• No results found

Geudeker (1926-1929) - Een sportverslaggever scoort bij toeval voor krant en klasse

3.11 Gevaren en dreiging

Een zichtbare verslaggever als De Vries is regelmatig mikpunt van agressie en bedreiging. Hoewel geweld tegen verslaggevers overal veel voorkomt, is het in Noordwest-Europa doorgaans iets veiliger werken. Maar excessen komen voor. De Ierse misdaadjournaliste Veronica Guerin werd bijvoorbeeld in Dublin gedood, na een reeks onthullende berichten over drugssmokkelaars. Een boek over haar leven en dood stelt dat niet alleen de journalist zelf verantwoordelijk is voor veiligheid, maar het mediabedrijf ook. O’Reilly (1998) vreest dat het gevaarlijk kan zijn een

identificeerbare journalist teveel in de spotlights te zetten.273

‘’Er verdrinken meer schippers dan bakkers’’, beaamde De Vries, die vroeg in zijn carrière onder bedreiging van een geweer ontvoerd werd en regelmatig

gewaarschuwd werd voor huurmoordenaars. Het gevaar is groter dan voorheen: ‘’Collega’s maken het ook mee, de kogelvrije auto van de zaak is er al. (…) …steeds vaker (wordt) de vraag opgeworpen of misdaadverslaggeving in Nederland nog wel kan.’’274 Maar twintig jaar terug was het ook al raak. Na een artikel over boksen kwamen twee mannen op de Aktueel-redactie, na eerst telefonisch gedreigd te hebben: ‘’We lagen er niet wakker van. Het aloude journalistieke gezegde ‘publish and be damned’ geeft immers al aan dat je niet alleen met tevreden lezers te maken hebt.’’ Een verslaggever kreeg echter rake klappen van twee kerels.275

De Vries als hoofdredacteur van Weekblad Aktueel: nr. 89/02, 14 januari 1989.

273

Emily O’Reilly, Veronica Guerin, the life and death of a crime reporter (Londen 1998). 274 Peter R. de Vries, Alleen huilebalken hebben spijt (Baarn 2005), aldaar 197.

3.12 Conclusie

In 2002 bleek dat De Vries voor talloze Nederlanders was uitgegroeid tot een man van wie veel verwacht werd: ze richtten duizenden emailtjes aan hem met het verzoek de moord op Pim Fortuyn op te lossen. In tegenstelling tot Geudeker was De Vries een verslaggever die vanaf jonge leeftijd systematisch en gefocust op

misdaadverslaggeving te werk was gegaan. Daarbij werkte hij aan tientallen grote zaken en verwierf daarmee eerst door de krant en vooral later door de televisie een ongekend grote landelijke bekendheid. Het bleef niet bij verslaggeving: participatie werd een sleutelelement in zijn werkwijze.

Zijn inzet voor de twee veroordeelden in de Puttense moordzaak (1994-heden) werd bijvoorbeeld door vele landgenoten jarenlang op de voet gevolgd. Deze zaak is een kenmerkend voorbeeld van die intensieve participatie. De verslaggever ging nauwe banden aan met mannen die tot op dat moment gezien werden als veroordeelde moordenaars en verkrachters, Puttenaren die betrokken zouden zijn bij een gruwelijk misdrijf. De Vries ging voor de betrokken veroordeelden en hun families echter door het vuur – hij nam duidelijk en fel stelling tegen politie en justitie - en nam zeker het grote risico dat de zaak niet tot een vrijspraak kwam, wat zijn reputatie mogelijk schade had kunnen toebrengen. Hij deed verregaand onderzoek naar de zaak, tot aan het laten uitvoeren van kostbaar en complex dna-onderzoek toe. Landelijk erkende autoriteiten op talloze terreinen ondersteunden De Vries hierbij.

De politiek en andere media volgden wat De Vries betreft rijkelijk laat. Inderdaad ‘laat’ in meerdere opzichten, want ook de langverwachte uitspraak werd pas

uitgesproken toen de twee hun straf al hadden uitgezeten. Rond die vrijspraak (2002) werd veel geschreven in bijvoorbeeld de kranten. Het algemene beeld was dat de actieve rol van De Vries in deze zaak inderdaad van grote betekenis is geweest voor het daadwerkelijk veranderen van de rechtsgang. Er verschenen tientallen artikelen, waarin de Puttense moordzaak beschreven werd en in vele daarvan kreeg De Vries de nodige credit voor zijn rol. Zelf vond hij dat echter nog vaak te mager.

