• No results found

Leuven is een typische onderwijsstad, met een belangrijke centrumfunctie. Heel wat kinderen en

jongeren uit de buurgemeenten komen in Leuven naar school. In de secundaire scholen maken zij zelfs bijna twee derde van de leerlingenpopulatie uit.

Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

Als we het Leuvense onder-wijslandschap overschouwen, vallen enkele trends op. Het plaatstekort blijft toenemen. Het M-decreet laat zich voorlopig vooral in het basisonderwijs voe-len. Meer 40% van de in Leuven geboren kinderen spreekt thuis geen Nederlands - een belangrijke indicator voor toekomstige onder-wijskansarmoede. En er wordt meer gespijbeld, maar het aantal zittenblijvers neemt af.

Een echte onderwijsstad, met een hoge instroom van leerlingen

Veel leerlingen1 van buiten Leu-ven komen hier naar school. In het kleuter- en lager onderwijs is hun aandeel in de totale leerlin-genpopulatie de laatste jaren licht gedaald. In 2017 ging het respec-tievelijk om 15,3% in het kleuter-

Plaatstekort neemt verder toe

Het Departement Onderwijs en Vorming laat om de drie jaar een zoge-heten capaciteitsmonitor3 uitvoeren. Dat gebeurde in 2018 voor de tweede keer. Daaruit bleek dat de leerlingenaantallen in het Leuvense basisonderwijs (kleuter- en lager onderwijs samen) zullen oplopen tot 11.783 in het schooljaar 2024-25, een toename met 10%. Sinds het schooljaar 2016-17 overschrijdt de vraag de maximale aanbodcapaci-teit, die volgens het Departement bereikt is wanneer de drempel van 85% overschreden wordt (om de vrije schoolkeuze te garanderen). In het schooljaar 2020-21 zouden er in het basisonderwijs 425 plaatsen te weinig zijn. De tekorten zouden zich vooral voordoen in de wijkzorg-gebieden Leuven Centrum en Kessel-Lo Zuid (ten zuiden van de Diestsesteenweg) en in de deelgemeente Heverlee.

ONDERWIJS EN VORMING Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

en 24,9% in het lager onderwijs; in 2010 lagen die percentages op 17,7%

en 29,2%. Maar in het secundair onderwijs blijft het aandeel leerlingen van buiten de stad met 64,5% (2010: 63,7%) erg hoog. De reden is niet ver te zoeken: in veel gemeenten rond Leuven zijn er geen middelbare scholen.

Aantal leerlingen in het Leuvense kleuter-, lager en secundair onderwijs, van 2010 tot 20172

In het gewoon kleuteronderwijs is het aantal leerlingen tussen 2010 en 2017 vrij stabiel gebleven. In het gewoon lager en gewoon secundair onderwijs daarentegen zijn de leerlingenaantallen gestegen.

0 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 9.000 10.000 11.000 12.000 13.000 14.000

3.998 5.991 11.957 4.101 5.825 11.838 4.059 5.974 11.807 4.101 6.100 11.927 4.128 6.209 12.038 4.076 6.285 12.315 4.055 6.425 12.377 4.091 6.618 12.841

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

Lager onderwijs Kleuteronderwijs

Voltijds secundair onderwijs

112 113

Type 9: voor kinderen met een autismestoornis maar zonder verstandelijke beperking.

In het secundair onderwijs zou het aantal leerlingen volgens de capa-citeitsmonitor toenemen van 12.841 in 2017 tot 14.670 in het schooljaar 2022-23. Daarna zouden de aantallen blijven stijgen, maar minder snel.

In het secundair onderwijs wordt de capaciteitsdrempel van 85% over-schreden sinds het schooljaar 2017-18. In het schooljaar 2024-25 zou-den er 2.121 plaatsen te weinig zijn. De tekorten zijn veruit het grootst in het ASO (1.263 plaatsen); daarna volgen het TSO (369 plaatsen), de A-stroom in de eerste graad (219 plaatsen) en het BSO (183 plaatsen).

