• No results found

maken evenveel werk van internet.’

onderzoeken, moet je veel weten over hoe partij- organisaties werken. Ik heb dus veel geleerd over internet, maar vooral ook over het functioneren van politieke partijen. Wat we als onderzoekers bijdragen, is kennis over politieke organisatie en mobilisatie in de context van een partijenstelsel dat op z’n laatste benen loopt.’

Meer kiezers en sympathisanten dan leden

Dat internet veel betekent voor politieke partijen is evident. Toch maken ze er niet allemaal werk van, vertelt Boogers. ‘Politieke partijen hebben subsidie gekregen van het Rijk om te investeren in internet. Er zijn grote verschillen te zien. Sommige partijen doen veel met interactie, zoals de SP. Andere beschouwen hun website slechts als digi- tale folder of uithangbord. Die bieden op geen enkele manier een platform voor uitwisseling. Wel zien we in de loop van de tijd wat verande- ringen bij de partijen. Ze worden afhankelijker van kiezers en sympathisanten in plaats van leden. Maar nog steeds wordt er van websitebezoekers vooral verwacht dat ze zich opgeven voor iets dat zich buiten internet zelf afspeelt en niet zozeer voor discussie via internet zelf.’

Vaarwater van anderen is erg dichtbij

Politieke partijen hebben het moeilijk in het Nederlandse – versplinterde – landschap. Boogers: ‘We hebben relatief veel en kleine partijen, die zich allemaal van elkaar moeten onderscheiden. Er is maar weinig ruimte in het debat. Als je als politicus ook maar even afwijkt van het partij- standpunt, dan zit je al in het vaarwater van een collegapartij, de concurrent dus. Wat wij tijdens ons onderzoek dan ook wel eens gezien hebben, is dat de interactiemogelijkheden op internet vlak voor de verkiezingen werden afgesloten. Het risico dat discussie als interne verdeeldheid werd uitgelegd, was dan kennelijk te groot. Overi- gens is de behoefte aan politieke interactie en discussie wel degelijk aanwezig. Als het in Neder- land tot een herverkaveling van partijen tot drie

‘Niet alle politieke partijen

maken evenveel werk van

internet.’

of vier grote blokken zou komen, zou dat gemak- kelijker worden. In Amerika, waar minder partijen zijn met grotere onderlinge verschillen, werkt het dan ook heel anders. Daar zijn de discussies ook op internet veel levendiger en belangrijker dan hier. Zo zie je weer dat niet de techniek leidend is, maar de context voor de vraag welke invloed internet heeft op politieke participatie.’

Geen preken voor eigen parochie Boogers denkt met plezier terug aan de contacten die hij tijdens het onderzoek heeft gehad met de webmasters van de politieke partijen. ‘Zij hebben allemaal meegewerkt door links naar onze gebrui- kersenquêtes op hun sites te zetten. Wij hebben op onze beurt duidelijk kunnen maken wie er nu precies op de sites komen. Verrassend was dat politieke websites geen preken voor eigen paro- chie zijn, maar dat er juist veel burgers komen kijken die niet direct lid of sympathisant zijn. Heel aardig was trouwens dat we sessies hebben kunnen organiseren waarop webmasters van de verschillende partijen tegelijk aanwezig waren. Men gunde elkaar als het ware een kijkje in de keuken. Als ik dat wel eens aan Engelse collega’s vertel, vallen ze van hun stoel van verbazing. Typisch Nederlands!’

Mobilisatiekracht van de tweet De belang- rijkste uitkomst van de NVN-projecten over het gebruik van partijwebsites was dat politieke partijen bewuster zijn gemaakt van het potentiële marketinginstrument dat internet is, vat Boogers samen. ‘Nu is iedereen daar wel van doordrongen. Destijds was men erg op zoek naar de verhouding

tussen de traditionele en de nieuwe media. Inmiddels weten we dat de verschillende media elkaar niet kunnen vervangen, maar wel verster- ken. Ik ben heel benieuwd welke rol Twitter zal gaan spelen bij de volgende Tweede Kamer- verkiezingen. Ik denk dat Twitter zowel gebruikt zal worden om ‘het woord te verspreiden’, maar bijvoorbeeld ook om mensen letterlijk te mobili- seren en ontmoetingen te organiseren. Dat gaat razendsnel en makkelijk. Ik denk dat virtuele ontmoeting en ontmoetingen ‘in real life’ elkaar zeker zullen versterken.’

