• No results found

DEEL 1 AANMELDING

4 A LGEMENE METHODOLOGISCHE ASPECTEN

Overzicht van te onderzoeken milieudisciplines

Hieronder worden de verschillende delen die in de effectenstudie (zie volgende hoofdstukken) aan bod zullen komen, gedefinieerd.

Volgende aspecten zullen in het MER door de respectievelijke erkende MER-deskundigen beschreven worden:

- Bodem - Water - Lucht en geur - Geluid en trillingen

- Mens (verkeer, hinder en veiligheid)

In voorliggend dossier wordt de behandeling van het onderdeel mens – gezondheid voorzien binnen de discipline Mens (hinderaspecten), uitgewerkt door de coördinator.

De volgende disciplines worden in dit MER niet beschouwd als sleuteldisciplines, maar beknopt behandeld:

- Biodiversiteit: impact op de eventueel aanwezige en / of omringende waardevolle natuur is verwaarloosbaar. De meest nabij gelegen NATURA-2000 gebiden en VEN-gebieden bevinden zich op meer dan 5 km afstand ten aanzien van het projectgebied. Bovendien is het projectgebied in de huidige situatie reeds ong. 53 % verhard en is het volgens de biologische waarderingskaart volledig aangeduid als biologisch minder waardevol. De discipline Biodiversiteit wordt niet relevant geacht als hoofddiscipline.

- Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: Het huidig landschap wordt reeds bepaald door het huidige industriegebied. Het projectgebied heeft geen archeologische waarde. De erfgoedwaarden in de omgeving behoren niet tot de invloedzone van het project. De discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie wordt niet relevant geacht voor nader onderzoek door een erkend deskundige, maar wordt behandeld door de coördinator.

- Mens – Ruimtelijke aspecten: De huidige functie van het gebied wordt behouden en versterkt. De effectgroep ruimtelijke aspecten in discipline Mens wordt niet relevant geacht voor nader onderzoek door een erkend deskundige, maar wordt behandeld door de coördinator.

Ook de discipline 'klimaat' wordt niet weerhouden als sleuteldiscipline in het kader van dit project en zal op beknopte wijze door de coördinator behandeld worden.

Verder worden de aspecten “energie- en grondstoffenvoorraden”, “licht” en “veiligheid” niet afzonderlijk besproken in dit MER aangezien er geen aanzienlijke effecten verwacht worden.

Uiteraard bestaan tussen de disciplines belangrijke interacties en zal een gegevensoverdracht nodig zijn. De voornaamste relaties waarbij gegevensoverdracht noodzakelijk is, zijn de volgende:

- Effecten met betrekking tot de luchtkwaliteit o Gezondheid van de mens

o Hinder voor de mens (geur) - Effecten met betrekking tot geluid

o Hinder voor de mens

o Rustverstoring (biodiversiteit)

- Effecten met betrekking tot bodem en grondwater

o Verdroging voor biodiversiteit en mens

- Effecten met betrekking tot mobiliteit o impact luchtkwaliteit o impact geluidskwaliteit o hinder en veiligheid voor mens

Opbouw per milieudiscipline

Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het projectgebied met daarbij het invloedsgebied van de effecten. De afbakening van het studiegebied is afhankelijk van het invloedsgebied van de afzonderlijke ingrepen, de milieukarakteristieken en de voorgenomen activiteit. Dit kan per milieueffect verschillen.

Onderstaande figuur geeft een algemeen overzicht van het studiegebied, algemeen reikend tot een zone van 200 m rondom de site van Stora Enso Langerbrugge.

Figuur 4-1: Situering algemeen studiegebied met een buffer van 200 m rondom de site van Stora Enso Langerbrugge

Onder de verschillende disciplines is een specifiekere beschrijving gegeven van de afbakening van het studiegebied, zoals een zone van 2 km rondom de site in discipline Lucht.

Figuur 4-2: Situering studiegebied discipline Lucht met een buffer van 2 km rondom de site van Stora Enso Langerbrugge

Beschrijving van de bestaande toestand in de omgeving

Dit is een beschrijving van het projectgebied en de omgeving. In het MER zal referentiejaar 2019 als de bestaande toestand genomen worden. Indien geen resultaten van 2019 voorhanden zijn, wordt de meest recent beschikbare informatie gehanteerd.

De bestaande toestand vormt samen met de ontwikkelingsscenario’s (zie § 4.2.4) in principe de basis t.o.v. waarvan de verdere aanwezigheid van het project vergeleken wordt. In dit MER en in de eindsynthese worden de voor- en nadelen van het project besproken onder de vorm van een beschrijving en een cijfermatige beoordeling.