Meer leerlingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs

Steeds meer jongeren gaan naar het deeltijds beroepssecundair onder-wijs. In het schooljaar 2017-2018 telde het deeltijds BSO 8.980 leerlin-gen, een stijging met bijna 30% ten opzichte van 2008-2009 (6.932 leerlingen). Het aandeel niet-Belgen in het deeltijds BSO is in die tijd nagenoeg verdubbeld, van 14% tot 27%. De verhouding tussen de geslachten bleef ongeveer gelijk: ongeveer twee derde van de leer-lingen zijn meisjes.

Buitengewoon onderwijs: de impact van het M-decreet

Dankzij het M-decreet kunnen leerlingen met een beperking zich sinds het schooljaar 2015-16 inschrijven in een gewone school. De verwach-ting was dat het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs daardoor zou dalen. In Leuven blijkt dat momenteel vooral in het bui-tengewoon lager onderwijs het geval te zijn4.

Evolutie aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs, van 2010 tot 20175

In het buitengewoon secundair onderwijs in Leuven is het leerlingen-aantal de laatste jaren juist gestegen. Dat is met name zo in het type BA en het type 9 - twee types die nieuw zijn sinds het schooljaar 2015-16.

Buitengewoon secundair onderwijs: aantal leerlingen per type, van 2010 tot 20176

ONDERWIJS EN VORMING Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

AANTAL LEERLINGEN

2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017

Buitengewoon

379 383 403 415

420

2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017 TYPE 2

Meer anderstalige leerlingen

De thuistaal is één van de belangrijkste indicatoren voor onderwijs-kansarmoede. 41,5% van de in 2017 in Leuven geboren kinderen heeft een moeder die geen Nederlands met hen spreekt (de definitie van thuistaal). Het gemiddelde voor Vlaanderen bedraagt 28,9%7.

Thuistaal van in Leuven geboren kinderen (taal die de moeder met hen spreekt), in 20178

Spreken thuis geen Nederlands9:

• 30,4% van de kleuters die in Leuven wonen

• 21,6% van de leerlingen van lagere scholen die in Leuven wonen

• 17,9% van de leerlingen van secundaire scholen die in Leuven wonen

Zulke jongeren lopen een hoger risico om het secundair onderwijs te verlaten zonder diploma. In Leuven behaalt 27,8% van alle jongeren die thuis geen Nederlands spreken geen secundair diploma, tegenover slechts 5,6% van de jongeren die thuis uitsluitend Nederlands spreken10.

Kleuterparticipatie: gemiddeld

Op jonge leeftijd naar school gaan verkleint het risico op schoolachter-stand en verhoogt de kans om met een diploma de school te verlaten.

Het heeft ook positieve effecten op het sociaal gedrag, de zelfregulatie en de leermogelijkheden van het kind.11

Kinderen uit de laatste kleuterklas moeten ten minste 250 halve dagen naar school gaan. Dat wordt nauw opgevolgd door de scholen, samen met het CLB. Halen kinderen dat aantal niet, dan worden ze het jaar daarna niet rechtstreeks toegelaten in het gewoon lager onderwijs. In Leuven ging het in het schooljaar 2016-2017 over 5%12 van alle kinderen uit deze leeftijdsgroep. Dat is een gemiddelde score voor een cen-trumstad: Oostende (10%), Turnhout (6,9%), Antwerpen (6,1%) en Gent (5,7%) scoren minder goed. Een zeer klein aantal Leuvense kleuters is helemaal niet ingeschreven in een school. Zij worden opgevolgd door Kind & Gezin en het CLB.

ONDERWIJS EN VORMING Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

20 40 60 80

% 100

0 2017 58,5 %

Nederlands

4,0 %

Frans

3,6 %

Engels - Duits

5,7 %

Turks - Arabisch - Berbers

4,2 %

Russisch - Pools - Roemeens

2,2 %

Spaans - Portugees

21,9 %

Andere

116 117 Meer spijbelgedrag

In het basisonderwijs in Leuven was in het schooljaar 2017-2018 2% van de leerlingen tien of meer halve dagen problematisch afwezig – een lichte stijging tegenover 2013-2014, toen dat aandeel op 1,6% lag. Voor heel het Vlaamse basisonderwijs13 ging het om 2,7%, een cijfer dat de laatste jaren eveneens licht gestegen is.

