• No results found

Hoofdstuk 3. Het geestelijk klimaat; belangrijke personen en zaken

16. Jacobus Koelman.

bedenkelijke associatie. Wanneer men naar de strekking van het woord kijkt blijkt dat het eigenlijk een internationaal verschijnsel is, waarin zowel het Engelse puritanisme en het Nederlandse

gereformeerde piëtisme zijn ingebed. De Nederlandse variant wordt door W.J. Op ‘t Hof beschreven als: ‘die stroming binnen het gereformeerd protestantisme, die zich tegen algemeen verbreide wantoestanden en misvattingen kerend, met profetische bezieling zowel aandrong op innerlijke beleving van de gereformeerde leer en persoonlijke levensheiliging als-harmonisch hiermee verbonden- ijverde voor de radicale heiliging van alle levensgebieden’.73

Belangrijk hierbij is dat deze piëtisten van mening waren dat uitspattingen en een onchristelijke levenswijze het directe gevolg waren van de ‘on-

gereformeerdheid’ van het hart. Het merendeel van de kerkleden was gereformeerd, maar miste het ware, zaligmakende geloof. Er was hooguit een verstandelijke kennis, maar de ervaring van de ziel ontbrak. Nooit had men de gebrokenheid van hart gekend vanwege de zonde en derhalve ook nooit de vreugde over het heil in Christus. Aan de andere kant werden de aanhangers van het piëtisme door degenen die alleen in naam christen waren, in vroeger eeuwen uitgemaakt voor ‘fijnen en ‘preciezen’.

Er is ook een theorie die het gereformeerde piëtisme verklaart als een voortzetting van de Nederlandse vroomheidsbeweging in de late Middeleeuwen, namelijk de Moderne devotie.74 Wanneer men alle aspecten die met leerstelligheid te maken hebben weg laat, zou men dezelfde religieuze ondertoon kunnen waarnemen.

Het gereformeerde karakter van het piëtisme in

Nederland werd in ieder geval met name bepaald door Calvijn, naast wie ook Beza moet worden genoemd. Ook heeft de Heidelbergse Catechismus een grote invloed gehad. In de praktijk bleek ook dat de

navolgers van de Nadere Reformatie erg veel nadruk legden op de onderhouding van het vierde gebod, namelijk de eerbiediging van de rustdag.

Invloed

Zoals gezegd waardde Teellincks geest rond onder de

73 Hof, W.J. op’t, Engelse piëtistische geschriften in het Nederlands, 1598-

1622, Rotterdam, Lindenberg, 1987, p.24.

74 Een spirituele beweging in de Middeeleeeuwse katholieke kerk, die opkwam in de Nederlanden in de 14e eeuw.

Utrechtse piëtisten en velen daarvan waren auteur wier werk door Willem Clerck werd uitgegeven. Soms werd het gedachtegoed plotseling manifest, zoals in een uitgave uit 1676, waarin Van Lodenstein de lof van Voetius bezingt naar aanleiding van diens overlijden. Hij laat duidelijk zien wat Teellinck voor Voetius betekend heeft.

Dees dood by na met veler dood ten top raackt, Als Telings geest en Udemans sig opmaackt En roept, siet toe! O lie’en de suyvre Leering Van Graty en preadestinering

Van’s Hemerls wijs-beleyd,, en So verainiteyt (…)

Dies schatten Teelings grim op enckele vijsheid En kennen geen so hard een hemels wijsheyd Nog sulk een herstel arger als de dwaling.

Sy waren door den soen,, verlost om soe te doen, En die woud verder poogen

Dat was een Telingist,, Die ’t spoor der waarheid mist,

By vromen niet te doogen.

Den schrandere VOET,die waerheyds-bron ten grondslag,

Springt sulcke helden by, en werpt den grondslag

Van al die tegen-kakelaars daar heenen

(Al raackte vaack den Crocodijl aan ’t weenen) Hij wist syn tranen aff, maar na verdienst, en gaff

Haar all de laatste wonden.