Zijn opkomen voor de veroordeelden leverde ook kritiek op. Net als bij zijn vriendschappelijke band met Heinekenontvoerder Van Hout was het verwijt dat hij criminelen een te groot podium gaf om hun verhaal te doen, daarbij mogelijk een

spreekbuis wordend van elementen die het met de feiten niet zo nauw nemen als dat in hun praatje te pas komt.

In de jaren die hij het vak beoefent heeft hij zelf vaak over het journalistieke vak geschreven. Daarbij ligt de nadruk op het intensieve werk dat verzet moet worden en op zaken als het methodisch werken aan het archief, om zo feitelijk mogelijk verslag te kunnen doen.

Hoewel zijn rol omstreden is, bestaat er wel degelijk grote waardering vanuit het publiek, en spreekt hij regelmatig op universiteiten en elders, of publiceert zijn visie op belangrijke vraagstukken zelfs in media met een officiële justitiële

achtergrond. Deze wijze van handelen leidde er toe dat hij al vroeg een grote stroom brieven kreeg van gedetineerden die meenden onschuldig te zijn veroordeeld. Ook meldden vele families zich bij hem die slachtoffer werden van een misdrijf waarvan de dader nooit werd gevonden, die daarbij dierbaren hadden verloren. Het feit dat De Vries in een zaak als de moord op Marianne Vaatstra in Friesland daarbij

nadrukkelijk partij koos voor de familie van het slachtoffer werd door sommige critici gezien als het uit de rol van journalist vallen.

De Vries maakte af en toe gebruik van informatie, die hem mogelijk via dubieuze kanalen bereikte. Critici meenden dat daardoor de rechtsgang gefrustreerd kon worden, maar anderen waren daar niet persé tegen, zolang maar een

maatschappelijk belang van enige grootte werd gediend. Ook maakte De Vries gebruik van juist zeer legale informatie, die anderen in zijn ogen ten onrechte laten liggen, zoals uit hoogwaardig technisch onderzoek verkregen resultaten.

De manier van werken leidde vaak tot botsingen, die voor de Raad van de

Journalistiek moesten worden uitgevochten. Ook vaste critici van politie en justitie hadden regelmatig moeite met De Vries, maar werkten anderszins ook zeer

regelmatig juist aan zijn programma’s mee. De relatie tussen De Vries en politie en justitie was in de Puttense moordzaak echter vaak moeizaam, doordat De Vries het onderzoek in de zaak zo fel en vooral zo langdurig op de korrel nam. Politie en justitie stelden lange tijd dat het moordonderzoek goed was geweest, en dat De Vries en Blaauw vooringenomen waren. Praten had daardoor geen zin meer.

Ook bij Helden (2000) had De Vries het flink aan de stok met overheden, in dit geval naast de politie ook nog eens met de burgemeester. Deze strijd werd op zichzelf ook al weer landelijk nieuws. Zijn houding werd in andere media

maar al te vlot met de zaak, waar ze bij Putten jarenlang zweeg. De minister van Justitie en Kamerleden trokken snel aan de bel en vroegen – een echo van al die eerdere jaren in de twintigste eeuw – of niet snel rond de tafel gegaan kon worden om mogelijke afspraken te maken.

Conclusie

De vraag: ‘Hoe werkte de Nederlandse journalist die in de twintigste eeuw verslag deed van met name moord en doodslag in de praktijk en hoe stonden critici daar tegenover?’ stond in dit onderzoek centraal. Om deze vraagstelling zo goed mogelijk te beantwoorden is in kort bestek aandacht gegeven aan diverse belangrijke aspecten van de praktijk en ontwikkeling van de misdaadjournalistiek in Nederland, met een aantal kenmerkende historische zaken als leidraad. Daarbij kwamen zowel

journalistieke uitingen als reacties daarop aan de orde. Ook bronnen uit de Angelsaksische wereld werden erbij betrokken om aan te geven hoe bijvoorbeeld Amerikaanse mediastudies over misdaadverslaggeving schreven en onder meer de impact die het heeft op de samenleving.