Geplande situatie

Het project beoogt het verkrijgen van een uitbreiding van de bestaande vergunning van de site. Er worden geen stedenbouwkundige wijzigingen aangevraagd. Er dient een project-MER opgemaakt te worden in kader van deze omgevingsvergunningsaanvraag.

In 2011 is een project-MER opgemaakt voor de hervergunning van de volledige site (papierproductie, verbrandingsinstallatie en overige ondersteunende functies, zoals bv. de WZI). In de voorbije jaren werden er verschillende wijzigingen en uitbreidingen aangevraagd en vergund. Deze hadden allen betrekking op de verbrandingsinstallatie (uitbreiding met C-hout, uitbreiding capaciteit verbranding WZI-slib). Er zijn geen uitbreidingen aangevraagd aan de rest van de installatie.

In de algemene handleiding (algemeen richtlijnenboek procedurele en methodologische aspecten, team MER, 2015) is het volgende opgenomen. ‘Bij een MER in het kader van een wijziging aan een bestaande industriële installatie (bv. uitbreiding) moet de referentiesituatie rekening houden met de aanwezigheid van de bestaande installatie, inclusief met de effecten van de werking ervan (bv.

emissies). Het voorwerp van de vergunningsaanvraag is immers niet de bestaande installatie maar enkel de wijziging, en men moet dus ook (enkel) de effecten van de wijziging beschrijven en beoordelen.’ Deze zienswijze werd telefonisch bevestigd door team MER (Annelies Hoebeeck, tel.

dd. 27/04/2020).

Toegepast op voorliggend project betekent dit dat het project-MER wel de huidige situatie in beeld dient te brengen (dus de werking van de volledige site anno 2020), maar dit dan als referentiesituatie beschrijft. De effectbeschrijving en –beoordeling van het MER focust zich dan op de mogelijke effecten ten gevolge van de bijkomende uitbreiding van de verbrandingscapaciteit.

Deze beschrijving omvat dus eigenlijk de beschrijving en de evaluatie van de positieve en negatieve effecten van de installaties.

De beoordeling van de effecten gebeurt o.b.v. expert judgement en is – waar dit mogelijk is - gebaseerd op cijfermatige gegevens. Onder “Geplande toestand - Methodologie”- is voor elke discipline aangegeven op basis van welke criteria en op welke wijze de beoordeling van de effecten gebeurt.

Om een overzicht te verkrijgen van het belang van de verschillende effecten wordt voor elk effect volgende indelingswijze gehanteerd:

Aanzienlijk negatief (-3) Aanzienlijk positief (+3)

Negatief (-2) Positief (+2)

Beperkt negatief (-1) Beperkt positief (+1) Verwaarloosbaar/geen effect (0)

Op basis van de grootte van de cijfergegevens kan vervolgens snel afgeleid worden in hoeverre de deskundigen een effect als belangrijk beoordeeld hebben.

Hierbij duidt een positieve score op een gewenst effect. Dit kan bv. een verhoging, een ondersteuning of een versterking van de betrokken eigenschap zijn. Een negatieve score wijst op een ongewenst effect. Dit kan bv. gaan om het verdwijnen, een verlaging of een aantasting van een bepaalde eigenschap. Voor elk relevant effect wordt een beoordelingskader geschetst dat zal gebruikt worden bij de bepaling van het significantieniveau.

Op basis van de impactbeoordeling (van -3 tot +3) kan afgeleid worden in hoeverre een maatregel/aanbeveling noodzakelijk is en welke de impact is van de maatregel/aanbeveling (resterend effect): de milderende maatregelen/aanbevelingen worden gekoppeld aan de impactbeoordeling.

In het richtlijnenboek milieueffectrapportage ‘Algemene methodologische en procedurele aspecten’

(oktober 2015) is een kader opgenomen waar de koppeling van effectbeoordeling met milderende maatregelen is gemaakt1.

1Richtlijnenboek lgemene methodologische en procedurele aspecten, Tabel 11 pagina 98.

Voor alle gevallen geldt: indien er geen milderende maatregelen voorgesteld kunnen worden, dient dit gemotiveerd te worden.

In het MER zal een onderscheid gemaakt worden tussen noodzakelijke maatregelen en aandachtspunten/aanbevelingen (maatregelen ter optimalisatie van het project).

Volgens de handleiding Milderende Maatregelen kunnen maatregelen met impactscore -1 of maatregelen die het resterend effect niet voldoende verkleinen soms beter als ‘aanbeveling’ worden opgenomen dan wel als ‘maatregel’.

