliseerde object. Dit omdat Rüya in deze roman een grote ontwikkeling doormaakt, iets waar verder op zal worden ingegaan in de paragraaf over identiteitsproblemen. Door de ontwikkeling die Rüya doormaakt, is het beeld van ‘de Turk’ en ‘de Nederlander’ en hoe zij zich tot elkaar verhouden niet zwart-wit, maar merkt de lezer dat er ook binnen deze culturen veel gradaties bestaan. Wanneer Rüya net in Nederland komt maakt zij onderscheid tussen Nederlanders, Turken die wonen in Turkije en Nederlandse Turken. Gedurende de roman wordt duidelijk dat er ook binnen de groep Nederlandse Turken gradaties zijn, want niet alle Nederlandse Turken zijn even goed geïntegreerd. Rüya begint als slecht geïntegreerde importbruid die opkijkt tegen elke Turk die al langer in Nederland woont, maar zij ontwikkelt zich steeds verder en maakt gebruikt van wat de Nederlandse samenleving haar te bieden heeft. Hierdoor functioneert zij al snel beter in de Nederlandse maatschappij dan haar Turkse schoonfamilie, met name haar schoonouders. (Allochtonen van de tweede generatie passen zich vaak beter aan aan de maatschappij in het nieuwe land en dit zorgt vaak voor frictie met hun ouders, die meestal meer vasthouden aan de cultuur van het thuisland. Dit is een veel voorkomend probleem in migrantenliteratuur dat ook in De val van Mehmet duidelijk naar voren komt.) Daarnaast focaliseert vaak de oudere, vertellende Rüya die zich heeft ontwikkeld tot een zelfstandige, westerse vrouw. Wanneer Rüya technieken van ‘othering’ gebruikt, is dus niet altijd de Nederlander het

(17)

17 gefocaliseerde object. Soms is dit de Turk die woont in Turkije, soms de Nederlandse Turk en soms de Nederlander.

Ondanks dat Rüya de enige focalisator is, worden er meerdere personages sprekend of denkend opgevoerd, zoals Kaan, Rüya’s ouders en schoonouders, Jasmijn, Emel, Ilker, Naciye, Rüya’s docent Esther, haar collega’s Dennis en Marjolein en vele anderen. Rüya is de hoofdpersoon en de enige focalisator dus haar visie op de verhouding tussen de twee culturen is het meest bepalend voor de visie die het werk in zijn geheel uitdraagt. Toch is het ook interessant naar de bewustzijnsweergave van de andere personages te kijken. Hun mening wordt enkel weergegeven in de directe rede, wanneer zij iets zeggen. Hierdoor wordt een inzicht verkregen in zowel Turkse als Nederlandse personages. Wanneer de mening van deze personages wordt verkondigd, is deze vaak veel minder genuanceerd dan die van Rüya. Dit is logisch want Rüya is de focalisator en de verteller en de lezer kijkt met al haar gedachten mee. Wanneer een ander personage spreekt, waar de lezer de gedachten niet van weet, heeft hij of zij veel minder achtergrondinformatie om deze uitspraak in context te plaatsen. Als deze personages technieken van ‘othering’ gebruiken is het vaak zo dat wanneer een Nederlander aan het woord is ‘de Turk’ de ander is en wanneer de Turk aan het woord is ‘de Nederlander’ de ander is. Er zijn meer Turkse personages die ‘othering’ gebruiken dan Nederlandse. Dit komt omdat er in de roman meer Turkse personages voorkomen dan Nederlandse, al verschuift dit tegen het einde van het boek. Het is nodig op te merken dat wanneer deze personages sprekend worden opgevoerd, dit wordt gedaan door de verteller en dus door Rüya. Rüya kleurt als verteller deze uitspraken en er kunnen vraagtekens gezet worden bij de betrouwbaarheid ervan.