Rondom het verslaan in de pers van ingrijpende gebeurtenissen als moord en doodslag bleken de emoties altijd hoog op te lopen. Regelmatig werd opgeroepen de pers daarom dan maar te beperken in haar mogelijkheden, in Nederland liefst door haar zelf terughoudender te laten zijn. Zo moest voorkomen worden dat de pers ‘een leerboek’ voor criminelen zou zijn, zonder dat de overheid daadwerkelijk censuur hoefde toe te passen. Af en toe werd daartoe opgeroepen ‘zo snel mogelijk’ met de pers rond de tafel te gaan.

De pers, als eerste schakel tussen het gebeurde en het publiek, komt daarbij vaak nadrukkelijk zelf in beeld als onderwerp van kritiek en soms juist van lof. De pers kreeg als grote zaken in het nieuws kwamen te maken met vaak fel commentaar, waarbij het element van al dan niet vermeende sensatie en het gevaar van

maatschappelijke ontregeling steevast een prominente rol heeft ingenomen. De meningen over wat wel en niet geoorloofd is lopen nog altijd uiteen, van de af en toe terugkerende oproep tot beperking tot de hartenkreet van Kitty (2005) er juist nog feller tegenaan te gaan om de waarheid boven water te krijgen. Anderen wijzen op de dreiging van verdergaande navolging van de beruchte tabloids, zoals die in de VS en het Vereniging Koninkrijk veel gekocht worden.

De rol van de misdaadverslaggeving is in de behandelde perioden veranderd van doorgaans voorlichtend, vooral vertrouwend op politie-informatie, tot meer zelf onderzoekend en toelichtend. Deze evolutie van het ‘toevallig even tussendoor’ meenemen van misdaad tot het sterk geprofessionaliseerde moderne vak van hedendaagse misdaadverslaggever was deels te herleiden door het beschrijven en

duiden van zowel journalistieke uitingen (van oude brochures tot videobanden van televisieprogramma’s) als de talloze reacties erop. Er is daarin een duidelijke verschuiving in het handelen en het vervolgens afgeleverde journalistieke werk van de verslaggevers te zien. De behandelde journalisten werden bijvoorbeeld veel actiever dan hun voorgangers en zochten zo onder meer zelf meer cruciale bronnen voor hun verhalen.

Geudeker stapte zelf op mensen af die meer wisten over een drama: twee mannen bleken onschuldig vast te zitten voor een roofmoord. Ze hadden zonder zijn stevige doorvragen – journalistiek rechercheren – hoogstwaarschijnlijk nog lange jaren in de gevangenis moeten doorbrengen. De verslaggever slaagde erin twijfel te zaaien over de rol van politie en justitie. Door zijn nieuw boven water gekomen gegevens werd een zeldzame herziening bereikt. Die informatie kwam niet boven water door een bescheiden zitten en slechts luisteren aan de perstafel, maar door het betreden van terrein waar anderen niet waren gegaan. Zo werden getuigen ‘gehoord’ , en werd een advocaat ingezet als bondgenoot. Daarbij kwam de journalist ook

nadrukkelijk in beeld bij het publiek, iets dat zeker tegen de gangbare journalistiek norm in druisde.

De Vries verrichtte stelselmatig journalistiek onderzoek, waarbij hij telkens weer de confrontatie opzocht met bijvoorbeeld justitie en politie. Ook de criminelen kregen bij hem een podium. De verslaggever ging werken als een soort

detectivebureau. Daarbij werd voortdurend gebruik gemaakt van een forse redactie en van moderne technische middelen en een keur aan experts op bijvoorbeeld het gebied van het dna-onderzoek. Waar Geudeker toevallig tegenaan liep en even mee aan de slag ging werd voor De Vries dagelijks werk, jaar in jaar uit. Mede daardoor steeg hun status al doende in de samenleving van betrekkelijk anonieme scribent naar soms gevierd sterverslaggever.

Critici bleven op hun beurt opmerkelijk consistent in hun kritiek op de pers. Zo bleef er door de jaren heen veel belangstelling voor verslaggeving over misdaad bij hen te zien, met aanhoudende kanttekeningen bij het journalistieke proces. Een aantal argumenten kwam vaak terug, zoals de vrees dat het teveel aandacht geven aan misdaden mensen (overdreven) bang zou maken slachtoffer te worden en vooral dat het mensen zou aanzetten tot het zelf plegen van misdaden. Het begrip sensatie komt daarbij inmiddels al ruim een eeuw telkens terug.

Strenge ethische normen en waarden en angst voor navolginggedrag hebben misdaad echter lang deels uit de pers gehouden, althans wat betreft de intensiteit van de aandacht ervoor een relatief bescheiden plek toebedeeld. Maar het pionierswerk van een voorhoede, hoewel voorzichtig, brak deze situatie uiteindelijk open. Journalisten, aanvankelijk schuchter of in ieder geval redelijk bescheiden - later met meer

bravoure-, werden steeds kritischer en durfden langzamerhand meer uit te zoeken en ook kritischer vragen aan politie en justitie te stellen. Justitie en politie kwamen hen aanvankelijk niet erg veel tegemoet, van formele persconferenties of vaste

woordvoerders was amper sprake, maar er kwam wel met elementen zoals politiepenningen een meer formele erkenning van het vak van journalist.

De werkomgeving van de journalisten, waaronder hun (hoofd)redactie, gaf voorzichtig meer ruimte voor eigen onderzoek, al waren ook bij de leiding van kranten reserves te constateren. Maar het veranderingsproces verliep geleidelijk door en bleek niet meer te stuiten. De totstandkoming van de uiteindelijk forse uitbreiding van het genre had wel vele tientallen jaren nodig. Er werd daarbij ook langdurig nagedacht over wat een journalist nu feitelijk voor opleiding nodig had, of het bijvoorbeeld een eigen vakschool behoefde, of mogelijk zelfs een plekje op de universiteit verdiende.

Bij de zaak Giessen-Nieuwkerk (hoofdstuk 2) was het trendsettende medium de sociaal-democratische krant Het Volk. Maar ook was er een prominente rol voor het populaire neutrale tijdschrift Het Leven, dat te zien was als ‘commercieel’, lang voordat die term in ons land in zwang zou komen. Voor Het Volk was de zaak vooral een politieke strijd, een gevecht voor rechtvaardigheid tussen de klassen, voor Het

Leven was het een opvallende kwestie om een aantal weken flink uit te lichten voor een breder publiek dan alleen de lezers van de arbeiderspers.

De journalist Geudeker slaagde er daarbij slechts één keer in, door toeval, geluk en een aantal weken doorbijten, een justitiële misstand van jewelste in zijn krant Het Volk aan het licht te brengen en een omwenteling in die zaak te

bewerkstelligen. Hij was in zijn tijd daarmee de opvallende uitzondering die de regel bevestigde dat journalisten anoniem hun werk deden. De Nederlandse journalist was gewoonlijk geen publieke figuur en dat leek een diepverankerde traditie die haast niet zou veranderen.

Rondom de zaak Giessen-Nieuwkerk (1923-1929) - veelvuldig bestempeld als de grootste Nederlandse gerechtelijke dwaling van de vorige eeuw - werd in de pers

veel, zeer ongebruikelijke aandacht besteed aan het dramatisch ontspoorde

politieonderzoek dat vooraf ging aan het veroordelen van twee onschuldigen. In de bovendien uitgebreide verslaggeving rondom deze specifieke zaak werd gewezen op zaken in het justitiewezen die in bredere zin niet deugden. Dat is iets wat driekwart eeuw later herhaald werd rondom de Puttense moordzaak, waar een belangrijk debat over onder meer de betrouwbaarheid en daarmee de rechtsgeldigheid van met indringende verhoortechnieken verkregen bewijs tegen verdachten ontstond.

De zaak Giessen-Nieuwkerk is een kenmerkend voorbeeld van een zaak die door bemoeienis van een journalist een totaal andere wending kreeg. Geudeker kwam toevallig met deze kwestie in aanraking en besloot er in te duiken. Door zijn

doortastende (interview)methoden en lef om het tegen justitie op te nemen wisten de twee veroordeelden, die anders vijftien jaar hadden moeten zitten, aan een veel langer verblijf in de cel te ontsnappen. Geudeker schreef enige tijd zeer veel over de zaak, waarbij alle denkbare journalistieke genres werden toegepast. Ondanks het feit dat het ongebruikelijk was met naam en toenaam genoemd te worden, werd Geudeker deze keer niet alleen genoemd, maar ook nog eens in de diverse publicaties op de foto afgebeeld. Keer op keer werd daarbij benadrukt dat het de socialistische pers was die de tragische misstand aan het licht had gebracht. Nadat de rechtszaak voorafgaande aan de vrijspraak was afgerond, stopte echter ook de verslaggeving. Geudeker zocht bijvoorbeeld niet verder naar de altijd onbekend gebleven moordenaar en ook volgde geen verder kritisch volgen van het politie- en justitieapparaat.

