• No results found

maatschappij, te vergelijken met de omslagen die in het laatste kwart van de achttiende en het laatste kwart van de negentiende eeuw plaatsvonden. Het is daarom niet

mogelijk te voorspellen wat er zal gebeuren met godsdienst in de Nederlandse

maatschappij. De toekomst is, in de sterke zin van het woord, open.

Eindnoten:

1 H. Faber en T.T. ten Have, Ontkerkelijking en buitenkerkelijkheid in Nederland tot 1960, Assen 1970; J.P. Kruyt, W. Goddijn, ‘Verzuiling en ontzuiling als sociologisch proces’, in: A.N.J. den Hollander e.a. (red.), Drift en Koers. Een halve eeuw sociale verandering in Nederland, Assen 1962, 227-263, bevat een groot aantal gegevens over het maatschappelijk belang van godsdienst rond 1960.

2 P. Doorn, Y. Bommeljé, Maar...men moet toch iets wezen. Nieuwe gegevens over ontkerkelijking

in Nederland, Utrecht 1983; P. Doorn, Y. Bommeljé, Ontkerkelijking en verzuiling. Een onderzoek naar de invloed van kerken op publieke middelen in Nederland, Utrecht 1987.

3 Th. Schepens, Kerk in Nederland. Een landelijk onderzoek naar kerkbetrokkenheid en

kerkverlating, Tilburg 1991, biedt een overzicht van de opinieonderzoeken sinds de jaren 1960

en een voorspelling. Vgl. ook J.W. Becker, R. Vink, Secularisatie in Nederland, 1966-1991.

De verandering van opvattingen en enkele gedragingen (Sociale en Culturele Studies 19),

Rijswijk 1994.

4 ‘Kerncijfers 1992/1993. Uit de kerkelijke statistiek van het R.-K. Kerkgenootschap in Nederland’,

Kerkelijke Documentatie 21/8, november 1993.

5 G. Dekker, De stille revolutie. De ontwikkeling van de Gereformeerde Kerken in Nederland

tussen 1950 en 1990, Kampen 1992, 126.

6 G.H.L. Zeegers, G. Dekker, J.W.M. Peters, God in Nederland. Een statistisch onderzoek naar

godsdienst en kerkelijkheid in Nederland, Amsterdam 1967; Jan Peters, ‘Cijferportret van

kerkelijk en onkerkelijk Nederland’, Jaarboek Katholiek Documentatie Centrum 1979, 128-142; W. Goddijn, H. Smets, G. van Tillo, Opnieuw: God in Nederland, Amsterdam 1979; A. Felling, J. Peters, O. Schreuder, ‘Gebroken identiteit. Een studie over christelijk en onchristelijk Nederland’, Archief voor de Geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland 24 (1982), 25-81; J. Peters, B. van Dam, ‘Secularisering in Nederland in de jaren zestig en zeventig: een

overtuigingen, Zeist 1986; J. Peters, O. Schreuder, Katholiek en Protestant: een historisch en contemporain onderzoek naar confessionele culturen, Nijmegen 1987; R. Eisinga, A. Felling,

J. Peters, P. Scheepers, Social and Cultural Trends in the Netherlands 1979-1990. Documentation

of National Surveys on Religious and Secular Attitudes in 1979, 1985 and 1990, Amsterdam

1992; J. Peters, Individualisering en secularisering in Nederland in de jaren tachtig, Nijmegen 1993.

7 E.H. Bax, Modernization and Cleavage in Dutch Society. A Study of Long Term Economic and

Social Change, Groningen 1988, argumenteert dat modernisering het christendom eerst

ondersteunde en daarna verwoestte. Zo'n argument, naar voren gebracht zonder uitgebreide historische achtergrond, maakt de oppervlakkigheid van veel moderniseringstheorieën duidelijk. 8 Karel Dobbelaere, Secularization: A Multi-Dimensional Concept, London 1981 (= Current

Sociology 29/1).

9 C. Augustijn, ‘De opmars van de calvinistische beweging in de Nederlanden’, Theoretische

Geschiedenis 20 (1993), 424-438.

10 A. Duke, ‘The Ambivalent Face of Calvinism in the Netherlands’, in: Idem, Reformation and

Revolt in the Low Countries, London 1990, 269-294.

11 In de discussie over de vraag of Nederland geprotestantiseerd is (L.J. Rogier, Geschiedenis van

het katholicisme in Noord-Nederland in de zestiende en zeventiende eeuw, 3 delen, Amsterdam

1945-1947; P. Geyl, ‘De protestantisering van Noord-Nederland’, in: P. Geyl, Verzamelde

opstellen 1, Utrecht-Antwerpen 1978, 205-218; H.A. Enno van Gelder, ‘Nederland

geprotestantiseerd?’, Tijdschrift voor Geschiedenis 81 (1968), 445-464) heeft deze geografische differentiatie niet het gewicht gekregen dat haar toekomt. De beste feitelijke beschrijving van de religieuze verdeeldheid biedt Hans Knippenberg, De religieuze kaart van Nederland. Omvang

en geografische spreiding van de godsdienstige gezindten vanaf de Reformatie tot heden,

Assen-Maastricht 1992.