De MER-deskundige zal aangeven of een maatregel noodzakelijk is (en aangeven wat het resterend effect is).

Ontwikkelingsscenario’s

Onder autonome ontwikkeling wordt de ontwikkeling die het studiegebied zou doormaken zonder bijkomende gestuurde beïnvloeding van buitenaf verstaan. Gezien de ligging in industriegebied geldt voor de meeste disciplines dat er weinig zal veranderen aan de huidige situatie.

In het havengebied van Gent zijn continu wijzigingen of nieuwe ontwikkelingen lopende. De dichtsbijzijnde grootschalige, momenteel gekende, industriële ontwikkeling is de realisatie van de Gentse Warmte Centrale (bouw gestart in jan. 2020) op de site van Ghent Coal Terminal. Aangezien deze installatie zich op ca. 3,5 km van de site van Stora Enso gelegen is (ten noordoosten), en de verspreidingspluim van de luchtemissies zich volgens het bijhorende MER (MER-databank, PR-MER 3089) in noordoostelijke richting verspreidt, wordt er geen directe interferentie verwacht. Dit project wordt dan ook niet meegenomen als een apart te bestuderen ontwikkelingscenario.

In de omgeving is momenteel ook het project ‘Ombouw R4 Oost en West’ lopende. Ter hoogte van de site van Stora Enso, worden er wijzigingen voorzien aan knooppunt 6 van dit project, de kruising van de R4 met de Langerbruggestraat. Echter, gelet op de scope van dit MER, namelijk de uitbreiding van de verbrandingscapaciteit van RWZI-slib, wordt er geen interferentie verwacht hieromtrent. Dit wordt dan ook niet meegenomen als een apart te bestuderen ontwikkelingsscenario.

Maatregelen

Na de bespreking en evaluatie van de effecten worden in dit MER milderende maatregelen voorgesteld (conform richtlijnenboek algemene methodologie zie § 4.2.3), indien blijkt dat er negatieve milieueffecten zijn of om aan Vlarem te voldoen.

Aan de hand van de grootte van de cijfergegevens zoals onder het hoofdstuk ‘Geplande toestand’

bepaald wordt, zal kunnen afgeleid worden in hoeverre de deskundigen een effect belangrijk vinden, in hoeverre een maatregel vereist is en welke de impact is van de maatregel (resterend effect). Het resterend effect wordt op gelijkaardige wijze zoals hierboven aangehaald werd, beoordeeld.

Overzicht van de mogelijke effecten en grensoverschrijdende effecten

Grensoverschrijdende effecten

Het bedrijf is gelegen op ca. 15 km van de Nederlandse Grens. Gezien de afstand van het projectgebied tot de Nederlandse grens worden er geen grensoverschrijdende effecten verwacht.

Overzicht algemeen te verwachten effecten

De effecten van de wijzigingen die zullen doorgevoerd worden (uitbreiding verbrandingscapaciteit waterzuiveringsslib op EC2) worden beoordeeld.

De verbranding van waterzuiveringsslib zal in de bestaande energiecentrale EC2 gebeuren. Er moeten dus geen afbraakwerken gebeuren. De installatie wordt hiervoor niet stilgelegd.

Gebaseerd op de algemene locatiekarakteristieken en de projectbeschrijving worden hieronder de voornaamste mogelijke effecten die t.g.v. het project redelijkerwijze kunnen verwacht worden in

Tabel 4-1: Overzicht ingreep-effect relaties (mogelijke en te onderzoeken effecten)

Ingreep Direct effect Discipline Indirect effect Discipline

Verbranding extra waterzuiveringsslib

Invloed op luchtkwaliteit (o.a.

luchtemissies, geur)

Lucht (P) Geurhinder

Invloed op

gezondheid/hinderaspecten van de omwonenden

Invloed op vegetatie

Mens (P)

Fauna en flora (P)

Geluidsemissies van verkeer + installaties

Geluid (P) Invloed op omwonenden (hinder, gezondheid)

Rustverstoring

Mens (P)

Fauna en flora (P)

Verkeersgeneratie

(verkeersleefbaarheid en –veiligheid)

Mens (P) Leefbaarheid van de omwonenden

Mens (P)

Risico op bodem- en grondwaterverontreiniging

Bodem en

grondwater (P) Invloed op waterkwantiteit en –

kwaliteit van ontvangende waterlopen

Oppervlaktewater (P)

Waterverbruik Water (P)

(T = tijdelijk; P = permanent)