In De Importbruid wordt vaak het verschil tussen de Nederlandse en de Turkse taal benadrukt. Dit is in de inleiding al genoemd als een belangrijk kenmerk van ‘othering’. Er komen veel Turkse woorden voor, die cursief worden gedrukt, iets wat Gouda bestempelt als een voorbeeld van ‘othering.’68 Niet alleen op die manier wordt het verschil in taal benadrukt, maar ook door de nadruk te leggen op namen. Hoe vreemd Turkse namen zijn voor Nederlanders en andersom. Zo zegt Rüya over de naam ‘Peer’, een collega van Kaan: ‘Hij heet Peter. Zijn naam is Amrut in het Turks, weet ik van Kaan. Een stuk fruit! Dat doe je je kind toch niet aan?’69 Wanneer Rüya Nederlands leert, wordt benadrukt hoe verschillend het Turks en het Nederlands zijn en hoe moeilijk het is om Nederlands te leren. Wanneer er vanuit Rüya gefocaliseerd wordt over taal is de Turkse taal overduidelijk haar eigen taal en wordt de Nederlandse taal tot ‘anders’ bestempeld. Naast taal zijn in de inleiding het creëren van polariteit tussen wit en gekleurd en het dragen of gebruiken van ongebruikelijke versieringen en aankleding genoemd als voorbeelden van ‘othering’. In De Importbruid worden Nederlanders als ‘anders’ geprojecteerd door wat zij dragen. Door het verschil in kledingstijl van de Turken en de Nederlanders wordt er polariteit tussen wit en gekleurd gecreëerd. Op haar bruiloft is Rüya bijvoorbeeld geschokt over hoe een Nederlandse vrouw gekleed is: ‘Raar zijn die Nederlanders. Je gaat toch niet in een spijkerbroek naar een bruiloft?’70 En over Nederlandse meisjes zegt ze: ‘Ik zie ze weleens in groepjes van twee of drie, giechelend in hun kleinste rokjes en topjes, en ze deinzen er niet voor terug om de jongens uitdagend aan te kijken.’71 Dit is een enkel voorbeeld van hoe de verschillen in kleding en eten duidelijk worden gemaakt in de roman. Eten speelt een grote rol in

68 Gouda, ‘Postcolonial Studies in the Context of the ‘Diasporic’ Netherlands’ The Postcolonial Low Countries:

Literature, Colonialism, Multiculturalism, (Lanham: Lexington Books, 2012), 371

69

Cigdem, Hülya, De importbruid. (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2008), 34

70

Cigdem, 15

(18)

18 deze roman en dat bevestigt het standpunt van Lionnet dat vrouwelijke moslimschrijfsters eten gebruiken om culturele identiteit te markeren.72 Het verschil tussen de Nederlandse en de Turkse keuken komt duidelijk naar boven als Rüya net is bevallen van haar dochter: ‘Een kraamverzorgster brengt beschuit met roze muisjes rond. ‘Dat doen ze hier na een geboorte,’ legt Emel uit. ‘Lekker makkelijk,’ zeg ik. ‘Wíj sloven ons uit met zelfgemaakte koekjes en broodjes.’73 Dit zijn slechts enkele voorbeelden die al in de inleiding zijn genoemd van hoe met ‘othering’ steeds opnieuw de verhoudingen tussen de Turkse en Nederlandse cultuur worden weergegeven. Meijer noemt een stereotiepe verhouding tussen mannen en vrouwen ook een kenmerk van ‘othering’ en hier zal uitgebreid op worden ingegaan in de volgende paragraaf over gender. Er kan wel al aangestipt worden dat in De Importbruid duidelijk wordt dat er tussen de Nederlandse en de Turkse cultuur grote verschillen bestaan in de visie op het huwelijk en de rol van de vrouw daarin.

Er zijn ook andere voorbeelden waarmee de verschillen tussen culturen worden aangeduid. Zo wordt er nadruk gelegd op hoe anders de twee landen eruit zien, denk aan het soort huizen dat er staat, de inrichting van de huizen, geasfalteerde wegen en het hebben van voorzieningen als vuilnisbakken. Een ander groot verschil dat een aantal keer aan bod komt is dat van medische zorg. Zo snappen de Nederlandse verpleegsters Rüya’s angst voor kwade geesten niet, terwijl het in Turkije algemeen bekend is dat een vrouw de eerste veertig dagen na de bevalling extra vatbaar is voor djinns. Na haar zelfmoordpoging wil Rüya’s arts Rüya een behandeling geven volgens Nederlandse gewoonte. Rüya neemt het hem niet kwalijk dat dit voor haar niet gaat werken, want ‘Hij kent onze cultuur niet.’74 Cultuurverschillen kunnen blijkbaar zo groot zijn, dat het de medische zorg belemmert. Een ander element dat relevant is, is dat de Turkse gemeenschap in Nederland steeds als een hechte groep wordt beschreven. Er wordt steeds gesproken van ‘Turks Tilburg’ alsof het een afgezonderde stad is. En het lijkt ook bijna een afgezonderde, aparte stad door de manier waarop Rüya beschrijft hoe de Turken leven, zonder invloed van Nederlanders en nauwelijks Nederlands sprekend.