In het gewoon secundair onderwijs is het spijbelen in diezelfde periode sterker toegenomen. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de onder-wijsvormen. Vooral het TSO is kwetsbaar:

Aandeel leerlingen die minimum 10 halve dagen problematisch afwezig zijn

Onderwijsvorm 2013-2014 2015-2016 2017-2018

2de graad ASO 1,3% 1,7% 2,4%

2de graad TSO 5,9% 9,3% 9,9%

2de graad KSO 1,4% 2,6% 4,6%

2de graad BSO 13,1% 24,4% 29,3%

Schoolse vertraging neemt licht af

Schoolse vertraging – één of meer jaren moeten overdoen, om welke reden dan ook – verhoogt het risico om vroegtijdig of lager gekwalifi-ceerd de school te verlaten en om later een zwakkere maatschappelijke positie in te nemen.

Bij de leerlingen die Leuven wonen, bedroeg de schoolse vertraging in 2017-2018:

• 9,7% in het lager onderwijs – een lichte daling tegenover 2013 (11,4%)

• 25% in de tweede graad van het secundair onderwijs – eveneens een lichte daling tegenover het schooljaar 2013-2014 (28,9%)

Die cijfers zijn iets gunstiger dan de Vlaamse gemiddelden (12,1% voor het lager onderwijs en 26,4% voor de tweede graad van het secundair onderwijs) 14.

ONDERWIJS EN VORMING Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

Meer studenten hoger onderwijs

De Leuvense hogescholen en de universiteit trekken steeds meer studenten: hun aantal steeg van 46.394 in 2010 naar 55.382 in het aca-demiejaar 2017-201815. Eén vijfde van alle Vlaamse studenten studeert in Leuven.

Vroegtijdig schoolverlaters: lichte daling

Het aandeel vroegtijdig schoolverlaters (schoolverlaters zonder kwalifi-catie) in het secundair onderwijs neemt licht af. In 2010-11 ging het om 12,7% van alle leerlingen die in Leuven wonen, in 2015-2016 om 11,7%. Op Vlaams niveau liggen de cijfers iets lager (respectievelijk 11,7% en 10,4%).

Schoolverlaters: hoe hoger opgeleid, hoe meer kans op werk

In 2017 beëindigden 1.496 Leuvense jongeren hun secundaire of voort-gezette opleiding, met of zonder diploma. Van die groep zocht 8,8% na één jaar nog werk (7,5% bij de meisjes, 10,2% bij de jongens). Er is een groot verschil tussen laaggeschoolde schoolverlaters (35,0% nog werk-zoekend), middengeschoolde (13,2%) en hooggeschoolde (4,2%). Bij de ongekwalificeerde schoolverlaters bedraagt het cijfer zelfs 38,2%, tegenover 31,9%16 voor heel Vlaanderen.

Schoolverlaters met woonplaats in Leuven, per scholingsniveau. Links de absolute aantallen, rechts het percentage dat na één jaar nog werk zoekt.

Cijfers uit 201817.

Zie ook hoofd-stuk Economie, p. 105

ZORG EN GEZONDHEID

Zorg en

gezondheid

Leuven heeft een uitgebreid aanbod aan kinder-opvang. Dat is ook nodig, want de vraag is enorm hoog. Die grote vraag verklaart misschien het lage tevredenheidscijfer (51%). Ook bij de ouderen stijgt de zorgvraag: er komen steeds meer 80-plussers bij. Bijna driekwart van de Leuvenaars voelt zich gezond tot zeer gezond – waarschijnlijk omdat Leu-ven zoveel hooggeschoolden telt. Een eLeu-ven grote groep voelt zich naar eigen zeggen gelukkig. Aan de andere kant stijgt het aantal Leuvenaars dat moeite heeft om hun medische uitgaven te betalen.

Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

Zorg

Groot aanbod aan kinder-opvang

Leuven heeft 60,5 opvangplaat-sen per 100 baby’s en peuters.

Dat zijn er aanzienlijk meer dan het gemiddelde van de centrum-steden (41,5 opvangplaatsen) en de rest van Vlaanderen (42,4).

Zie ook hoofd-stuk Overheid, p. 164

120 121 Opvangplaatsen per 100 baby’s en peuters, van 2007 tot 20161

Dat uitgebreide aanbod is ook nodig, gezien de grote vraag naar kin-deropvang. De werkzaamheidsgraad is in Leuven erg hoog, net als het aantal tweeverdieners en werkende 50-plussers (grootouders passen vaak mee op de kleinkinderen). Bovendien zijn in Leuven enkele grote werkgevers gevestigd, waarvan de werknemers in de buurt van hun arbeidsplek kinderopvang zoeken.

