• No results found

Geudeker (1926-1929) - Een sportverslaggever scoort bij toeval voor krant en klasse

2.4 Het Leven en Giessen-Nieuwkerk

Naast Het Volk liet vooral Het Leven zich niet onbetuigd. Het populaire blad was zelfs een heuse publieksactie gestart: ‘’De administratie van het ‘Het Leven’ neemt nog gaarne bijdragen in ontvangst voor Klunder en Teunissen’’.’’ De directie stortte zelf vijfhonderd gulden ‘’…om de twee te laten weten dat in alle kringen des volks en speciaal onder de lezers van ,,Het Leven’’ met ze werd meegeleefd.’’

Het weekblad pakte 20 april 1929 stevig uit. ‘’Wij hebben (...) den heer G.C. Geudeker, die een werkzaam aandeel heeft in deze zaak, gevraagd bij de foto’s, die wij deze week brengen, een en ander te schrijven’’. Geudeker greep de kans en schreef eigenhandig: ‘’Dan verschijnt ,,Het Volk’’ mede voor het voetlicht en – ik mag mij dat wel verklaren, ik gevoel mij uitermate gelukkig, dat mijn hoofdredacteur mij dit opdroeg – want ziet, wat niemand gelukte, gelukte den Volkredacteur’’. 129

De redacteuren schreven na de revisie juichende woorden. ‘’Als na vijf jaar de gevangenisdeur opengaat….!’’, kopte het blad op zaterdag 21 september 1929 op de front. ‘’...gerehabiliteerde mannen, veroordeeld op gefantaseerde en gefabriceerde getuigenissen (….) dank zij de volharding en het doorzicht van edele helpers en den frisschen geest van het Amsterdamsche Hof zijn Teunnissen en Klunder nu weer vrij man….’’ Op foto’s is te zien dat de belangstelling ook inderdaad immens was. De straat stond vol mensen: ‘’Amsterdam leeft mee!: Ontzaglijk is de belangstelling geweest, waarmee de hoofdstad het revisieproces-Klunder-en-Teunissen volgde!’’

Een speciale bijlage is nog eens extra bij het nummer gevoegd. Het is gedrukt op kunstdrukpapier, onder de titel: ‘De revisie van het vonnis tegen Klunder en Teunissen: de moord van Giessen-Nieuwkerk. Een volledige serie foto’s in en om de rechtzaal’. ‘De triomf van het Recht! Eindelijk, na ruim 4 jaren’. Het blad ziet zichzelf als staande aan de goede kant, doordat ze Geudeker direct navolgde en hem de kans gaf zijn bevindingen ook in Het Leven uitgebreid toe te lichten.

Meermalen wordt de kwestie omschreven als ‘De Nederlandsche Dreyfuss-affaire’. De persoonlijkheden die toch in een ander medium, Het Volk, hun slag hadden geslagen krijgen een uitgebreid gastplatform. “Veel dankbaarheid zal hun toekomen, die het onrecht helpen herstellen”, zoo schreef ,,Het Volk” in ’t nummer van 20 april j.l., waarin we een groot aantal foto’s gaven, met een bijschrift van den heer C.H. Geudeker, over de wakkere pogingen, die gedaan werden om herziening te vragen van de veroordeling tot 15 jaren gevangenis… (…) Zoo wordt nu het onrecht, voor zover nog mogelijk is, hersteld…’’ Een wat betreft toon en inhoud kenmerkend fotobijschrift luidde: ‘…unieke momentfoto’s: de vrouw van Teunissen vliegt na het bevel tot in-vrijheid-stelling op haar man in ’t beklaagdenbankje toe! (…) Onder: ‘Klunder en Teunnissen, nu vrij, met Geudeker, den man die den bal aan ’t rollen bracht’.