‘Twitter kan mensen ‘in

real life’ mobiliseren.’

Maarten Hijink, communicatie- medewerker en persvoorlichter bij de SP:

Boogers stelt terecht dat de techniek niet los gezien kan worden van de inhoud en organisatie van de partij. De SP kan, dankzij een grote en vooral ook erg actieve achterban, rekenen op een grote slagkracht op internet. Die leden stuur je niet op pad voor het opdreunen en doorsturen van partijstandpunten, dat begint al snel op spam te lijken. De toegevoegde waarde zit, wat de SP betreft, meer in de kwaliteit dan in de kwanti- teit. Op de wekelijkse digitale nieuwsbrief van Emile Roemer komen regelmatig honderden reac- ties binnen. Mensen vertellen hun eigen verhaal over het onderwerp dat Emile aansnijdt. Dat levert waardevolle kennis, contacten en verhalen op. Daar heb je veel meer aan dan aan websites waar vooral meningen worden gedropt. Het internet is anoniem en vluchtig, terwijl de kracht van de SP juist zit in het van onderop opbouwen van vertrouwen en aanwezigheid in de buurt. Het internet is een belangrijke aanvulling, maar nog geen vervanging van dat contact van mens tot mens.

Interessant zou zijn om te analyseren hoe groot het belang van online discussie is. Zijn deze discus- sies werkelijk een afspiegeling van de gesprekken aan de ‘keukentafel’ of gaapt er nog een grote kloof tussen de ‘echte’ en de virtuele wereld? Als politieke partij volgen we alle wetenschap- pelijke en innovatieve ontwikkelingen rond ICT op de voet, al gaan we echt onze eigen weg. De peperdure seminars en congressen over social media zijn aan de SP niet besteed. Wij werken vanuit onze traditie van grassroots activisme. Het internet en sociale media zijn uitstekend geschikt voor die werkwijze, zoals ook ons ‘crowdsourcing- experiment’ met Maurice de Hond heeft laten zien. Door gebruik te maken van ‘de crowd’ op internet kwamen vele honderden slimme tips binnen om geld te besparen in de zorg. Uitein- delijk gaat het erom dat de politieke inhoud en partijorganisatie op orde moeten zijn. Is dat het geval, dan kun je op je actieve kaderleden vertrouwen om de juiste dingen te doen op internet.

30

Virtueel werken. De impact van virtuele organisaties op prestaties en stress

J. de Leede, N. Torka, P.R.A. Oeij, T. Kwakkelstein, J.C. Looise (2003-2004)

De beschikbaarheid van informatienetwerken, internet (inclusief e-mail) en mobiele telefonie verhoogt de ‘virtualiteit’ van de werk- wereld; denk hierbij bijvoorbeeld aan Het Nieuwe Werken. Een verhoogde productiviteit, besparingen op vastgoed en een betere verspreiding van kennis zijn mogelijke voordelen. Maar er zijn ook nieuwe risico’s voor organisaties en werknemers ontstaan. Virtuele samenwerking is moeilijk, stressvol en niet altijd efficiënt en tech- nisch haalbaar. Dit onderzoek ging over de kritieke succesfactoren van virtualisering: de technologie, de samenwerking en communi- catie, de sturing en controle en sociale aspecten als betrokkenheid en teamontwikkeling. De onderzoekers hebben vier gevallen van virtueel werken (verschillend op de variabelen tijd, plaats en organi- satie), en daarbij de impact op prestaties en stress geanalyseerd. Ook is er een enquête gehouden om de bevindingen verder te toetsen. De onderzoekers kwamen tot de volgende aanbevelingen voor ‘virtuele teams’.