Was hen maar doorden Geest, Die lustgestopt geweest,

So wel als pen en wonden.

Thans na de school. Daar leert hem ’t heftig woeden

Op Teelings geest, sijn leeringen hoeden (…)75

Een andere ’Oude schrijver’76 die het puritanisme uit de eerste hand kende, was Jacobus Koelman (1631- 1695), die vele vertalingen van puriteinse werken op zijn naam heeft staan en daarin uitgebreide voorredes

75 Ter gedachtenisse van den Eerwaardigen, Godsaligen, Geleerden en seer

vermaarden Heere, den Heere Gysbertus Voetius (…), Utrecht, Willem Clerck,

1676.

76 Andere naam voor een piëtistisch theoloog uit de 17de en 18de eeuw.

17. Een van de werken van Koelman, die bij de

schreef. Clerck kon als boekverkoper vele vertalingen van Koelman leveren, afgaande op de lijst van titels in het werk van Durham.77.

De Utrechter Koelman was ooit uit het Zeeuwse Sluis verbannen vanwege zijn ongezouten kritiek op de magistratuur en had nadien een zwervend bestaan geleid, waarin hij zich toelegde op het vertalen van Angelsaksische puriteinen. Tientallen malen citeert Koelman in zijn werken uitspraken van Teellinck. Hij studeerde aan de Utrechtse universiteit en zat onder andere onder het gehoor van Gisbertus Voetius. Na predikant te zijn geworden in Denemarken, bij de ambassade van de Staten-Generaal in 1656, kreeg hij in 1658 een andere standplaats, namelijk Brussel. In 1662 nam hij zijn intrek in de pastorie van de

gereformeerde kerk in Sluis, gelegen in Staats- Vlaanderen. Sluis maakte onderdeel uit van de zogenaamde Generaliteitslanden.78 In Sluis nam Koelman zijn ambt zeer nauwgezet op. Hij bond de strijd aan met de, in zijn ogen, veelvuldig voorkomende misstanden. Zo trok hij strakke lijnen voor het zedelijk leven. Veel gemeenteleden stonden onder censuur die hij toepaste zonder aanziens des persoons. Ook

Koelmans compromisloze houding ten opzichte van de wereldlijke magistratuur leidde ertoe dat hij uit zijn ambt werd ontheven en werd verbannen uit Staats- Vlaanderen. Hij leidde verder een zwervend bestaan, waarin hij wel kans zag om tientallen Angelsaksische puriteinen in het Nederlands te vertalen. Het fonds van Clerck bevat verschillende titels van hem. Willems weduwe heeft zijn werk in het bijzonder bij de lezers onder de aandacht willen brengen.

In een van zijn publicaties bij Clerck verdedigde hij zich met grote stelligheid tegen het besluit om hem uit zijn predikambt binnen de gemeente van Sluis te ontheffen Hij zegt:

Ook Protesteere ik, en appelleere tot het Oordeel van een Nationaal Synode of liever (dewijl zulken Synode nu verhindert wordt gehouden te

worden) tot den Heere Jesus, de Opper-Heer, en groote Richter van alle, wegens de bittere en onchristelijke vervolginge en verongelijking, my door die Synoden van Utrecht, Hollandt, en Vrieslandt toegebracht,(…) om my alleszins in

77 Zie bijlage 2, nr 101.

den Lande het prediken van ’t Evangelium te verhinderen.79

Teellinck heeft ook invloed gehad op Jodocus van Lodenstein, die een prominente plaats in het fonds van Clerck had. Van Lodenstein had de gewoonte om op de vrijdagcatechesatie in het Weeskerkje,80 niet de

catechismus te gebruiken, maar de voorkeur te geven aan Teellincks Sleutel der devotie. Ook in zijn

hoofdwerk Beschouwinge van Zion81 verwijst Van

Lodenstein regelmatig naar Teellincks’ Noodwendig vertoog.