‘’,,Het Leven” is verheugd, reeds van den aanvang af medegewerkt te hebben aan de triomf van het recht’, aldus een fotobijschrift, waarin het blad een deel van de roem en succes naar zich toe trekt. ‘’De belangrijkste getuigen voor de revisie zijn ongetwijfeld Kroon en zijn vrouw, op wier meineedige getuigenis de beide mannen zijn veroordeeld, doch die tegenover collega Geudeker van ,,Het Volk” hun

getuigenis herriepen. (...) En hier hebben we (...) de man die door zijn publicatie in ,,Het Volk” den grooten stoot gaf tot deze victorie van het Recht: C.H. Geudeker, in gesprek met Snijders, den oud-inspecteur van politie te Sliedrecht, die om z’n ongeloof aan de schuld der beklaagden in Giessen-Nieuwkerk ,,eruitgewerkt” is.’’

De betrokkenen beseften dat de pers hen goed gezind was geweest en lieten dat weten. De redactie van Het Leven vond het enige tijd later blijkbaar zo belangrijk om dat vervolgens ook de lezers te laten zien, dat ze een brief van de advocaten en nu oud-verdachten aan de redactie afdrukten. ‘’... Myne Heeren, By geruchte vernemen wy dat zooals reeds in April 1929, een “LEVEN” zal verschynen grootendeels gewyd aan de strafzaak-Klunder en –Teunissen. Wy zien met belangstelling uw blad

tegemoet. Mogen wy deze gelegenheid te baat nemen om U, hooggeachte Redactie, mede namens Klunder en Teunissen hartelyk dank te zeggen voor alles (onleesbaar, ‘wat’) U gepubliceerd hebt. Hiermede hebt gy de verdediging een grooten dienst bewezen, en mede geholpen om het leven van Klunder en Teunissen te redden. Gaarne Uw dw. Dienaren Klunder Teunissen Roobol Den Hollander....’’130

Het Leven trok zich minder aan van de journalistieke conventies. Ze koos hier geen partij op politiek gebied, maar greep de gelegenheid aan een opvallende zaak groots en meeslepend te brengen. ‘’Wat van een jong meisje ongaarne gezegd wordt, dat acht de Franse journalistiek, naar welker allure wij ons blad het liefst redigeren, haar propagandamiddel: ,,Wij gingen over de tong” en ,,kwamen in opspraak”’’, zo citeert dr. M. Schneider de redactie van Het Leven in 1913.131 Het was Het Leven dat

regelmatig over de wereld van de misdaad berichtte, met de nodige observaties. (‘…de weg die de moordenaar was gegaan’, door een stippellijn aangegeven). Het blad was overal te vinden. ‘’Het Leven, fel agressief tijdschrift, knalgeel, letterlijk en

‘Onschuldig veroordeeld? – Giessen-Nieuwkerk’, door C.H. Geudeker. (Uit: Het Leven – Een

fascinerende selectie uit de jaargangen 1906-1940, samenstelling Leonard de Vries).

131In: Leonard de Vries, Het Leven, een fascinerende selectie uit de jaargangen 1906-1940 (Laren 1972), aldaar 5.

figuurlijk opvallend, ook in leesportefeuille en (koloniale) leestrommel, in wachtkamer, kapsalon, (heren)sociëteit en restaurant…’.

De steun van Het Leven zal Geudeker bevallen zijn, maar het zat hem en de zijnen duidelijk erg dwars dat zij hun boodschap rondom wantoestanden bij justitie niet overal kwijt konden. Maar de ‘andere pers’ was nu eenmaal meer dan huiverig voor dit soort onderwerpen en nam er liever juist afstand van. Hoogleraar

criminologie Koos van Weringh schetste de jaren twintig in ons land. ‘’Rooms-katholieken, anti-revolutionairen, christelijk-historischen, liberalen, vrijzinnig-democraten en socialisten zijn de bekende groeperingen.’’ De eerste drie zitten in elke regering, socialisten zijn landelijk buitengesloten. In anti-revolutionaire kringen werd met een scheef oog gekeken naar de linkse pers, aldus Van Weringh in zijn studie over het antirevolutionaire ‘caricaturistisch’ weekblad De Houten Pomp (1922-1930). Het Leven hield zoals eerder gemeld begin 1929 zelfs bezig met een omstreden ‘Miss Holland’-verkiezing. Een blad dat daarmee ‘’…speculeert op slechte

hartstochten, (...) dat dan ook alleen wordt gelezen door menschen met een nou-ja-je-weet-wel-karakter’’, meende De Houten Pomp. Tegen Miss Holland wordt overigens ook fel stelling genomen door Het Volk.132

