• No results found

De lijkpredikatie van Henricus van Rijp naar aanleiding van het overlijden van Van

Hoofdstuk 5. Een analyse van zijn fonds

33. De lijkpredikatie van Henricus van Rijp naar aanleiding van het overlijden van Van

Shepard, Dickson en Binning.147

Tractaten en pamfletten: Apologetiek148 en polemiek149

Van Lodenstein heeft zich veelvuldig op het terrein van de apologetiek begeven. Allereerst moet genoemd worden het hoofdwerk van Van Lodenstein,

Beschouwinge van Sion150. Daarin hekelde hij de

verworden toestand van de gereformeerde kerk. Een beleving van het geloof in het hart vindt hij daarbij noodzakelijk. Het werk is opgezet in vijf delen en behelst een aantal samenspraken tussen Stephanus, Ahikam en een predikant Urbanus, waar Van

Lodenstein zich zelf achter verschuilt. De methodiek van een samenspraak gebruikte Van Lodenstein wel vaker bijvoorbeeld bij de kwestie van de afzetting van Jacobus Koelman: Twee samenspraaken, over’t geval van D. Jacobus Koelman)151.

In het Biegt-boecxken der christenen152 uit 1660 zet

Gisbertus Voetius zich in voor het werkje van Josias van Houten (1582-1623), waarin een min of meer

uitputtend zondenregister is opgenomen. Ook nu weer doet Voetius hierbij een beroep op Willem Teellinck. Willem Clerck heeft een werk uitgegeven dat de argumenten van Jean de Labadie tegen Gisbertus Voetius zou moeten ontkrachten. Het kwam uit in 1670 onder de titel Preuves veritables de la pieté, sincerié, debonaireté & de la prudence du sr. Jean de Labadie.153

Clerck heeft enkele pamfletten het licht doen zien tegen de inhoud van het omstreden boek De Betoverde wereld van Balthasar Bekker. Dit ondanks dat het boek in Utrecht verboden was. Want in één van de

vroedschapsrevoluties van 1692 valt het volgende te lezen:

Op het geproponeerde bij de Heeren Borgemeesteren heeft de Vroedschap

eenpariglijck goedgevonden ende verstaen dat

147 Zie bijlage 2, de respectievelijke nrs. 3,85, 101, 109, 123 en 149. 148Apologetische werken verdedigen levensbeschouwelijke of religieuze standpunten door middel van redenering.

149 Polemiek is de schriftelijke verdediging van standpunten tussen twee of meer auteurs.

150 Zie bijlage 2, nr. 34. 151 Zie bijlage 2, nr. 88. 152 Zie bijlage 2, nr. 4. 153 Zie bijlage 2, nr. 122.

het boeck van Dor Balthasar Becker, gewesen predicant tot Amsterdam, geintituleert De Betoverde Wereld in twee deelen, met den aancleven van dien, waar in menichvuldige schadelijcke ende de H. Schrifture verdraeyende stellingen ende uytleggingen vervath sijn, bij publicatie sal worden verboden, ende alle boeckdruckers ende boeckverkopers

geinterdiceert tsalve binnen dese stadt ende vrijheyt van dien te drucken ofte te vercopen, directelijck ofte indirectelijck, op proeve van twee hondert silvere ducatons te appliceren een derdepart voor den Heere Hooftofficier, een derdepart voor den aenbrenger, ende een derdepart voor stads kinderhuys.154

Bij zijn weduwe verschenen in dat verband, De godslasteringen van de Amsterdamse predikant Dr.Bekker van Henricus Brinck,155 Melchior

Leydekkers Historische en theologische redeneringe, over het onlangs uitgegeve boek van den seer

vermaarden Balthasar Bekker (..)156 en Ongenoegsame satisfactie, gedaan door den auteur van het boek, de Betoverde wereld, van Henricus Brink.157

Preken

In het fonds van Clerck zijn enkele preken opgenomen. Genoemd dienen te worden die van Johannes

Teellinck158 en de befaamde preek van Voetius in de domkerk na het vertrek van de Fransen.159

Lijkpredicaties

Willem Clerck heeft verschillende lijkpredicaties in zijn fonds. Dit genre, bekend als de oratio funebris, bestond al sinds de klassieke oudheid. In die tijd werden ze in het Latijn uitgesproken bij het overlijden van

verschillende hoogleraren. De lijkpredicatie was altijd opgezet via een vast schema, namelijk opeenvolgend: de laus (de lof op de overledene), luctus (de eigenlijke rouwklacht), consolatio (troost). Het genre werd ook in de vroegmoderne protestantse stromingen beoefend en

154 HUA, Stadsarchief 702. 155 Zie bijlage 2,nr.135 156 Zie bijlage 2, nr. 137. 157 Zie bijlage 2,nr. 143. 158 Zie bijlage 2, nr. 5. 159 Zie bijlage 2,nr. 36.