In de laatste twee à drie hoofdstukken nemen de technieken van ‘othering’ die worden gebruikt een andere wending. Hiervoor focaliseerde Rüya vooral nog als Turk en was de Nederlander ‘de Ander’, maar in de laatste hoofdstukken treedt de ontwikkeling in die al eerder is genoemd. Het ‘wij’ versus ‘zij’ waarmee de roman doorspekt is, krijgt dan meer inhoud. Het gaat niet meer om eenvoudige dingen als taal, kleding of hoe men kinderen opvoedt, maar het integratiedebat komt ter sprake. Rüya heeft met haar collega Dennis lange discussies over wat het betekent Turk te zijn. Met name na 11 september en de moord op Pim Fortuyn raakt Rüya erg betrokken bij deze kwestie en verandert haar mening hierover. Dennis’ mening over Turken in Nederland: ‘Ze doen hun best de schuld- en schaamtecultuur te bewaren. Dat is het enige wat ze nog hebben van het vaderland. Daarmee onderscheiden ze zich van de rest.’75 Rüya’s visie op de Turkse gemeenschap in Nederland na de moord op Pim Fortuyn is als volgt: ‘We beseffen weer hoe kwetsbaar onze positie is… Er zijn weinig Turken van mijn generatie die positief over Nederland en Nederlanders denken… Ze zijn gefrustreerd en verbitterd omdat ze zich dubbel moeten bewijzen, zonder ooit even ver te zullen komen als hun autochtone collega’s.’76 In deze gesprekken tussen Rüya en Dennis vertolkt Dennis de

72

Lionnet, Francoise, Postcolonial Representation. Women, Literature, Identity, (New York: Cornell University Press, 1995), 43

73

Cigdem, Hülya, De importbruid. (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2008), 136

74

Cigdem, 204

75

Cigdem, 287

(19)

19 stem van de (weldoordachte, hoogopgeleide) Nederlander. Rüya neemt een meer genuanceerde houding in dan die van ‘de Turk’ zoals we die eerder zagen. Ze denkt goed na over de kwestie en beseft dat de fouten zowel bij de Nederlanders als bij de Turken liggen. Deze laatste hoofdstukken brengen een nuancering aan in de technieken van ‘othering’ die tot dan toe in het werk zijn gebruikt. Er wordt in De Importbruid niet alleen ‘othering’ gebruikt om het verschil tussen Nederlanders en Turken te benadrukken. Ook verschillen tussen Turken onderling en met name tussen Turken die wonen in Turkije en Nederlandse Turken worden benadrukt. Daardoor is het niet altijd makkelijk een verschil tussen ‘wij’ en ‘zij’, ‘de Turken’ en ‘de Nederlanders’ aan te brengen. Ondanks de vele vormen van ‘othering’ die hierboven zijn besproken, ontstaat er geen duidelijk, zwart-wit ‘wij’- en ‘zij’-beeld. Het beeld is genuanceerder en onderverdeeld in weer allerlei kleinere groepen. Vooral als Rüya zich meer ontwikkelt en zich gaat verdiepen in het integratiedebat, worden haar focalisaties minder eenduidig gekleurd en geeft de roman een meer genuanceerd beeld van de migratiekwestie dan in het begin.

§1.2 Gender

In deze paragraaf wordt de behandeling van gender in De Importbruid besproken, waarbij de focus vooral wordt gelegd op de verhouding tussen mannen en vrouwen in de roman. De stereotiepe verdeling tussen mannen en vrouwen wordt door Meijer genoemd als een belangrijk kenmerk van ‘othering’. Zoals eerder reeds gezegd situeert de verhouding tussen mannen en vrouwen zich volgens Bracke en Fadil in het hart van een cultuur.77 Dat de roman geschreven is door een vrouwelijke schrijfster en wat dit voor het werk kan betekenen, is uitgebreid in de inleiding besproken. In deze paragraaf zal bekeken worden of de kenmerken die Lionnet en Gemie achten voor vrouwelijke auteurs ook daadwerkelijk in De Importbruid terug zijn te vinden.