De anonieme auteur Haelvébé schreef: ‘’Nauwelijks zijn we bekomen van den eenen gruwelijken roofmoord of een volgende brengt de gemoederen in beweging. En dat niet alleen. Ook allerlei zedelijkheidsdelicten komen steeds meer in ’t openbaar voor.’’ Zijn vrouw zou (in 1930) al niet eens meer alleen een bos in gaan.133 De makers van het blad lijken te denken dat de westerse cultuur ten onder gaat door al deze negatieve fenomenen, zoals daar ook zijn communistische èn Amerikaanse invloeden. De berichtgeving door mensen als Geudeker joeg ze werkelijk angst aan voor wanorde. Wat zou er volgen als de overheid zo aangevallen werd?134.

Het Weekblad van het Recht vatte het kernachtig samen: ‘Er zijn in deze zaak ongelooflijke dingen gebeurd’. Ook anderen gaven hun reactie. Het vakblad De

Journalist, het orgaan van de Nederlandsche Journalistenkring, geeft inmiddels al meer dan een eeuw ontwikkelingen en debat over het vak van verslaggever in woord en beeld weer. Ook in 1929 hield ze de gang van zaken in het werkveld scherp in de

132

De Houten Pomp, in: De Engelbewaarder (Amsterdam 1977 ), aldaar 45. 133 Idem, 46.

gaten. Op fraai glanspaper verscheen het in de jaren twintig en dertig en deed uitvoerig verslag van vergaderingen en de ontwikkelingen in het vak in de

verschillende delen van ons land. Maar er was ruimte voor meer dan dat. Zo viel op 28 januari 1928 een stuk te lezen over een te bouwen rusthuis voor journalisten in Laren en werd er gedebatteerd over ‘reclame in de krant’. Tussen al deze betrekkelijk formele zaken, was op pagina 3 van het nummer van 2 oktober 1929 het volgende stukje, slechts een paar regels lang, te vinden. Voor Geudeker zelf ging het

waarschijnlijk echter om waardevolle regels, onder het kopje: ‘Een compliment’. ‘’Het past niet in ons orgaan elkaar’s journalistiek werk te beoordelen. Maar voor ditmaal aarzelen wij niet daarop een uitzondering te maken en wel voor onzen Amsterdamschen collega CHR. H. Geudeker. Aan zijn ijver en taaie volharding als journalist is het te danken, dat twee menschenlevens zijn gered. Zijn actie ter

opklaring van de moordzaak te Giessen-Nieuwkerk is een kranig stukje werk. Collega Geudeker, ons compliment!’’

Het Leven, speciale editie 21 september 1929. ‘Klunder en Teunissen, nu vrij, met Geudeker, den man die den bal aan ’t rollen bracht’.

Van politiewegen werd eveneens gereageerd, zoals op 29 september 1929 in De

Politiebode, over ‘G. Nwkerk’ onder het kopje ,,onbekwame ambtenaren’’. ‘’Hier treffe de verachting van allen onder ons, die volkomen bereid zijn hun plicht als ambtenaar van politie te vervullen, doch die dit slechts willen doen binnen de grenzen hunne wettelijke bevoegdheden, en met inachtname van wat moreel toelaatbaar kan zijn.’’

Pauwels gaf in Het Leven van zaterdag 28 september 1929 zijn kenmerkende commentaar, een ‘nabetrachting’, op de zaak en refereerde aan ‘…den schranderen speurzin van den journalist van ,,Het Volk” den kranigen Geudeker.’ Hij uitte in één moeite door daarbij forse kritiek op de rechtsgang in ons land. ‘’Het publiek heeft geen grein notie van wat nodig is om een revisie als de onderhavige er door te krijgen.’’ Pauwels vroeg zich in gemoeden af: ,,Waar is de grens tussen be- en mishandeling.’’