werd algemeen aanvaard hoewel er soms enigszins ambivalent mee werd omgegaan. Zo is van de bekende predicant Balthasar Bekker bekend, dat toen hij een lijkpredicatie wilde houden, naar aanleiding van het overlijden van zijn vrouw, het hem door de classes werd verboden. In de protestantse traditie bestond de lijkpredicatie voor het grootste gedeelte uit de

toepassing van een bijbeltekst waar de klassieke opbouw ook terug de vinden was. De lijkpredicatie hebben de gereformeerden gelegitimeerd met de bijbeltekst uit Hebreën 13:7: ‘Gedenkt aan uwe Leeraars die u het woord Gods gezaaid hebben, welkers einde ziet aan en volgt haar gelove na.’160 Een treffend voorbeeld van een lijkpredicatie is die van Henricus van Ryp naar aanleiding van het overlijden van Jodocus van Lodenstein. Hoewel er van de

predikant en mysticus geen visueel portret bekend is, schetst Van Ryp een beeld over Van Lodenstein die weinig aan de verbeelding over laat.

De Heere had hem met sulcken licht van Goddelickheyt beglanst/ dat sijn venerabel [eerbiedwaardig] aengesicht voor yeder ontsaghlick was; en ten ware sijn glinsterend gelaet/ met de wolcke van onseggelicke nedricheyt/ en eenvoudicheyt getempert en bedeckt waere geweest/ als eertijds het

aengesicht van Mosis/ met een deksel/ men had hem niet/ dan met schroom derven naderen. […] Over de vergaderinge daer hy in quam/ ginck als een heerlijckheyt op/ een vreese viel op alle; en wie twijffelt’er aen/ of sijn heylicheyt-

vertoonende wesen/ heeft hem verstreckt voor een Sauveguarde, als of de Heere hem daer mede gesignaleert hadde/ en geseyt/ raeckt mijn Gesalfde niet aen, doet mijn Propheet geen leet, Psal. 105,

Liederen en rijmbundels

Als een groot pronkjuweel in zijn fonds is er

Uytspanningen, de dichtbundel waarin Jodocus van Lodenstein de meeste van zijn liederen verzamelde. Hij schreef deze liederen meestal als ontspanning na het preken op zondag. Ze waren vooral bedoeld om gezongen te worden op de conventikels161 of in

160 Statenvertaling.

161 Buitenkerkelijke, godsdienstige bijeenkomst.

34. Een aantal edities bij elkaaar van Uyt- spanningen, uitgegeven door Willem Clerck en zijn weduwe.

gezelschappen. Daarbij gaf hij enkele onderwijzingen over hoe het zingen in zijn werk diende te gaan. Er was nodig, ‘groote aandacht, opmerkinge en Eerbied tot dit werk toegebracht worden, benevens eene gestadige opgetogenheyd des herten, niet te onderlaten door voor of tusschen-vallen van burghelyke beleeftheden of diergelyke’162

Ondanks dit heeft Van Lodenstein bij het maken van zijn liederen gebruik gemaakt van wereldse melodieën. Zijn liederen en zangwijzen vormden bepaald geen eenheid, maar daar had hij wel een antwoord op: ‘De voys en weegt Godt niet of die swaar is of licht’163 Enkele liederen schreef hij in Rees waar hij in 1672 door de Fransen gevangen werd gehouden. Het zijn niet zijn minste:

Soet gezelshap dat met my ’s Hemels Heerscher vry en bly, Pleegt te loven met gesangen, In ’t gezegend Vaderland;

Noch en swijg’ick niet, gevangen: ’s Hemels Geest en kend geen band.164

En van zijn bekendste liederen en veel geciteerd en gebruikt binnen gezelschappen is:

Al mijn trachten; Mijn verwachten Is na U, Myn God alleen:

Want de klare; Segen-a’ren Scheyden sig uyt u van een.

O! Heylig eensaam! Met God gemeensaam! Was ick maar met U gemeen!

Was ick maar met U gemeen165

Hoewel Van Lodenstein zijn eigen dichtkunst zogenaamd enigszins bagitaliseerde, heeft hij waarschijnlijk toch wel enige studie gemaakt van Huygens, Hoofd en Vondel. Ook genoot hij tijdens zijn leven al veel waardering voor zijn dichtwerk..

Uyt-spanningen kent een hele uitgavegeschiedenis. In de werken die Clerck heeft uitgegeven worden de

162 Uytspannningen, voorrede, p. 2-6. 163 Uytspanningen, voorrrede. P. 7. 164 Uytspanningen, p. 80.

165 Uytspanningen, p. 396.

35. Uytspanningen, opengeslagen bij het

Morgen-ligt.

36. Ds. Visvliet verantwoordt zichzelf tegenover