– Werk ‘activiteitengerelateerd’, ofwel kies bewust voor het werken op afstand of face-to-face; face-to-face contact is nood- zakelijk als er sprake is van hoge tijdsdruk, hoge complexiteit en hoge kans op (sociale) conflicten;

– Zorg voor de juiste competenties bij teamleden: 1. zelfstandigheid in het werken;

2. zelfdiscipline (op tijd beginnen met werken, op tijd stoppen met werken);

3. zij moeten de juiste communicatiemiddelen kunnen toepassen. – Zorg voor de juiste competenties bij teamleiders:

1. zij moeten kunnen sturen op output en dus de resultaten meetbaar kunnen maken;

2. zij moeten zich extra inspannen voor sociale cohesie en commitment;

3. zij moeten de juiste communicatiemiddelen kunnen toepassen. Het onderzoek richtte zich vooral op de organisatorische en sociale condities voor Het Nieuwe Werken. Die zijn nog steeds actueel. Een uitzondering is het gebruik van technologie. De indeling in drie soorten (e-mail, online en multimediatechnologie) is door de enorme toename in mobiel internet inmiddels achterhaald: e-mail en online werken is nu mogelijk op hetzelfde apparaat.

31

Nederlandse politiek op het web: de impact van internet op partijorganisaties en verkiezings- campagnes

M.J.G.J.A. Boogers (2003-2004)

Wat zijn de gevolgen van internet voor de politieke betrokken- heid? Dat was een van de vragen in dit onderzoek uit 2003, nog voor het grote succes van de social media. Het feitelijke gebruik van internet door partijen, kiezers en partijleden laat zien, dat veel hoog- gespannen verwachtingen over een toegenomen politieke parti- cipatie niet zijn uitgekomen: partijwebsites zijn maar ten dele in staat om die mensen bij de politiek te betrekken die zich tot nu toe hiervan afzijdig hebben gehouden. Het bezoek aan politieke sites beperkt zich voor een belangrijk gedeelte tot de groepen die vaak al politiek actief zijn. Partijwebsites zijn anno 2003 wel succesvol in het bereiken van jongeren, een groep die normaal minder poli- tiek actief is, maar wel vaker internet gebruikt. Een andere verwach- ting rond partijwebsites was dat zij tot rechtstreekse contact zouden leiden tussen kiezers, partijen en politici. Voor zover partijwebsites deze interactieve mogelijkheden boden, werd hier weinig gebruik van gemaakt. De voornaamste reden om een politieke website te bezoeken was het vinden van informatie over partijstandpunten, over de partij of over de verkiezingscampagne.

Het gebruik van partijwebsites (en andere politieke sites) liet wel zien dat deze sites weer opnieuw de nadruk legden op inhoude- lijke standpunten van politieke partijen, waarmee ze een tegen- wicht boden aan de dominante focus op het imago van lijsttrekkers. Opmerkelijk was dat veel bezoekers van partijwebsites in de periode voor de verkiezingen hun keuze nog niet definitief hadden bepaald. In de periode na de verkiezingen bleek dat de politieke interesse van de bezoekers van de websites hoger lag dan tijdens de verkiezingen. Ook waren het vaak vaste bezoekers van de website en in de helft van de gevallen partijleden. Dit alles wijst erop dat de partijwebsites na de verkiezingen nog minder in staat zijn nieuwe mensen bij de politiek te betrekken.

Interacties tussen face-to-face contacten en tele- communicatie en de implicaties voor technische en stedelijke netwerken

M.J. Dijst, T. Tillema (2006-2010)

Ruimtelijke en sociale ontwikkelingen (een drukker leven krijgen, bijvoorbeeld) hebben betekenis voor de wijze waarop we elkaar ontmoeten. Hoe verder weg, hoe minder fysieke ontmoeting, bijvoor- beeld. Een andere consequentie van de ontwikkelingen kan zijn dat het steeds meer geaccepteerd wordt dat in treinen (en wellicht andere openbare ruimten) elektronisch gecommuniceerd wordt met mensen op afstand. Er ontwikkelen zich als het ware privéruimten binnen openbare ruimten. Het doel van dit onderzoek was om vanuit het oogpunt van de gebruiker de kenmerken van het communicatie- verkeer via de nieuwe mogelijkheden van mobiel bellen te analy- seren. Daarbij werd een vergelijking gemaakt tussen face-to-face communicatie, ‘vast bellen’ en mobiele telecommunicatie.