Pauwels, die wat stijl betreft wellicht weg had van Abraham Moskowicz in de huidige tijd, herkent veel in de zaken die boven water kwamen in deze zaak. Als advocaat gaf hij ook zijn confrère Roobol complimenten. Hij had zelf de zaak helaas moeten weigeren, ‘wegens tijdgebrek’. ‘’…en ik huiverde bij de gedachte weer voor de zoveelste maal op te moeten roeien tegen onwil, geniepigheid, huichelachtigheid, gemeenheid en onverschilligheid. Ik had het alles in ,,Ambtsgeheim’’ neergeschreven en ik was er nog misselijk van!....’’

Pauwels zag ook hier weer kans de in zijn ogen volstrekt verouderde politieorganisatie aan te pakken: ‘’Nu de ,,verrader’’ uit het stuk!....De Jong!....Hij was de Kop van Jut… ‘’ De advocaat maakt zich boos over de ‘tunnelvisie’ van de politie in deze zaak. ‘’Wie kan het naar alle waarschijnlijkheid gedaan

hebben ? ….Barbertje ? - Prachtig, dan zullen we het Barbertje volgens de regels van de kunst bewijzen !....’’

Dat de Nederlandse politie en justitie wat hem betreft zo slecht waren kwam door het niveau van de mannen die de korpsen moesten bemannen. ‘’Politie en recherche recruteert men uit de ,,kleine luyden’’, menschen van betrekkelijk geringe ontwikkeling.’’( …) ‘’In onze gecompliceerde samenleving, met al haar

verordeningen en maatschappelijke verwikkelingen, staat de politie, onkundig machteloos, tactloos, onbeschaafd en daarom vijandig, aanmatigend, eigenwijs en gevaarlijk tegenover de burgerij.’’ Een goede HBS-opleiding was zeker nodig om een betere agent te kunnen worden, redeneerde hij. Hij verwees naar een aantal zaken van zijn tijd: ‘’Wie zich de Papendrechtse smeerlapperij herinnert, en de Culemborgsche blamage nog niet vergeten is, wil misschien ook even terugdenken aan de zaak van Dirk Roza, beschuldigd van den dubbelen moord te Spaarndam.’’ (Pauwels

verdedigde deze man.)

Justitie verweerde zich door erop te wijzen dat deze zaak natuurlijk zeker niet alledaags was. ‘’Het geval Giessen-Nieuwkerk is een bedroevend uitzonderingsgeval.

Het enige wat wij kunnen vragen is: welke lessen kunnen wij er uit putten voor de toekomst en wat moeten wij doen om te voorkoomen, dat het in den vervolge weer zal kunnen gebeuren?’’, meldde Minister van Justitie mr. Jan Donner tijdens de ‘Begrotingsdebatten Justitie’ in 1929.

Jaren later werd zelfs door Klaassen waardering uitgesproken voor Geudeker in zijn Misdaad en Pers. Klaassen erkende (en dat terwijl hij niet zo

pro-persspeurders was):135 ‘’…dat het rechercheren door de pers soms nog eenig resultaat oplevert ook. Een voorbeeld in dit verband is de zaak Giessen-Nieuwkerk, waarbij de pogingen om tot revisie van het vonnis te geraken pas succes hadden, nadat een

journalist van ,,Het Volk” aan een kroongetuige de bekentenis had weten te ontlokken, dat hij op onwaarheid berustende verklaringen had afgelegd.’’