Ook heel wat inwoners van de buurgemeenten vallen terug op de Leuvense kinderopvang. Dat blijkt uit de cijfers voor de regionale spreiding. Een verhouding van 1 op 1 wijst op een evenredige spreiding:

stad en buurgemeenten vangen dan in verhouding evenveel baby’s en peuters op. In Leuven bedraagt dat cijfer 1,2: Leuven vangt dus relatief gezien meer kinderen op dan de buurgemeenten.

ZORG EN GEZONDHEID Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Antwerpen 22,3 22,4 22,7 23,0 23,7 24,0 26,1 27,6 30,4 31,8

Gent 37,9 39,6 38,7 37,6 39,5 42,6 45,8 48,8 50,6 48,6

Aalst 29,0 31,9 31,6 34,6 37,4 39,5 38,9 39,5 42,6 43,2

Brugge 44,6 46,3 52,2 56,1 58,1 60,3 59,4 62,0 61,7 58,6

Genk 19,1 20,4 19,7 20,5 22,6 24,5 30,1 30,5 33,5 34,2

Hasselt 45,9 42,7 47,0 46,4 49,1 50,2 50,6 53,8 63,3 54,4

Kortrijk 45,6 47,0 47,3 45,8 49,6 47,7 46,4 47,2 46,3 47,3

Leuven 57,4 54,7 54,9 54,8 52,1 52,8 52,9 56,9 58,7 60,5

Mechelen 29,6 30,5 30,9 32,3 35,1 36,5 38,5 41,0 44,0 43,6

Oostende 26,8 24,7 26,1 29,1 31,1 31,6 30,7 32,8 34,2 35,2

Roeselare 46,7 45,0 47,0 50,9 57,4 57,4 57,4 58,8 61,9 56,3

Sint-Niklaas 31,2 35,3 38,3 38,3 36,4 34,7 36,6 38,0 37,1 38,0

Turnhout 30,4 30,8 28,5 31,8 32,1 32,8 32,7 33,6 37,5 33,5

Totaal 13 steden n.b n.b 33,7 34,7 35,8 36,6 37,4 39,4 41,8 41,5 Vlaams Gewest 33,3 34,4 35,3 36,5 37,3 38,2 40,1 41,1 42,3 42,4

Regionale spreiding van de opvang voor baby’s en peuters, 20162

Van alle inwoners van centrumsteden zijn de Leuvenaars wel het minst te spreken over het aanbod: slechts 51% noemt zich tevreden. De druk op de kinderopvang, in combinatie met de hogere verwachtingen en de grote behoefte, is daar niet vreemd aan.

Tevredenheid over de kinderopvang in de stad, 20173

0,0

ANTWERPEN GENT AALST BRUGGE GENK HASSELT KORTRIJK LEUVEN MECHELEN OOSTENDE ROESELARE SINT-NIKLAAS TURNHOUT 13 STEDEN VLAAMS GEWEST

AANBOD STAD T.O.V. BUURGEMEENTEN

0

ANTWERPEN GENT AALST BRUGGE GENK HASSELT KORTRIJK LEUVEN MECHELEN OOSTENDE ROESELARE SINT-NIKLAAS TURNHOUT 13 STEDEN VLAAMS GEWEST

10

Zie ook hoofd-stuk Overheid, p. 164

Binnen- en buitenschoolse kinderopvang

Van alle kinderen die in Leuven kleuter- of lager onderwijs volgen, gaat 23% geregeld naar de naschoolse opvang (cijfers voor 2016). Dat zijn dagelijks zowat 2.800 kinderen, met piekmomenten op maandag, dins-dag en donderdins-dag. 75% maakt ‘ooit’ gebruik van de opvang. 19% maakt gebruik van de zogeheten lange opvang: ze starten er de dag en zijn er

’s avonds om halfzes nog4.