Er waren er meer in Utrecht die sterk onder invloed stonden van deze Zeeuw en Clerck als uitgever hadden. Cornelis Gentman (1617-1696) zag Teellinck als een voorbeeldig voorganger. Gentman was ook een Zeeuw, maar heeft Teellinck nauwelijks gekend en de vraag is ook of hij de Zeeuwse predikant ooit heeft horen preken. Gentman stelde zich in feite in de traditie van de puriteinse preekmethode, die zich vooral kenmerkte door eenvoud. Later behoorde Gentman in Utrecht tot de bekende predikanten in de kerken van de Nederduits gereformeerde kerk.

Gentman stelde Voetius op één lijn met Teellinck en was van mening dat de Utrechtse hoogleraar zijn christelijke ontwikkeling vooral aan deze theoloog te danken had. Overigens bracht Weduwe Clerck een werk van Gentman op de markt, Uitbreidinge over de catechismus, in vragen en antwoorden82, dat grote

invloed op het zedelijk leven in de 17de en 18 de eeuw heeft gehad.

Ook Johannes Hoornbeek (1617-1666) , een auteur van Willem Clerck studeerde onder andere in Utrecht bij Voetius. Ook bij hem is in verschillende aspecten een diepgaande invloed van Willem Teellinck zichtbaar. Hij refereert in zijn homiletiek83 zes keer aan de Zeeuwse predikant.

Bij Voetius en Van Lodenstein dient verder uitgebreid stilgestaan te worden.

Voetius (1589-1676) vraagt vooral aandacht vanwege

79 Protestatie en de uitdrukkelijke betuyging voor de kercken van

Nederlandt (..) zie bijlage 2, nr. 112.

80 Nu Oudegracht 245. 81 Zie bijlage 2, nr. 34. 82 Zie bijlage 2, nr. 136. 83 Preekkunst.

18. Van Van Lodenstein bestaat geen portret. Wel een gravure van zijn buitenhuis.

19.Beschouwinge van Zion, een van belangrijkste

zijn dominante rol in het Utrechtse academisch leven en zijn rol in de Utrechtse gereformeerde kerk. Hij was in Leuven geboren, studeerde onder Gomarus en na enkele predikantschappen werd hij in 1634 professor. De gereformeerde Paus van Utrecht, zo werd hij ook wel genoemd.

Zijn orthodoxie sloot geheel aan bij de besluiten van de Dordtse synode, die hij als een van de jongste leden had bijgewoond. Zijn grote passie was deze leer te verdedigen tegen remonstranten, katholieken en vrijdenkers en het is niet moeilijk met het criterium van die tijdsgeest in het achterhoofd, Cartesianen en Coccejanen84 hier onder te scharen. In latere jaren kreeg hij hierbij steun van zijn zoons Paulus en Daniël. Voetius oriënteerde zich op een breed theologisch gebied. Hij werd ten tijde van zijn hoogleraarschap de centrale figuur in de Nadere Reformatie. Met zijn voorgestane verbinding tussen Bijbelse openbaring enerzijds en wetenschap anderzijds, was hij bepalend voor de Utrechtse hogeschool, die daarom ook wel de ‘Academica Voetiana’ werd genoemd. Vermaard was hij vanwege zijn dispuutcolleges die hij op zaterdagen hielden die zijn weerslag hebben gekregen in zijn Selectae disputationes.85 Hij zou ook gekenschetst kunnen worden als de geharnaste strijder voor de idealen van de Nadere Reformatie.

Van Lodenstein

Van Lodenstein dient extra belicht te worden omdat hij ook een van de grote voortrekkers en inspirators is geweest, maar bovendien vanwege het feit dat hij de belangrijkste auteur van Willem Clerck was. Willem Clerck heeft zich dan ook over zijn nagelaten

geschriften ontfermd.