Naast zijn medestanders had Geudeker ook critici, die het bijvoorbeeld niet goed vonden dat tot publicatie was overgegaan zonder dat vooraf met de autoriteiten overlegd was. Aan zijn blad zat ook een ‘nadeel’: juist vanwege de duidelijke politieke achtergrond werd het deels gemeden door de rest van het publiek.

Bovendien maakte het de missie voor Geudeker ook lastiger: ook bij zijn krant vroeg men zich af of de aanval of justitie wel verstandig was. Het leek niet direct de

socialistische zaak te steunen en riep bij andersdenkenden mogelijk teveel negatieve beelden van opstand op in een tijd dat de socialisten graag aansluiting wilden vinden om de landelijke politiek te veroveren.

Toch veranderden de mores, journalisten werden soms zelfs heel bekend en hun werk leidde vaker tot een scala aan reacties, van Kamervragen tot weer een uiterst zeldzame vrijspraak toe. In die latere jaren bleek de band tussen zuil en

een relatief rustige periode maakte misdaadverslaggeving vanaf de jaren zestig een vlotte opkomst mee, aanvankelijk vooral als ‘verstrooiingslectuur’. In de jaren na 1966 werd in ons land vervolgens steeds uitgebreider aandacht aan misdaad besteed. Eerst vooral met harde berichten over criminelen, later ook met meer aandacht voor de menselijke kant van slachtoffers en in mindere mate daders.276

Maar het hoogtepunt was nog lang niet in zicht, zo zou blijken. Van

wetenschappers tot advocaten maakten critici zich blijvend zorgen.277 Na de oorlog kreeg de journalistiek er, slechts enkele tientallen jaren na de grote doorbraak van radio, met televisie bovendien een ongekend krachtig podium bij. Vanaf 1989 kwam in ons land bovendien met name de commerciële televisie snel op. Binnen korte tijd wist een aantal zenders - waaronder SBS6 van De Vries - een groot aantal kijkers voor zich te winnen. Evenals de neutrale pers dat vele jaren eerder deed, brachten deze commerciële zenders veel meer misdaad dan hun verzuilde, publieke

tegenhangers. De commerciële televisie hield daarbij minder vast aan conventies over wat nog verantwoord was en zocht in haar programmering de grenzen van goede smaak en sensatie op. Maar ook was er ruimte voor diepgravender programma’s, met meer ambities dan het vermaken van het publiek alleen, zoals de programma’s van De Vries.

De Vries maakte in die jaren eerst zijn veelbekeken items voor de TROS-televisie en begon daarna zijn langjarige reeks programma’s voor SBS6. Hij hield zich daarin structureel louter bezig met zijn specifieke vakgebied. De Vries bracht vanaf de jaren tachtig talloze zaken eigenhandig in de publiciteit en zijn naam werd

276

A.W.M. Coenen en J.J.M. van Dijk (rapporteurs) Misdaadverslaggeving in Nederland: de ontwikkeling van

de misdaadverslaggeving in de Nederlandse dagbladen tussen 1966 en 1974 (Den Haag 1976), aldaar o.m. 15. De kolomlengte groeide van 290 millimeter tot 420 millimeter in de luttele jaren in de periode 1966-1974 tot 420 millimeter in 1980, oftewel dertig procent ‘langer’. ‘’…van de vermeende toegenomen redaktionele

terughoudendheid van de kranten (is) geen sprake.’’ Het was goed als de overheid actiever ging voorlichten. ‘’Op de korte termijn lijkt het echter vooral gewenst dat er een gesprek tot stand komt tussen het Ministerie van Justitie en de dagbladredakties (of de vereniging voor rechtbankverslaggevers) over de misdaadverslaggeving in de Nederlandse dagbladpers.’’

277

Van Houten, et al., Pers en rechtspraak – rapport van een werkgroep gevormd op initiatief

van de Nederlandse Orde van Advocaten (Zwolle 1977), aldaar VII. Naast de rapportage van