Dan volgde echter toch fundamentele kritiek op de werkwijze van Geudeker: ‘’Maar het komt mij voor, dat het zelfs in een dergelijk geval niet is goed te keuren, dat de resultaten van de naspeuringen van de pers maar vast gepubliceerd worden zonder dat eerst overleg is gepleegd met de politie betreffende de vraag of de

publicatie misschien het verdere onderzoek zou kunnen schaden. Bovendien kan het rechercheeren door de pers soms als critiek op het justieel onderzoek worden

opgevat...(…) Men moet bij dit alles echter wel in aanmerking nemen, dat de belangen van politie en pers ver uiteenloopen, zoodat het te billijken is, dat de pers eigen informaties tracht in te winnen, maar slechts voor zoover het politieonderzoek daardoor niet geschaad is.’’

Klaassen haalde een vertegenwoordiger van de politie aan: ‘’Hierom lijkt het standpunt van commissaris Gasinjet (Jubileumnummer Vlissingsche Courant 1937) bij den eersten blik tegengesteld aan dat van anderen, doch bij nadere beschouwinge parallel: ,,Moge de politie in het belang van haar onderzoek daarbij dan wel eens de voortvarendheid der pers met angstige oogen volgen, haar hinderlijk en lastig vinden, zij dient te bedenken, dat de vertegenwoordigers der dagbladen niet door persoonlijke nieuwsgierigheid worden gedreven, doch dat zij in staat dienen te zijn, het groote publiek zoo spoedig mogelijk in te lichten over het gebeurde, dat toch al reeds in kleineren kring beroering heeft verwerkt. Dan is het de taak der politie om, zonder schade aan haar eigen onderzoek te berokkenen, de pers die inlichtingen te

verstrekken, welke voor een ,,juiste” berichtgeving noodig zijn.”’’

135

Klaassen vond het echter toch beter als de pers de zelf ingewonnen informatie voor publicatie met de politie overlegde. Dan kon bekeken worden ‘’...of de publicatie misschien nog ongewenscht is, en wel omdat het belang van de politie,

overheidsorgaan, belast met het opsporen van voor de samenleving schadelijke individuen, gaat boven het belang van de pers. (...) Omgekeerd kan wel eens een suggestie in de juiste richting voorkomen.’’ Zo zou schrijver-journalist Edgar Allan Poe in zijn verhaal ‘The mystery of Marie Rogêt’ een moord hebben opgelost door informatie uit krantenberichten te bestuderen. De politie volgde althans zijn

‘aanwijzingen’ en wist een verdachte op te pakken.136

Zelfs de hoofdredactie van Het Volk was overigens aanvankelijk niet

onverdeeld enthousiast over het nieuwe avontuur. ‘’De leiding van zijn krant was net zo verrast en lang niet altijd aangenaam. (...) Hoofdredacteur Ankersmit en

columnist-Kamerlid A.B. Kleerekoper ‘’…waren bang voor sensationele

publicaties.’’ De verslaggeving had volgens hen geen duidelijk socialistisch motief (Geudeker dacht daar anders over), en ze vreesden voor een canard als de twee van Giessen-Nieuwkerk alsnog zouden worden veroordeeld in hoger beroep.137

Tijdgenoten verwezen naar Giessen-Nieuwkerk, zoals in het dagboek van Philemon Zijdewind ‘’(21 Nov.): De beurscrisis schijnt weer zoowat voorbij. (…) In de Kamer hadden ze ’t gister weer over Giessen-Nieuwkerk. O, o wat ’n heilige

verontwaardiging tegen die rechterlijke dwaling. Ik vind, dat die heeren maar wat zachter van stapel moeten loopen. Mijn grootvader zou altijd zeggen, dat de

beroemdste politici hun succes te danken hebben aan het onschuldig veroordeelen van hun tegenstanders.’’138

Het journalistieke vak diende liefst te worden geleerd in de praktijk, daar was men het wel over eens. Wat dat betreft deed Geudeker het goed. Doe Hans en Plemp van Duiveland vonden dat, evenals bijvoorbeeld de journalist S.F. van Oss, de

136 Edgar Allan Poe, Tales of mystery and imagination 139-140 (Hertfordshire 1992). Ook Poe was hier trots op. Hij ging hierop in in een voetnoot: 139-140 Poe: ‘’A young girl, Mary Cecilia Rogers, was murdered (...) the mystery attending it had remained unsolved (...) ...under pretence of relating the fate of a Parisian grisette, the author has followed, in minute detail, the essential, while merely paralleling the unessential facts of the real murder of Mary Rogers. (...) The ‘Mystery of Marie Rogêt’ was composed at a distance from the scene of the atrocity, and with no other means of investigation than the newspaper afforded.’’