Een van de uitkomsten was dat face-to-face en elektronisch contact elkaar aanvullen .Wie elkaar veel ziet, belt ook veel met elkaar. Verder werd duidelijk dat naarmate de boodschap dringender is, mensen meer ‘synchroon’ communiceren – dus bellen in plaats van mailen. Ook bleek dat hoe verder men (sociaal en geografisch) van elkaar af staat, hoe minder men communiceert. En: als de reistijd kort is, zijn mensen die gebruik maken van de telefoon minder geneigd om te kiezen voor een face-to-face gesprek. Die relatie blijkt er niet te zijn bij een lange reistijd. Bij een korte reistijd prefereren mensen face-to- face contact boven telefonisch contact. Bij een lange reistijd prefe- reert men telefonisch contact. Bij langere reistijden zijn mensen die zich onder tijdsdruk voelen staan meer geneigd om de telefoon te gebruiken. Ook blijkt uit het onderzoek dat mannen een minder posi- tieve houding hebben als het gaat om het hebben van een face-to- face gesprek, en ze zijn ook minder geneigd dingen face-to-face te bespreken. Wat het reizen en communiceren in de trein betreft, geeft de studie aan dat met name het eerdere sms-gedrag, het verlangen om te communiceren, en de inschatting van treinreizigers om op een effectieve en beheersbare manier een vertrouwelijk telefoongesprek te kunnen voeren, de neiging beïnvloeden om dit inderdaad te doen. De invloed van de sociale omgeving (bijvoorbeeld afluisteren) lijkt minder belangrijk. Wel is het zo dat naarmate mensen ouder zijn, zij een negatievere houding hebben ten opzichte van telefoneren tijdens het reizen met de trein. Ouderen vinden het ook moeilijk om andere mensen aan te spreken in een dergelijke situatie. Tot slot hebben ze een lagere intentie dan jongere respondenten om een vertrouwelijk gesprek te voeren over de telefoon tijdens het reizen.

Websites van politieke partijen en de verandering van verkiezingscampagnes en partijorganisaties

M.J.G.J.A. Boogers, dr. G. Voerman (2007-2010)

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 werden de websites van de deelnemende partijen meer dan 2 miljoen keer bezocht. Ook buiten verkiezingstijd spelen partijwebsites een belangrijke rol in het onderhouden van contacten tussen de partij, politici, partij- leden en kiezers. Door het gecombineerd gebruik van inter- en intranettoepassingen ontwikkelen partijen zich in de richting van virtuele organisaties die permanent campagne voeren. Waar bij eerdere onderzoeken de vraag centraal stond of de hooggespannen verwachtingen over het politiek gebruik van internet wel werden waargemaakt, ging het bij dit onderzoek over de vraag welke feite- lijke ontwikkelingen zich hebben voltrokken in de manier waarop verkiezingscampagnes worden gevoerd en politieke partijen zijn georganiseerd. De conclusies laten zich kort samenvatten:

– Er komt steeds meer bezoek op de partijwebsites.

– Er worden geen nieuwe/andere groepen bereikt via internet. – Partijwebsites mobiliseren de eigen achterban.

– De zwevende kiezer is gebaat bij partijwebsites. – Sites zijn een aanvulling op traditionele media.

– Er zijn drie bezoekersprofielen: nieuw rechts, midden-rechts, christelijk en links.

– Partijwebsites voorzien in behoefte aan inhoudelijke informatie. – Gebruikers zijn politieke consumenten, partijsympathisanten en

digitale activisten.

– Er komt steeds meer nadruk te liggen op informatie over de persoon van de politicus.

– Bloggen doet niet iedere politicus (op correcte wijze). Partijwebsites bieden dus nieuwe ruimte voor een inhoudelijke vergelijking van partijstandpunten. Ze geven een extra impuls aan de personalisering van verkiezingscampagnes, een trend die zich met het toenemende belang van tv-campagnes al had ingezet. In tegenstelling tot wat bij tv-campagnes het geval is, krijgen behalve de lijsttrekker nu ook de andere kandidaten ruimte om zich te profileren – met alle gevolgen van dien voor de interne organi- satie van partijen. Buiten verkiezingstijd blijken partijwebsites steeds belangrijker bij het onderhouden van contacten met partijleden en sympathisanten. Partijwebsites worden zo een steeds belang- rijkere toegangspoort, vraagbaak en ontmoetingsplek voor leden en sympathisanten van politieke partijen.