Toenemende zorgvraag van ouderen

Vlaanderen telt steeds meer 80-plussers, en Leuven is geen uitzonde-ring: in 2017 waren er al 5.773 (5,7% van de totale bevolking). 80-plus-sers hebben specifieke noden op het vlak van gezondheid, huisvesting, (thuis)zorg en opvangmogelijkheden. We kunnen de maatschappelijke gevolgen van die evolutie afmeten aan de hand van drie indicatoren.

De interne vergrijzing is het aandeel 80-plussers binnen de grotere groep van 60-plussers. Leuven telt met 35,6% een hoog aandeel

Ouderen lijden vaker aan chronische aandoeningen: ziektes die een continue of herhaalde behandeling van minstens zes maanden verei-sen, zoals astma, hart- en vaatziekten, diabetes en kanker. Ongeveer 10% van de Leuvenaars heeft een chronische aandoening. Voor Leuvense 75-plussers loopt dat cijfer op tot 41,39%. Dat is nauwelijks minder dan het Vlaamse gemiddelde (42%).

De mantelzorgratio, tot slot, is de verhouding tussen 40- tot 79-jarigen enerzijds en 80-plussers anderzijds. In Leuven neemt die ratio af, net als in de rest van Vlaanderen. Er zijn dus minder mogelijke mantelzorgers.

Door het samenspel van die drie factoren – een stijgende interne vergrijzing, een stijgend aantal chronisch zieken en een dalende mantelzorgratio – zullen steeds minder mensen voor steeds meer hoogbejaarden moeten zorgen. Daardoor zal de vraag naar geïnstitu-tionaliseerde en vermaatschappelijkte vormen van zorg toenemen.

Mantelzorgratio, interne vergrijzing en aantal chronisch zieken, van 2001 (2013) tot 20175

Mantelzorgratio Interne vergrijzing Chronisch zieken

2000 10,2 23,1%

2001 9,8 24,1%

2002 9,3 25,5%

2003 8,9 26,5%

2004 8,7 27,4%

2005 8,6 28,1%

2006 8,4 29,1%

2007 8,1 30,3%

2008 7,8 31,6%

2009 7,6 32,4%

2010 7,4 33,5%

2011 7,1 34,6%

2012 7, 35,2%

2013 6,8 35,5% 7,72%

2014 6,7 35,9% 8,35%

2015 6,6 36,2% 9,02%

2016 6,7 36,1% 9,35%

2017 6,7 35,6% 9,62%

ZORG EN GEZONDHEID Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

Zie ook hoofd-stuk Demografie, p. 20, en hoofd-stuk Samenleven, p. 139

124 125 Gemiddeld en stabiel aanbod in de ouderenzorg

De aanbodratio is de verhouding tussen het aantal plaatsen in een wel-bepaald type ouderenvoorziening en het aantal 80-plussers. Er zijn vier types van ouderenvoorziening: woonzorgcentra (WZC), centra voor kortverblijf (CKV), dagverzorgingscentra (DVC) en assistentiewoningen (AW). Dit zijn de trends voor Leuven:

1. woonzorgcentra (WZC): licht dalende trend, net als in de rest van Vlaanderen. De daling was te verwachten, gezien de vele inspanningen om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen.

2. centra voor kortverblijf (CKV): meer dan een verdubbeling tus-sen 2006 en 2017, opnieuw net als in de rest van Vlaanderen.

Ook dit ligt in de lijn der verwachtingen, om dezelfde reden.

3. dagverzorgingscentra (DVC): het aanbod blijft constant, terwijl het in de rest van Vlaanderen stijgt.

4. assistentiewoningen (AW): hier is het aanbod iets groter dan in de rest van Vlaanderen.

Aanbodratio in de ouderenzorg, vergelijking 2006 - 20186

Meer gezinszorg, maar nog onvoldoende

Steeds meer ouderen en zwaar chronisch zieken blijven zo lang moge-lijk thuis wonen. Diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg helpen dat mogelijk te maken. Ze ondersteunen ouderen bij hun per-soonlijke verzorging, in het huishouden en soms bij karweitjes. Het aan-tal uren gezinszorg en aanvullende thuiszorg neemt dan ook toe: van 278.914 in 2009 naar 317.575 in 2017. Die stijging is echter minder snel dan de door de Vlaamse administratie vastgelegde programmatienorm het voorschrijft: in 2010 werd 98,8% van de programmatienorm gereali-seerd, in 2017 nog slechts 93,69%. Dat kan wijzen op onderfinanciering, maar ook op een tekort aan mensen die willen werken in de zorg7.