137

Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000 – Beroep, cultuur en organisatie, aldaar 174-175. 138 Van www.zeelandboek.net, Ons Zeeland, 1929, nummer 48, ‘Het dagboek van Philemon Zijdewind’, http://www.zeelandboek.net/OZ/OZ29/teksten/OZ2948.htm.

oprichter van de Haagse Post. Tegen de tachtig jaar oud schreef hij tussen 1943 en 1946 zijn memoires, waarin hij een betoog hield ‘’…journalistiek is niet alleen een vak; zij is een beroep, en in haar hoogste vormen zelfs een roeping’’.139 De

journalistiek zou zich snel ontwikkeld hebben. ‘’En in de laatste halve eeuw (…) heeft zij zich met verbazende snelheid, ontegenzeggelijk in goede richting’’.(…)

Het ‘eerste Ochtendblad’ (3 januari 1927) van Het Volk. (Uit: Het wervende woord, A.C.J. de Vrankrijker).

Tijdgenoten verwezen naar Giessen-Nieuwkerk, zoals in het dagboek van Philemon Zijdewind ‘’(21 Nov.): De beurscrisis schijnt weer zoowat voorbij. (…) In de Kamer hadden ze ’t gister weer over Giessen-Nieuwkerk. O, o wat ’n heilige

verontwaardiging tegen die rechterlijke dwaling. Ik vind, dat die heeren maar wat zachter van stapel moeten loopen. Mijn grootvader zou altijd zeggen, dat de

beroemdste politici hun succes te danken hebben aan het onschuldig veroordeelen van hun tegenstanders.’’140

Het journalistieke vak diende liefst te worden geleerd in de praktijk, daar was men het wel over eens. Wat dat betreft deed Geudeker het goed. Doe Hans en Plemp van Duiveland vonden dat, evenals bijvoorbeeld de journalist S.F. van Oss, de oprichter van de Haagse Post. Tegen de tachtig jaar oud schreef hij tussen 1943 en 1946 zijn memoires, waarin hij een betoog hield ‘’…journalistiek is niet alleen een vak; zij is een beroep, en in haar hoogste vormen zelfs een roeping’’.141 De

journalistiek zou zich snel ontwikkeld hebben. ‘’En in de laatste halve eeuw (…) heeft zij zich met verbazende snelheid, ontegenzeggelijk in goede richting’’.(…) ‘’Naarmate het peil van volksontwikkeling vergroot ook de schare waaruit de heirlegers der krantenwereld worden gerecruteerd…’’.

Die volksontwikkeling was juist iets dat de krant voorstond. Socialistisch dagblad Het Volk was het partijblad van de SDAP. Sinds 1920 verscheen ook het genoemde Voorwaarts in Rotterdam. ‘’Een grote stimulans voor de socialistische pers (zowel kranten als boeken) was de oprichting van de Arbeiderspers door SDAP en NVV in 1929. De AP nam de verantwoordelijkheid voor beide kranten op zich.(…) Ze werden allemaal gezien als onderdeel van de ‘Rode Familie’.’’142

In de jaren twintig, toen bladen als Het Leven hun successen konden boeken, werd juist voor de gemiddelde burger eindelijk iets losser leven mogelijk. Neutrale bladen kregen mede daardoor een grotere kans te bloeien. ‘’Er werd een afnemende belangstelling voor de politiek en de ernstige zaken des levens geconstateerd’’, vat Han van der Vorst samen.143 De burgers waren bezig voorzichtig te genieten van hun