12 Vgl. C. Augustijn, ‘Niederlande’, Theologische Realenzyklopädie 24, Berlin-New York 1994, 474-502.

13 Joke Spaans, Haarlem na de Reformatie. Stedelijke cultuur en kerkelijk leven 1577-1620, Den Haag 1989.

14 J.C. van Slee, De Rijnsburger collegianten. Geschiedkundig onderzoek, Haarlem 1895; C.B. Hylkema, Reformateurs. Geschiedkundige studiën over de godsdienstige bewegingen uit de

nadagen onzer Gouden eeuw, 2 delen, Haarlem 1900-1902; W.J. Kühler, Het socinianisme in Nederland, Leiden 1912; L. Kolakowski, Chrétiens sans Eglise. La conscience religieuse et le lien confessionel auXVIIe siècle, Paris 1969; Andrew Fix, Prophecy and Reason: The Dutch Collegiants in the Early Enlightenment, Princeton 1991.

15 Ik steun hier op het huidige werk van Joke Spaans over armenzorg in Friesland dat in 1997 als boek zal verschijnen.

16 A. de Groot, ‘David Kleman en de controverse over zijn “Orde des Heils” (1774)’, Nederlands

Archief voor Kerkgeschiedenis 49 (1969), 194-219.

17 Dit is een enigszins hypothetische combinatie van twee verschillende soorten werken: het onderzoek naar de overheidsmaatregelen die de katholieke aanwezigheid betroffen (W.P.C. Knuttel, De toestand der Nederlandsche katholieken ten tijde van de Republiek, 2 delen, 's-Gravenhage 1892-1894; P. Polman, Katholiek Nederland in de achttiende eeuw, 3 delen, Hilversum 1968) en studies naar de Nederlandse sociale structuur in de achttiende en negentiende eeuw (J.A.F. de Jongste, Onrust aan het Spaarne. Haarlem in de jaren 1747-1751, z.p. 1984; Jos Leenders, Benauwde verdraagzaamheid, hachelijk fatsoen. Families, standen en kerken te

Hoorn in het midden van de negentiende eeuw, Den Haag 1992).

18 W. Th. M. Frijhoff, ‘De paniek van juni 1734’, Archief voor de Geschiedenis van de Katholieke

Kerk in Nederland 19(1977), 170-233; Idem, ‘Katholieke toekomstverwachting ten tijde van

de Republiek: structuur, en grondlijnen tot een interpretatie’, Bijdragen en Mededelingen

betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 98 (1983), 430-459; Peter van Rooden,

‘Plunderingen op Schouwen en te Zierikzee, 1786-1788’, Archief van het Koninklijk Zeeuwsch

Genootschap der Wetenschappen 1983, 173-200.

19 D.J. Noordam, Leven in Maasland. Een hoogontwikkelde plattelandssamenleving in de achttiende

en het begin van de negentiende eeuw, Hilversum 1986, 62.

20 Zie hoofdstuk 3.

22 Zie hoofdstuk 3. 23 Zie hoofdstuk 2.

24 D. Nauta, De verbindende kracht van de belijdenisgeschriften. Verhandeling over de

formulierkwestie in de negentiende eeuw in Nederland, Kampen 1969.

25 Theo Clemens, ‘De terugdringing van de rooms-katholieken uit de verlicht-protestantse natie’,

Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 110 (1995), 27-39.

26 W. Bakker (red.), De Afscheiding van 1834 en haar geschiedenis, Kampen 1984.

27 Peter van Rooden, ‘De sociale positie van de predikant ten tijde van HaverSchmidt’, in: Peter van Zonneveld, Nop Maas (red.), François HaverSchmidt en zijn tijd, Leiden 1994, 39-52. 28 G. Brom, De dominee in onze literatuur, Nijmegen 1924.

29 K.H. Roessingh, De Moderne Theologie in Nederland. Hare voorbereiding en eerste periode, Groningen 1914.

30 C. Augustijn, ‘Kerk en godsdienst 1870-1890’, in: W. Bakker e.a. (red.), De Doleantie van

1886 en haar geschiedenis, Kampen 1986, 41-75.

31 J.A. Bornewasser, ‘De Nederlandse katholieken en hun negentiende-eeuwse vaderland’,

Tijdschrift voor Geschiedenis 95 (1982), 577-604.

32 M. de Kwaasteniet, Denomination and Primary Education in the Netherlands 1870-1940, Florence 1989.

33 Zie hoofdstuk 5.

34 W. Bakker e.a. (red.), De Doleantie van 1886 en haar geschiedenis, Kampen 1986; J. Wolthuis e.a. (red.), De Vereniging van 1892 en haar geschiedenis, Kampen 1992.

35 Zie hoofdstuk 6.

36 Ivo Schöffer, ‘Abraham Kuyper and the Jews’, in: Idem, Veelvormig verleden. Zeventien studies

in de vaderlandse geschiedenis, Amsterdam 1987, 159-170.

37 Peter Raedts, ‘Katholieken op zoek naar een Nederlandse identiteit 1814-1898’, Bijdragen en

Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 107 (1992), 713-725.

38 Verzuiling als onderzoeksveld werd in de jaren 1950 ontwikkeld door Nederlandse politicologen en sociologen. Zij waren vooral geïnteresseerd in de manier waarop het verzuilde systeem werkte en zijn verbazende stabiliteit in de twintigste eeuw. De belangrijkste studies zijn A. Lijphart, The Politics of Accommodation: Pluralism and Democracy in the Netherlands, Berkeley 1968; Nederlandse bewerking: Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek, achtste, herziene druk, Haarlem 1990; H. Daalder, Leiding en lijdelijkheid in de Nederlandse

politiek, Assen 1964; H. Daalder, ‘Consociationalism, Center and Periphery in the Netherlands’,

in: P. Torsvik (ed.), Mobilization, Center-Periphery Structures and Nation-Building, Bergen 1981, 181-240. Een themanummer van Acta Politica (1984/1), uitgegeven door M.P.C.M. van Schendelen, Consociationalism, Pillarization and Conflict-Management in the Low Countries, is gewijd aan kritiek op, en besprekingen van Lijpharts werk. Historisch onderzoek naar het ontstaan van verzuiling is pas onlangs op grotere schaal verricht, doorgaans in de vorm van lokale studies: J.C.H. Blom, C.J. Misset (red.), Broeders sluit u aan. Aspecten van verzuiling

in zeven Hollandse gemeenten, z.p. 1985; Rob van der Laarse, Bevoogding en bevinding: Heren en kerkvolk in een Hollandse provinciestad, Woerden 1780-1930, 's-Gravenhage 1989; Ton

Dufhuess, Generaties en patronen. De katholieke beweging te Arnhem in de 19e en 20e eeuw, Baarn 1991; Jos Leenders, Benauwde verdraagzaamheid, hachelijk fatsoen. Families, standen

en kerken te Hoorn in het midden van de negentiende eeuw, Den Haag 1992; Frans Groot, Roomsen, rechtzinnigen en nieuwlichters. Verzuiling in een Hollandse plattelandsgemeente, Naaldwijk 1850-1930, Hilversum 1992; Jan van Miert, Wars van clubgeest & partijzucht. Liberalen, natie en verzuiling, Tiel en Winschoten 1850-1920, Amsterdam 1994. De interpretatie

die hier naar voren wordt gebracht berust voornamelijk op de gegevens in deze lokale studies en op twee grondleggende artikelen van I. Schöffer, ‘De Nederlandse confessionele partijen 1918-1939’ (1968) en ‘Het politiek bestel van Nederland en maatschappelijke verandering’ (1973), allebei in zijn Veelvormig verleden. Zeventien studies in de vaderlandse geschiedenis, Amsterdam 1987, 81-94, 95-110.

39 J.A.A. van Doorn, ‘Verzuiling: een eigentijds probleem van sociale controle’, Sociologische

Gids 1956/3, 41-49; S. Stuurman, Verzuiling, kapitalisme en patriarchaat. Aspecten van de ontwikkeling van de moderne staat in Nederland, Nijmegen 1983.

op het terrein van geloof, huwelijk, onderwijs en arbeid in Nederland, Deventer 1989, 40-57.

41 Het verschijnsel werd beschreven in een prachtige, voorbeeldige studie: J.P. Kruyt, De

onkerkelijkheid in Nederland. Haar verbreiding en oorzaken. Proeve eener sociografische verklaring, Groningen 1933.

42 J.J. Woltjer, Recent verleden. De geschiedenis van Nederland in de twintigste eeuw, Amsterdam 1992.

43 J. van Miert, ‘Verdeeldheid en binding. Over lokale, verzuilde en nationale loyaliteiten’,

Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 107 (1992), 670-689.

44 Ivo Schöffer, ‘De Nederlandse confessionele partijen 1918-1939’ (1968) en ‘Het politiek bestel van Nederland en maatschappelijke verandering’ (1973).

45 Ed Simons, Lodewijk Winkeler, Het Verraad der Clercken. Intellectuelen en hun rol in de

ontwikkelingen van het Nederlandse katholicisme na 1945, Baarn 1987; G. Dekker, De stille revolutie.