Door Cigdem wordt eten in ieder geval gebruikt om culturele identiteit te markeren, wat volgens Lionet een veel voorkomend onderwerp is bij vrouwelijke auteurs.78 In de vorige paragraaf is al beschreven hoe er steeds verwijzingen worden gemaakt naar Turks eten en hoe Rüya dat met thuis associeert. Daarnaast reist Rüya een aantal keer terug naar het thuisland, een thema dat volgens Gemie veel voorkomt bij moslimschrijfsters. 79 Tenslotte noemt zowel Lionnet als Gemie het ‘identiteitsprobleem’ als een belangrijk kenmerk in werken van vrouwelijke (moslim-)schrijvers. Hoe het identiteitsprobleem in deze roman vorm krijgt, wordt besproken in de volgende paragraaf. Gemie stelt dat vrouwen echt als een individu schrijven en veel privé-elementen laten zien.80 Hiermee wordt bedoeld dat het verhaal verteld wordt door dagelijkse dingen uit vooral het gezinsleven en uit een privésfeer te beschreven. Dit is bij dit werk van Cigdem zeker het geval, het grootste gedeelte van het verhaal speelt zich af binnen de vier muren en de privésfeer van het huis van de schoonfamilie van Rüya. Een ander kenmerk dat door Gemie wordt toegeschreven aan vrouwelijke moslimschrijfster en tot uiting komt in deze roman is dat het vrouw-zijn als positief wordt gewaardeerd. Dit manifesteert zich in de roman door de ontwikkeling die Rüya doormaakt naar een onafhankelijke, westerse vrouw die zich eindelijk durft af te zetten tegen de onderdrukking

77 Bracke, Fadil, ‘“Is the Headscarf Oppressive or Emancipatory?” Field notes on te Gendrification of the

“Multicultural Debate”’ The Postcolonial Low Countries: Literature, Colonialism, Multiculturalism, (Lanham: Lexington Books, 2012), 78

78 Lionnet Francoise. Postcolonial Representation. Women, Literature, Identity, (New York: Cornell University

Press, 1995), 43

79

Gemie. Sharif, Women’s writing and muslim societies. The search for dialogue, 1920-present, (Cardiff: University of Wales Press, 2012), 10

(20)

20 van de vrouw die hoort bij de Turkse cultuur. Rüya’s ontwikkeling in De Importbruid lijkt het schoolvoorbeeld van hoe vrouwelijke auteurs schrijven over hoe globalisering het privéleven van hun personages beïnvloedt en over hoe hun identiteiten hierdoor veel complexer en rijker worden.81 Wanneer Rüya zich ontwikkelt, verandert haar mening over de open seksuele houding van westerse vrouwen en hun uitdagende uiterlijk. Die wordt, zo stelt Gemie, in werken van vrouwelijke migrantenschrijvers meestal afgekeurd. Rüya keurt die in het begin ook af, maar later is ze haast jaloers op deze houding van de Nederlandse dames. Zo zegt ze over een advertentie van lingerie waarin een vrouw in een pikant setje staat afgebeeld: ‘Twee jaar geleden zou ik haar een hoer hebben gevonden. Nu wil ik ook zo’n setje.’82 In De importbruid focust Cigdem vooral op seksuele, familiale en huiselijke structuren die een specifieke gedwongen orde, zoals die van de verhouding tussen mannen en vrouwen, hooghouden, precies zoals Lionnet zegt dat moslimschrijfsters doen.83 Uit de bovenstaande voorbeelden is af te leiden dat deze roman van Cigdem vele kenmerken bevat die door Lionnet en Gemie aan romans van migrantenschrijfsters worden toegeschreven.