Jodocus van Lodenstein (1620-1677) was

gereformeerd, maar had ook een sterke mystieke86 inslag. Hij werd geboren op 6 februari 1620 en was afkomstig uit een gelovig Delfts regentengeslacht.87

84Asselt, W.J. van, ‘G. Voetius, gereformeeerd scholasticus’, in: Groot, A, de Groot, en O.T. de Jong (red), Vier eeuwen theologie in Utrecht, Zoetermeer, Meinema, 2001.

85 Groot, A,de., ‘Geschiedenis vande Faculteit der godgeleerdheid aan de Utrechtse universiteit’, in: Groot, A, de, en O.T. de Jong (red), Vier eeuwen

theologie in Utrecht, zoetermeer, Meinema, 2001, p.19.

86 Het streven naar de versmelting met, of opgaan in God.

87 Het leven van Van Lodenstein wordt uitgebreid begeschreven in: Trimp, J.C., Jodocus van Lodensteyn, predikant en dichter, Kampen, de Groot Goudriaan, 1987.

Het zou voor de hand gelegen hebben wanneer hij een politieke loopbaan zou hebben geambieerd, maar hij verkoos de studie van theologie, wat voor mensen uit zijn milieu nogal ongebruikelijk was. Van Lodenstein studeerde in Utrecht onder meer bij Voetius en trok zijn leven lang met hem op. Overigens studeerde van Lodenstein ook nog enkele jaren Oosterse talen in Franeker. Daarbij woonde hij in het huis van Johannes Coccejus. Na, als predikant, de gemeente van

Zoetermeer te hebben gediend, werd hij op 18 september 1650 bevestigd als dominee in de generaliteitsstad Sluis. Hij heeft hier veel invloed gehad, want door zijn prediking en pastoraat kwam de gemeente geestelijk tot leven. Evenals in Zoetermeer, hield hij hier streng de hand aan de kerkelijke tucht. In 1653 werd hij dominee in Utrecht tot aan zijn

overlijden in 1677. Eén van zijn boezemvrienden was hier Justus van den Boogaard, een vroegere

studievriend, maar hier zijn collega. Daarnaast had hij hechte banden met Jacobus Koelman, die na hem in Sluis had gestaan. Jodocus van Lodenstein bleef zijn hele leven ongetrouwd. Vanwege zijn wat mystieke aanleg, zocht hij de eenzaamheid en vandaar ook dat hij een huis had net buiten de stadswallen van Utrecht. Het huis stond tussen de Witte-vrouwen- en de

gewezen Maliepoort.88 Van Lodenstein maakte overal indruk met zijn prediking. Die prediking werd

gekenmerkt door een grote levendigheid en diep inzicht in het mysterie van God.

Samen met Voetius streed hij voor de heiliging van de zondag en de autonomie van de kerk. In zijn prediking kon hij ook sterk de nadruk leggen op een heilige levenswandel. Van Lodenstein had een opgewekt karakter en hij kon ook genieten van allerlei zaken en literaire uitingen buiten de gereformeerde gezindte. Zijn belangrijkste werk, de dichtbundel

Uytspanningen, verscheen in 1676. Het is bedoeld als een liedboek dat gebruikt kon worden in

gezelschappen. Hij schreef dit boek vooral op momenten dat hij zich wilde ontspannen. Deze liedbundel, voorzien van zangaanwijzingen en

notenschrift, is voor veel latere christelijke bundels een voorbeeld geweest.

Vanwege de ‘wereldse’ levenswijze van zijn kerkelijke gemeente kreeg Van Lodenstein gewetensbezwaar om

88Proost, P. Jzn., Jodocus van Lodenstein, (academisch proefschrift) Amsterdam, J.brand en Zoon, 1880, p.31.

20. Anna Maria Van Schuurman op een

het Avondmaal te bedienen en liet dit na. De kerk heeft hem dit toegestaan. Van Lodenstein overleed op 6 augustus 1677 op 57-jarige leeftijd na een

indrukwekkend sterfbed.