Metaforen van databases als vroege indicatoren van integratie en ondersteuning in wetenschappelijke onderzoeksnetwerken

J.A. Beaulieu, M. Ratto (2003-2005)

Binnen verschillende wetenschappen en beroepsgroepen wordt gewerkt met wetenschappelijke databases. De gebruikers van deze databases duiden ze soms aan met metaforen, zoals ‘een te ontginnen bron’. Het doel van dit onderzoeksproject was om de complexe interacties binnen de bedoelde netwerken te bestuderen door het analyseren van de communicatie binnen deze netwerken over databases. De onderzoekers analyseerden de belangrijkste metaforen rond drie database-projecten op het gebied van de menselijke en populatiegenetica. De studie wees uit dat metaforen iets zeggen over de verwachtingen over en gebruik van databases. Metaforen gaan niet alleen over de definitie van de databank (data- bank, community repository, digitale werkbank), maar ook over de aansturing ervan (via een gemeenschap, federatief) en het doel (data-mining, virtuele experimenten). Het zijn belangrijke instru- menten van communicatie tussen de wetenschappelijk onderzoekers zelf, maar ook van communicatie tussen wetenschappers en publiek, en wetenschappers en beleidsmakers. Door metaforen te volgen, zijn veranderingen en controverses in een netwerk te observeren. De onderzoekers konden onder meer zien of een groep het voldoende eens is om samen te kunnen werken of juist niet. Zij vergeleken hun resultaten ook met communicatie door dezelfde actoren in andere contexten (binnen en buiten de bestudeerde projecten). Een aantal metaforen bleek specifiek binnen het project gebruikt te worden; andere niet. Metaforen zijn ook goede indicatoren gebleken voor de structuur van netwerken rond databases. Zo veranderde bij een van de databanken de metaforen gedurende de tijd van ‘knooppunten en spaken’ naar ‘samenwerking en partners’ en de organisatie van het netwerk verschoof van erg gecentraliseerd naar meer gedecen- traliseerd.

De rol van medische databases in beleidsnetwerken

A.A. de Bont, K.J. Grit, M.G.H. Niezen-Van der Zwet (2007-2010)

Databases worden beschouwd als nieuwe wetenschappelijke instru- menten voor (overheids)beleidsontwikkeling in de gezondheids- zorg. Hoewel het effect van informatietechnologie op onderzoek duidelijk is aangetoond, zijn er weinig studies gericht op de effecten van databanken buiten wetenschappelijk onderzoek. Het doel van deze studie was om de effecten van databases op de steeds verder ‘vernetwerkte’ organisatie van beleid te begrijpen. De onderzoe- kers waren geïnteresseerd in de rol van databases in de productie, het onderhoud en de regulatie van zowel klinische en beleidsmatige praktijken. Zij onderzochten vier databases rond geneesmiddelen. Uit de studie bleek dat klinische databases niet zomaar geschikt zijn voor en gebruikt worden door beleidsmakers. De databases dichten de kloof tussen beleid en praktijk niet. De afstand tussen beleid en praktijk is overigens ook functioneel. Betrokkenheid van stake- holders kan voorkomen dat beleidsmaatregelen al te ver van de praktijk afstaan en een voorwaarde zijn voor de naleving van wet- en regelgeving. Deze studie laat echter zien dat de afstand tussen de actoren een belangrijke voorwaarde is om naleving te bereiken en tegemoet te komen aan de beleidsdoeleinden. In de studie is beschreven hoe enerzijds verzekeraars en de overheid en ander- zijds huisartsen en apothekers een afstand tussen beleid en prak- tijk creëren. De verzekeraars vragen bijvoorbeeld apothekers en huisartsen om gegevens over de voorgeschreven medicijnen aan te leveren. Dit zijn gegevens die de verzekeraars zelf als declaratiedata gebruiken. Door geen declaratiegegevens te verstrekken maar voor- schrijfgegevens wordt de afstand tussen de partijen bewaard. De studie gaf aan dat het gebruik van databases zowel het werk van artsen als dat van beleidsmakers beïnvloedt. Databases fungeren zo als een platform waarop wetgeving en medisch werk op nieuwe manieren interacteren. Ook op andere terreinen dan de zorg kunnen professionals gegevens mogelijk efficiënter en effectiever gebruiken, als zij met simpele indicatoren werken. De inzichten uit dit onder- zoek kunnen hierbij behulpzaam zijn.

Bert Sadowski: