• No results found

Maatregelen ter verbetering van de hydrologische situatie

6.2 Strategie en doelbereik

6.3.1 Maatregelen ter verbetering van de hydrologische situatie

Voor het herstel van de lokale grondwatersituatie (verhoging grondwaterstand en toename van basenrijke kwel) zijn de volgende maatregelen aan de orde:

 Bosomvorming ten behoeve van toename van de inzijging (maatregel 1).

 Dempen en verondiepen van drainerende sloten, greppels, rabattenstelsels (maatregel 2).

 aanpak drainerende werking van de Witte Loop (maatregel 3).

 opheffen van de drainerende werking van ‘s Heerenven(maatregel 4).

 zo nodig bekalken van zwakgebufferde en zeer zwakgebufferde vennen (maatregel 5).

Met deze maatregelen wordt de inzijging (grondwatervoeding) vergroot (maatregel 1) en gelijktijdig de afvoer van het grondwater uit het systeem verminderd

(maatregel 2 tot en met 4) en zo nodig nog extra bufferstoffen toegevoegd

(maatregel 5). Deze maatregelen dragen bij aan herstel van de vochtige heide, zeer zwakgebufferde, zwakgebufferde en zure vennen en daarnaast de vochtige alluviale bossen. De afzonderlijke maatregelen worden hieronder nader toegelicht.

Fasering maatregelenpakket

Eerste beheerplanperiode: uitvoer van het Somerense scenario bestaande uit de maatregelen die in het kader van de GGOR zijn uitgevoerd in 2013, te weten bosomvorming (intern en extern), dempen sloten/greppels (intern en extern) en aanpak van de Witte Loop (intern). Indien mogelijk wordt daarnaast de interne maatregel ‘ opheffen van de drainerende werking van ’s Heerenven’ (niet in de GGOR) uitgevoerd in deze beheerplanperiode. Hiervoor wordt een apart spoor gevolgd in afstemming en overleg met de particuliere eigenaar. Ook wordt onderzocht wat de noodzaak en mogelijkheden zijn ten aanzien van het mitigeren van de effecten van onderbemalingen buiten de Natura 2000-begrenzing. Aan het eind van de 1ste beheerplanperiode worden de resultaten van het

maatregelenpakket geëvalueerd en wordt bepaald of er aanvullende maatregelen nodig zijn in de 2de beheerplanperiode.

Toelichting afzonderlijke maatregelen

Maatregel 1 – Omvormen bos ten behoeve van vergroting inzijging regenwater Om de inzijging (grondwatervoeding) te verhogen wordt als maatregel ingezet op bosomvorming: naaldbos in de inzijggebieden van de vochtige habitattypen worden omgevormd naar heide of loofbos. Dit heeft vooral een hydrologische noodzaak, omdat naaldhout meer verdampt dan loofhout of heide. Daarnaast neemt de eutrofiëring van het grondwater af, doordat er minder stikstof inzijgt. Op plaatsen

waar naaldbos naar heide wordt omgevormd, verminderen daarnaast de verzuring van het infiltrerend regenwater (door verwijderen van verzurend strooisel) wat ook bijdraagt aan een verbetering van de grondwaterkwaliteit. De toename van lokale kwel komt ten goede aan de zeer zwakgebufferde en zwakgebufferde vennen, de vochtige heide en de daarnaast de vochtige beekbegeleidende bossen. Daarnaast komt deze maatregel, op plaatsen waar bos omgevormd wordt naar heide binnen de begrenzing, ten goede aan areaaluitbreiding van vochtige heide, droge heide en daarnaast lokaal aan areaaluitbreiding van stuifzandheide met struikheide en zandverstuivingen. Het verwijderen van bos draagt ook bij aan de kernopgave van zeer zwakgebufferd ven (herstel en behoud in grote openheidevelden) en

structuurrijke droge heiden (vergroting areaal en verbeteren kwaliteit van stuifzandheide, zandverstuiving en droge heide) (zie Onderzoek 2. par. 6.4). Fasering maatregel 1

Het naaldbos in het inzijggebied van de heide en vennen op het dekzandplateau wordt gefaseerd omgevormd naar heide en/of loofbos. Daarbij wordt het hout gekapt in combinatie met verwijderen van de strooisellaag op plaatsen waar het bos wordt omgevormd tot heide. In dit kader heeft vanuit de GGOR in 2013 zowel binnen de Naturabegrenzing als daarbuiten bosomvorming plaatsgevonden. Zie kader hieronder voor toelichting. Daarbij dient te worden opgemerkt dat intern niet al álle bosopstanden omgevormd dienen te worden. Verspreid over het heidegebied dienen bosjes gehandhaafd te worden ten behoeve van de biodiversiteit

(heidefauna). Langs de noord- en zuidrand van het gebied vormt bestaand bos een natuurlijke buffer tegen de effecten van de hier aan het gebied grenzende drukke wegen. Om deze reden dienen hier bufferstroken gehandhaafd te blijven.

In de tweede beheerplanperiode (en mogelijke aansluitende beheerplanperioden) is wellicht aanvullend, extra omvorming nodig. De noodzaak daartoe, exacte locaties en omvang daarvan dient bepaald te worden na evaluatie van de eerste

Maatregel 2 - Dempen of verondiepen lokale ontwateringsmiddelen (sloten en greppels) op de hogere delen (dekzandplateau)

Tegelijkertijd met de bosomvorming moeten, zowel binnen de Naturabegrenzing als daarbuiten een aantal ontwateringsmiddelen (drainerende sloten, greppels en rabattenstelsels) verspreid over het gebied gedempt of verondiept te worden om het grondwater in het maaiveld te krijgen. In het gebied liggen vele lokale

ontwateringssloten die zorgen voor een afname in infiltratie en daardoor voor verlaging van de grondwaterstand en het wegvallen van lokale kwel. Met name op de Braakhuizensche Heide en Somerensche Heide liggen veel rabatten in het bos. Momenteel staan deze sloten en greppels droog, maar indien als gevolg van bosomvorming de grondwaterstand stijgt, kunnen deze sloten weer watervoerend worden. De bosomvorming is dus niet los te zien van deze aanpak van de

detailontwatering. Fasering maatregel 2

Vanuit de GGOR is deze maatregel in 2013 zowel intern als extern uitgevoerd (GGOR-maatregelen nr. 10 en 9).

De maatregelen in de eerste beheerplanperiode worden vooral genomen rond het Beuven en de Witte Loop. In de tweede beheerplanperiode worden aanvullend maatregelen in de rest van het gebied uitgevoerd. Hiervoor komen onder andere de Braakhuizensche heide met het Slootjesven in beeld.

GGOR-maatregel (2013) Bosomvorming

- GGOR nr. 1 - bosomvorming bos naar heide – bos gemeente Someren (kappen bos en verwijderen stobben tot maaiveld i.c.m. plaggen voedselrijke toplaag (verwijderen strooisellaag (0,15 m).

Intern: grotendeels (omgeving /rondom Beuven en daarnaast tussen Grafven-zuid en Witven-Someren. omgeving bos Hoenderboom).

Extern: klein deel (ten oosten van Kranenmeer/NW Beuven)

- GGOR nr. 2 - mantel-/zoom ontwikkeling (gradiëntherstel heide-omliggend bos door selectief bomen kappen en open bos creëren, verwijderen van de stobben tot maaiveld. niet plaggen. aandacht voor opslag exoten). De maatregel komt ten goede aan de verbetering en vergroting van leefgebied typische soorten die gebonden zijn aan overgangssituaties.

Intern: grotendeels. Extern: klein deel (zie nr.1).

- GGOR nr. B1 t/m 3 - bosomvorming van naaldbos naar gemengd bos/ geïntegreerd bosbeheer (omvormen door middel van beheer waarbij naaldhout wordt verwijderd zodat loofhout de kans heeft om te ontwikkelen.)

B1 gemeente Someren (extern: noord van Beuven buiten de begrenzing).

B2 Brabants Landschap (intern (deels) en extern (grotendeels): zuidwesthoek Natura 2000-gebied.

B3 Staatsbosbeheer (intern: klein oppervlak langs de Witte Loop, beneden-strooms Maasven)

- GGOR nr. B4 - bosomvorming van naaldbos naar natte heide (kappen bos en

verwijderen 50% van de stobben, i.c.m. verwijderen strooisellaag). Staatsbosbeheer: intern (verschillende locaties langs de Witte Loop, en op de overgang naar het beekdal van de Kleine Dommel). Gefaseerde uitvoer, bestaand reliëf zo veel mogelijk gevolgd en aanwezige habitattypen (kleine stukjes heide en ven) zo veel mogelijk gespaard.

Maatregel 3 - Aanpak Witte Loop: verondiepen Witte Loop en beperking drainage Door de Witte Loop te verondiepen en de drainage te beperken kunnen natte laagten in de omgeving hydrologisch hersteld worden.

Fasering maatregel 3

Vanuit de GGOR is deze maatregel in 2013 uitgevoerd (GGOR-maatregelen nr. 5 en 6).

Maatregel 4 - Opheffen van de drainerende werking van ’s Heerenven

Het opheffen van deze drooglegging, door het dempen van afvoersloten, levert een bijdrage aan het herstel van de lokale grondwaterstand (zie o.a. de GGOR-

berekeningen). Deze maatregel heeft vooral effect in combinatie met bosomvorming. Deze maatregel komt ten goede aan de habitattypen

zwakgebufferde vennen en zure vennen (H3130 en H3160) en vochtige heide (H4010_A) in de omgeving van ’s Heerenven. Ter plaatse van ’s Heerenven zelf zijn er potenties aanwezig voor de ontwikkeling van vochtige heide, zuur ven of

zwakgebufferd ven. Fasering maatregel 4

Uitvoer van deze maatregel indien mogelijk in de eerste beheerplanperiode. Mocht dit niet lukken, dan uitvoer in de tweede beheerplanperiode.

Maatregel 5. Bekalken vennen – zo nodig

Wellicht dat het nodig is om zwakgebufferde en zeer zwakgebufferde vennen aanvullend te bekalken. Deze maatregel draagt bij aan de kwaliteitsverbetering van deze vennen.

Fasering maatregel 5

Uitvoer van deze maatregelen indien nodig in de tweede beheerplanperiode. Na de eerste beheerplanperiode dient eerst bepaald te worden of deze maatregel nodig is,

GGOR-maatregel (2013) - dempen/verondiepen van sloten:

- GGOR nr. 10 - dempen/verondiepen detailontwatering Strabrechtse heide:

verondiepen detailontwatering tot 0,3 m –mv als het gaat om historische grenssloten (met behoud van de historische grensstenen), overige detailontwatering dempen. Intern: grotendeels: (a) Verondiepen sloten Staatsbosbeheer/ van Alphen-deel: omgeving Grafven/ Henneven/ Platvoetje. (b) Dempen sloten Gem. Someren-deel: rondom Beuven en tussen Grafven/Witven-Someren (=Hoenderboom).

Extern: zeer klein deel (dempen sloten gemeente Someren: noord van Beuven) - GGOR nr. 9 - vernatten Herbertusbossen en aangrenzende graslanden door

verondiepen detailontwatering bossen en daarnaast aanpassen stuw en plaatsen nieuwe stuwen.

Intern/Extern: Herbertusbossen onder andere binnen en buiten de begrenzing.

GGOR-maatregel (2013) - opheffen drainerende werking Witte Loop

- GGOR nr. 5 - beperken drainerende werking Witte Loop (verwijderen grote duikers op de plek van aan te leggen voordes, aanleg voordes met kleine duikers en realiseren oversteek wandelaars met duikers, verondiepen met 0,5 m van de Witte Loop ter hoogte van de kunstwerken (40 meter bovenstrooms en 10 meter benedenstrooms van het kunstwerk). Bij aanwezige zandsuppleties Witte Loop tot 0,3 m -mv dichtgooien, mits voldoende zand aanwezig).

- GGOR nr 6 - verondiepen Witte Loop traject Peelrijt-verdeelwerk/Beuven (verwijderen aanwezig slib, aanbrengen grond uit de omgeving, laagdikte van 0,5 m).

en zo ja, bij welke vennen. Hiervoor dient monitoring en evaluatie van de

effectiviteit van de maatregelen, die in de eerste beheerplanperiode genomen zijn. Detaillering van uitvoer (bepaling bekalkingsplekken en wijze van bekalking. materiaal en hoeveelheid) vindt pas plaats als uitvoer inderdaad aan de orde is.

Maatregelen ten behoeve van herstel regionale grondwatersituatie

Voor het herstel van de regionale grondwatersituatie zijn de volgende maatregelen aan de orde om het verdwijnen van water in het systeem te verminderen. Drainages dienen verminderd te worden door:

 Verondiepen lokale ontwateringsmiddelen in het beekdal van de Kleine Dommel (maatregel 6).

 Peilverhoging van de Kleine Dommel (maatregel 7).

Toelichting afzonderlijke maatregelen

Maatregel 6 - Verondiepen lokale ontwateringsmiddelen (sloten en greppels) in beekdal Kleine Dommel

Ten eerste dienen een aantal sloten en greppels sterk verondiept te worden om het grondwater in het maaiveld te krijgen in het beekdal van de Kleine Dommel. Dit betreft sloten/greppels in de beekbegeleidende bossen op de beekdalflank en dalbodem. Voor het verminderen van de drainage dienen de interne waterlopen binnen de loofbossen (grotendeels habitattype vochtige alluviale bossen) in het beekdal binnen de Natura 2000 begrenzing te worden verondiept. Daarnaast dient te worden onderzocht of de sloten in het agrarische gebied (in het beekdal intern en extern) verondiept kunnen worden.

Fasering maatregel 6

In de eerste beheerplanperiode beperkte uitvoering mogelijk als interne maatregel in de eigendommen van Staatsbosbeheer. Gelijktijdig dient onderzoek plaats te vinden naar de mogelijkheden van uitvoer buiten de Natura 2000-begrenzing in. Uitvoer als externe maatregel indien mogelijk vanaf de tweede beheerplanperiode. Maatregel 7 - Peilverhoging Kleine Dommel

Het peil van de Kleine Dommel, dat sterk drainerend werkt op het beekdal, wordt verhoogd. Door het beekpeil te verhogen komt de kwel weer in de flanken van het beekdal. Aan de oostkant van de beek liggen greppels in het habitattype vochtige alluviale bossen (binnen de begrenzing). deze dienen verondiept te worden (zie maatregel 6). Deze maatregelen leveren een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van de vochtige alluviale bossen.

Fasering maatregel 7

Deze maatregelen wordt in de eerste beheerplanperiode uitgevoerd.