ZORG EN GEZONDHEID Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

LEUVEN LEUVEN VLAANDEREN

PLAATSEN RATIO RATIO

2006 2018 2006 2018 2016 2018

Woonzorgcentra (WZC) 920 1.098 21,2 18,9 24,3 20,0

Centra voor kortverblijf (CKV)* 14 39 3,1 6,8 2,4 6,0

Dagverzorgingscentra (DVC)** 3 3 6,2 5,2 3,5 7,0

Assistentiewoningen (AW) 309 414 6,9 7,2 5,1 6,0

* ratio per 1.000 80-plussers ** ratio per 10.000 80-plussers

Driekwart kan terugvallen op anderen

In 2016 organiseerde de Leuvense politie een buurtbevraging. De deel-nemers kregen onder meer de vraag of ze kunnen terugvallen op hulp van familie, vrienden, kennissen of buren. Bijna driekwart gaf aan dat ze iemand hebben met wie ze een persoonlijk gesprek kunnen voeren (74%). De meesten kunnen ook op anderen rekenen voor praktische zaken (69,5%) of voor persoonlijke hulp en steun (62%). Toch heeft 6,6% van de inwoners naar eigen zeggen niemand om een persoon-lijk gesprek mee te voeren, en zegt 7,7% zich eenzaam te voelen. Dat gevoel neemt toe met de leeftijd. 5,4% van de jongeren (16 tot 24) en 4,1% van de studenten in Leuven voelt zich eenzaam; bij de 65-plussers is dat al 11,1%.

Steun en hulp, 2016

Beschikbare hulp of steun (helemaal)

niet akkoord

(helemaal) wel akkoord Ik heb mensen met wie ik een persoonlijk gesprek kan voeren 6,6% 74,0%

Ik heb mensen op wie ik kan rekenen bij praktische zaken 9,3% 69,5%

Ik heb mensen op wie ik kan rekenen voor persoonlijke hulp en steun 11,9% 62,0%

Ik heb mensen die mij helpen met praktische zaken, bv. in het huishouden 21,9% 50,2%

Ik voel me eenzaam 74,1% 7,7%

Een centrum voor kortverblijf (CKV) is een oplossing voor ouderen die nog thuis wonen, maar tijdelijk extra zorg nodig hebben. Ouderen kunnen er de klok rond of alleen ‘s nachts verblijven, en dat maximaal 60 opeenvol-gende dagen en maximaal 90 dagen per jaar.

In een dagver-zorgingscentrum (DVC) krijgen ouderen hulp bij het wassen en ver-zorgen. Ze kunnen er meedoen aan activatie-, revali-datie- en ontspan-ningsactiviteiten.

Ze kunnen er warm eten en worden van en naar huis gebracht.

De programma-tienorm is het aantal uren zorg dat nodig is om een zorgaanbod te bieden dat voldoet aan de vereisten van de Vlaamse overheid

Gezondheid

Hooggeschoolden voelen zich gezonder dan laaggeschoolden

Volgens de Stadsmonitor van 2017 voelt bijna driekwart van de Leuve-naars zich naar eigen zeggen ‘gezond’ tot ‘zeer gezond’8. Dik twintig procent voelt zich ‘redelijk goed’, terwijl minder dan 5% zich ‘eerder slecht’ tot ‘zeer slecht’ voelt. Leuven scoort daarmee het best van alle centrumsteden, al zijn de verschillen vrij klein.

Die hoge score heeft er zeer waarschijnlijk mee te maken dat Leuven zoveel hooggeschoolde inwoners telt. Voor alle centrumsteden samen voelen hooggeschoolden (81%) zich immers een stuk gezonder dan laaggeschoolden (58%). In vergelijking daarmee is het verschil tussen mannen (73%) en vrouwen (70%) veel kleiner.

Subjectieve gezondheid, 20179

ZORG EN GEZONDHEID Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

Lichaamsbeweging: gemiddelde score

Zowat 30% van de Leuvenaars besteedt dagelijks minstens 30 minuten aan wandelen, stappen of fietsen. 45% doet dat wekelijks, 9% komt er nooit of bijna nooit toe. Leuven scoort hier doorsnee: voor de 13 cen-trumsteden bedragen de percentages 30% (dagelijks), 40% (wekelijks) en 12% (nooit).