Een belangrijk gegeven, wanneer het gaat over gender in De Importbruid, is dat de lezer het verhaal door twee paar vrouwelijke ogen te zien krijgt. Rüya is zowel de verteller van het verhaal als het hoofdpersonage, de belevende ‘ik’. Het is belangrijk bij de analyse van de weergave van de man/vrouw-verhouding in De Importbruid dit gegeven in het achterhoofd te houden, vooral aangezien Rüya (de oudere vertellende Rüya en de jongere, belevende Rüya) de enige focalisator is. Ondanks dat de lezer het verhaal alleen door vrouwelijke ogen kijkt, is het beeld van gender dat in deze roman wordt gegeven niet volledig eenzijdig. Wanneer andere personages sprekend of denkend worden opgevouerd, komen er andere visies op deze verhouding voor. Rüya vertelt over hoe andere mensen, zowel Turken als Nederlanders, de man/vrouw-verhouding zien. Daarnaast verandert Rüya’s visie op gender in de roman. Ondanks het feit dat een vrouw de enige focalisator is, is het beeld op de man/vrouw-verhouding daardoor polyfoon en enigszins complex.

Het is interessant om na te gaan hoe er in de roman naar de traditionele Turkse man/vrouw-verhouding wordt gekeken. Er wordt veel vermelding gemaakt van hoe men in de Turkse cultuur tegen gender aankijkt. Uit deze roman blijkt dat de vrouw in de Turkse cultuur ondergeschikt is aan de man en dat er geen gelijkheid bestaat zoals in meer westerse culturen. Met name in Turkije leven mannen en vrouwen grotendeels gescheiden in het dagelijks leven. In het verhaal van Rüya wordt duidelijk dat jongens en meisjes niet dezelfde kansen krijgen qua opleiding en toekomst. Voor meisjes is het vinden van een goede echtgenoot, het goed leren koken, het huishouden doen, de voorbereiding op het krijgen van kinderen en een goede vrouw zijn belangrijk, iets wat binnen de Turkse cultuur exclusief taken voor vrouwen zijn. Wanneer meisjes trouwen blijven ze ondergeschikt aan de man, zo moeten zij bijvoorbeeld als maagd het huwelijk in en is dit voor een jongen niet het geval. Rüya lijdt erg onder deze ondergeschikte positie omdat zij als importbruid nog lager op de sociale ladder staat dan andere Turkse vrouwen in Nederland.

Over de traditionele Turkse man/vrouw-verhoudingen worden in de roman verschillende meningen gegeven. Rüya heeft vanaf het begin al haar vraagtekens bij deze ouderwetse manieren; zo denkt ze op haar bruiloft: 'Waarom zijn de lasten van het leven zo oneerlijk verdeeld tussen mannen en vrouwen?'84 En over het maagd blijven voor het huwelijk: 'Waarom is het belangrijk?

81 Gemie, 103 82

Cigdem, Hülya, De importbruid. (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2008), 195

83

Lionnet, Francoise, Postcolonial Representation. Women, Literature, Identity, (New York: Cornell University Press, 1995), 104

(21)