Van Lodenstein heeft vooral door zijn levenswandel grote indruk gemaakt. Willem Clerck rept daarover in zijn opdracht aan Mr. Johan Quint in zijn Beschouwinge van Zion.89 Hij zegt:

(…) die soo lange Jaren onder ons exemplaerlijck stichtelijck gewandelt heeft; ja sodanig, dat hy hier op aerden zijnde, soo veel op hadde met de Hemelsche dingen, dat hy by na altijt daer mede besich was, en alles daer toe bracht, op dat Jehovah mochte verheerlijckt worden. En verderop zegt hij:

(…) soodanigh was sijn wandel, daer door dat een yeder die met hem sprack ende om-ginck, gesticht wierde; soo dat sijn af sterven niet alleen een smertelicke wonde heeft gemaeckt in het Utrechts Zion, maer alle Lief-hebbers, het gantsche Lant door, quamen als een wee-klage op te heffen over die groote breucke en scheure; welcke wy, als ons de Heere belift te verlichten, hoe langs hoe meer noch sullen sien en

ondervinden.90

Niet alleen door zijn persoon, preken en handelen heeft Van Lodenstein grote invloed gehad maar vooral door zijn gepubliceerd werk. Wilhelemus á Brakel, een tijdgenoot, was al zeer te spreken over de

liederenbundel Uytspanningen91, terwijl Pierre Yvon, de opvolger van Jean de Labadie als leider van de secte, zich beriep op het bekende werk van Van Lodenstein, Beschouwingen van Zion om

kloosterachtige instellingen zoals zijn eigen gemeenschap te verdedigen.

Maar vooral na zijn dood heeft zijn werk zich als de golfbeweging na een steen in de vijver verspreid. Van Lodenstein werd ‘een naam’ bij de bevindelijk

gereformeerden in Nederland en hij ging behoren tot de canon van de zogenaamde oudvaders of oude

89 Zie bijlage 2, nr. 34.

90 Lodensteyn, J. van, Beschouwinge van Zion: ofte Aandagten en

opmerckingen over den tegenwoordigen toestand van 't gereformeerde christen volck, Willem Clerck, Utrecht, 1676.

91 Proost, P. Jzn., Jodocus van Lodenstein, (academisch proefschrift) Amsterdam, J.brand en Zoon, 1880, p.249.

schrijvers.92

In Duitsland zijn zijn liederen vertaald door

Bartholomeus Crasselius, die een grote bewondering had voor Van Lodenstein.93

Ook Gottfried Arnold maakte het werk van Van Lodenstein in Duitsland verder bekend. Johann Heinrich Reiz, de schrijver van Historie der

Wiedergebornen, verklaarde zelf een aanhanger en leerling van Van Lodenstein te zijn. Ook van de

bekende theoloog Gerard Tersteegen is bekend dat hij naast onder andere de Bijbel, het werk van Thomas á Kempis en Jean de Labadie, het werk van de Stichtse predikant bijzonder graag las. Van Lodensteins

dichtbundel Uytspanningen stond zelfs model voor zijn Geistliches Blumengärtlein. Tersteegen heeft

verschillende van zijn liederen vertaald. Zo kreeg Van Lodensteins lied Eensaamheyd met God, de titel

Harfenspiel der Kinder Zion. Op deze manier heeft Van Lodenstein ook invloed gehad op de vernieuwing van het christelijk leven in Duitsland.

Inmiddels geldt Van Lodenstein als dé dichter van de Nadere Reformatie.94

Niet alleen de boegbeelden van de kerk waren belangrijk voor Willem Clerck, maar ook een jonge theologiestudent zoals Philippus van Sorgen (?-1677) die bij de Utrechtse uitgever zijn debuut als dichter maakte. Van Sorgen kwam door inspanning van Clerck in 1677 met zijn dichtbundel Dicht-kundige ziele- zangen95 bedoeld voor het volk dat de gezelschappen of

conventikels96 bezocht. Deze bundel heeft bijzonder veel opgang gemaakt onder de conventikelbezoekers, en hoewel alle uitgaven in Utrecht zijn verschenen, zullen ze hun weg gevonden hebben naar alle andere delen van de Republiek. Later zouden verschillende van zijn liederen opgenomen worden in andere

bundels, zodat zijn betekenis veel verder reikte dan die tijdens zijn eigen werkzame periode.