21 Waarom hoeft hij zijn maagdelijkheid niet te bewijzen?'85 Ondanks haar vraagtekens bij de man/vrouw-verhoudingen in haar cultuur, neemt Rüya deze waarden voor waar aan en gedraagt ze zich naar behoren. Naarmate het verhaal vordert, probeert ze zich echter steeds meer los te maken van dit ouderwetse rolpatroon en zet ze er meer vraagtekens bij. Maar hoe meer Rüya zich afzet tegen de traditionele man/vrouw-verhouding, hoe autoritairder Kaan zich gaat gedragen. De echte omslag komt bij Rüya als zij gaat werken en het met haar Nederlandse collega’s veel heeft over de positie van de Turkse vrouw. Onder aanmoediging van haar collega's, met name Dennis, durft ze de twijfels die ze al jaren heeft uit te spreken. Zo vraagt ze zichzelf af: 'Waarom liggen de man-vrouw-verhoudingen zo scheef? Waarom verandert er niets?86 Op haar vijftiende was ze zo blij dat ze naar Nederland kon verhuizen door met Kaan te trouwen, maar nu is haar mening over het importhuwelijk bijgesteld: 'Het is mensenhandel!'87 Hoe meer Rüya de westerse visie op de juiste man/vrouw-verhouding overneemt, hoe meer Kaan blijft hangen aan de ouderwetse en traditionele rolverdeling. Wanneer Rüya te veel een eigen wil krijgt en een eigen persoon dreigt te worden, grijpt hij terug op wat hij kent: het traditionele rolpatroon. Kaan en Rüya zijn de enigen wier visie op gender verandert gedurende de roman, de houding van de overige personages blijft dezelfde. Er kan heel zwart-wit gezegd worden dat de Nederlandse personages negatief tegenover de traditionele man/vrouw-verhouding staan en de Turkse personages positief. Rüya's vader is de enige die zijn visie op de positie van de vrouw in de islam onderbouwt met enige logica en die de traditionele verhouding niet klakkeloos voor waar lijkt aan te nemen, maar er echter over heeft nagedacht. Dit blijkt uit een gesprek dat hij met Rüya heeft als zij op vakantie is naar Turkije. Omdat de roman zich voor het grootste gedeelte afspeelt in 'Turks Tilburg' is er niet veel sprake van botsingen van idealen. Er zijn echter wel enkele gevallen waarin Rüya in aanraking komt met de Nederlandse visie op de man/vrouw-verhouding en meestal waardeert zij deze al positief. Zo vindt zij het jammer dat zij niet alleen met een vriendin op vakantie kan gaan en is ze jaloers wanneer Ad Fleur met de afwas helpt. Op haar werk, met enkel Nederlandse collega’s, moet ze erg wennen aan de manier waarop mannen en vrouwen met elkaar omgaan en heeft ze toch enigszins moeite afscheid te nemen van haar oude rolpatroon.

Er zijn in De Importbruid veel interessante dingen te vinden over gender en de man/vrouw-verhouding. Met name de visie van Rüya over gender is bepalend voor de visie die het werk in zijn geheel uitdraagt omdat zij de hoofdpersoon en enige focalisator is en de lezer daardoor vanzelf het meeste affiniteit met en begrip voor haar heeft. Rüya is het in het algemeen oneens met de traditionele Turkse rolverdeling tussen mannen en vrouwen, waarin de vrouw ondergeschikt is. Vooral naar het einde toe, wanneer ze zich meer ontwikkelt en haar mening meer uitgesproken wordt, is zij steeds negatiever. Gender speelt in deze roman een grote rol in de weergave van de verhoudingen tussen de Turkse en de Nederlandse cultuur, het is een van de voornaamste cultuurverschillen in de roman. De problematiek rondom gender, de verschillende meningen erover en hoe dat de personages bij elkaar brengt (Rüya en Dennis) of juist uiteen drijft (Rüya en haar schoonfamilie) speelt een belangrijke rol in de roman en draagt in niet geringe mate bij tot de problematiek van het multiculturalisme.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien het voorbehoud niet gemaakt wordt kan er door u wel een taxatie opgedragen worden, maar zal dit te allen tijde pas plaats kunnen vinden ná ondertekening van de akte en

Indien het voorbehoud niet gemaakt wordt kan er door u wel een taxatie opgedragen worden, maar zal dit te allen tijde pas plaats kunnen vinden ná ondertekening van de akte en

Indien het voorbehoud niet gemaakt wordt kan er door u wel een taxatie opgedragen worden, maar zal dit te allen tijde pas plaats kunnen vinden ná ondertekening van de akte en

Kwaaitaal vloer aanwezig, niet onderzocht echter verkoper is er regelmatig voor werkzaamheden onder geweest, geen problemen waargenomen, keuring voor het kopen is altijd een

Op deze fraaie locatie met maar liefst 358m2 eigen grond is er de mogelijkheid de bestaande woning geheel naar eigen wensen op te knappen, echter in de straat zijn er ook

Door zichzelf niet langer voor te stellen in zijn eigen ontologie, als gebeurtenis van leven, in staat om over- een te stemmen met het diepe verlangen van de mens, heeft een

Op de site van de gemeente Dordrecht is een funderingskaart te vinden, op deze kaart (bestaande uit een linker en rechter deel) staan de panden in groen aangegeven die hersteld

Indien het voorbehoud niet gemaakt wordt kan er door u wel een taxatie opgedragen worden, maar zal dit te allen tijde pas plaats kunnen vinden ná ondertekening van de akte en