Daarnaast werd door Clerck het werk van Johannes Cloeck uitgeven, Edesche Verlustigingen,97 waarmee de

92 Gezaghebbende piëtische theologen uit de 17de en 18e eeuw. 93 Proost, p.256.

94 Encyclopedie Nadere Reformatie, Utrecht, De Groot Gouderiaan, 2016. 95 Zie bijlage 2. Nr. 94.

96 Buitenkerkelijke bijeenkosten van gelovigen. 97 Zie bijlage 2, nr. 62.

Utrechte drukker de indruk wekt interesse te hebben voor christelijke liederenbundels.98

Anna Maria van Schurman en Jean de Labadie Er speelde nog een kwestie in Utrecht tijdens het werkzame leven van Willem Clerck. In de Domstad resideerde de befaamde vrouwelijke geleerde Anna Maria van Schurman99 (1607-1678), die zich in 1615 aan het domplein had gevestigd. Van Schurman bleek bijzonder getalenteerd te zijn op tal van terreinen op gebied van kunst en wetenschap. Zo beheerste ze minstens 14 talen. Zij behoorde tot de kring rond Voetius en had een vriendschapsband met haar

leermeester. De broer van Anna Maria van Schurman, Jan Godschalk, die ook deel uitmaakte van de

Utrechtse vriendenkring en zitting had in de

kerkenraad, was in Duitsland in aanraking gekomen met een bijzonder charismatisch prediker, Jean de Labadie,100 die ijverde voor een kerk die uit louter heiligen zou moeten bestaan. In zijn brieven aan zijn zus had hij vaak gewag gemaakt van deze man en zijn optreden en dit werd natuurlijk in de vriendenkring besproken. Zij en haar geestverwanten hadden het verlangen hem te leren kennen wat uiteindelijk resulteerde in een beroeping van De Labadie in Middelburg, op aandringen van Voetius, Van

Lodenstein en Anna Maria van Schurman. De Labadie accepteerde het beroep en ging op reis naar de

Republiek waar hij in het huis van Anna-Maria van Schurman werd ontvangen.

Jean de Labadie zou een grote rol spelen in het leven van Anna Maria van Schurman. De kring rond Voetius verwachtte veel van De Labadie en men hoopte dat met hem de voortgang van de Nadere Reformatie zou worden bevorderd. De Labadie bleek echter iemand te zijn die er toch afwijkende standpunten op nahield, zoals de mening dat de kerk slechts uit louter ware gelovigen mocht bestaan. Dit gaf zeker bij Voetius nogal ongenoegen. Daarnaast kende hij enkele te sterke mystieke elementen in de ogen van Voetius. Het leidde ertoe dat De Labadie werd afgezet en dat hij zelf met een groep volgelingen een gemeenschap opzette,

98 Van de financiële verhouding tussen Clerck en genoemde dichters is niets bekend. Volgens Marieke Spies waren donaties van de uitgeverin die tijd niet ongebruikelijk. Zie Spies, M.,’Betaald werk? Poëzie als ambacht in de 17e eeuw’, in: Holland: regionaal-historisch tijdschrift, 1991, nr 23, p.210-224. 99 1607-1678.

100Bourg-sur-Gironde 1610- Altona 1674.

22. Johannes Coccejus. 21. Jean de Labadie.

naar het model van de Bijbelse eerste

christengemeente. Tot verbijstering van veel

wetenschappers en theologen, sloot Anna Maria van Schurman zich bij de groep volgelingen van Jean de Labadie aan en volgde hem op zijn zwerftocht door Europa om zich tenslotte te vestigen in het Friese