Voor de 13 centrumsteden samen zijn er weinig verschillen inzake geslacht, maar wel inzake opleidingsniveau. In Leuven bewegen hoog-geschoolden (31%) meer dan laaghoog-geschoolden (25%), maar de grafiek toont dat dat lang niet overal zo is:

Dagelijkse lichaamsbeweging naar opleidingsniveau, 201710

0

ANTWERPEN GENT AALST BRUGGE GENK HASSELT KORTRIJK LEUVEN MECHELEN OOSTENDE ROESELARE SINT-NIKLAAS TURNHOUT 13 STEDEN

10 20 30 40 50 60 70 80 90

% 100

Redelijk Slecht

Goed

0

ANTWERPEN GENT AALST BRUGGE GENK HASSELT KORTRIJK LEUVEN MECHELEN OOSTENDE ROESELARE SINT-NIKLAAS TURNHOUT 13 STEDEN

5 10 15 20 25 30 35

% 40

Midden Laag

Hoog

128 129 Leuvenaars voelen zich in het algemeen gelukkig

Uit de Stadsmonitor (2017) bleek dat driekwart van de Leuvenaars zich gelukkig voelt. 7% voelt zich droevig, eenzaam of regelmatig tot dik-wijls depressief. Een kwart heeft wel last van een slechte nachtrust.

40% van de Leuvenaars rapporteert weinig of geen psychische proble-men, 46% meldt lichte tot beperkte probleproble-men, en 14% lijdt naar eigen zeggen onder matige tot zware psychische problemen. De gemiddel-den voor de 13 centrumstegemiddel-den zijn respectievelijk 40%, 45% en 15%, sterk vergelijkbaar dus.

Kijken we opnieuw naar de gemiddelden voor de 13 centrumsteden, dan zien we opmerkelijke verschillen inzake onder meer geslacht, opleidingsniveau en leeftijd. Vrouwen (17%) worden vaker met psy-chische problemen geconfronteerd dan mannen (12%). Dubbel zoveel laaggeschoolden (20%) als hooggeschoolden (10%) melden matige tot zware psychische problemen. 18- tot 24-jarigen en 75-plussers hebben meer klachten dan andere leeftijdsgroepen. Een kwart van de alleen-staanden, zowel met als zonder kinderen, geeft aan psychische proble-men te hebben. En wie werkt (10%) kampt minder vaak met psychische problemen dan wie niet werkt (19%).

Psychische problemen, 201711

Meer Leuvenaars hebben moeite om hun medische uitgaven te betalen

Zowat 5% van de Leuvenaars had het voorbije jaar moeite om hun medische uitgaven op tijd te betalen. Dat is minder dan het gemid-delde van de 13 centrumsteden (7%). In vergelijking met de twee vorige Stadsmonitors (2011 en 2014) is dit cijfer wel gestegen.

Betaalbaarheid van de gezondheidszorg: percentage inwoners die medische onkosten niet op tijd kunnen betalen, 2011-2014-201712

ZORG EN GEZONDHEID Leuven in cijfers - Omgevingsanalyse

0

ANTWERPEN GENT AALST BRUGGE GENK HASSELT KORTRIJK LEUVEN MECHELEN OOSTENDE ROESELARE SINT-NIKLAAS TURNHOUT 13 STEDEN

10

Licht tot beperkt Matig tot zwaar

Weinig tot geen 0

ANTWERPEN GENT AALST BRUGGE GENK HASSELT KORTRIJK LEUVEN MECHELEN OOSTENDE ROESELARE SINT-NIKLAAS TURNHOUT 13 STEDEN

1

In 2018 heeft GAIA13 het dierenwelzijnsbeleid in Vlaanderen onder-zocht. Het stuurde de gemeenten een lijst met vragen als: is er een schepen van dierenwelzijn, trekt de gemeente een budget uit voor zwerfkatten beleid, is er een dierenpolitie, zijn kermispony’s verbo-den, hoe wordt de overpopulatie van duiven beheerd, zijn er subsidies voor de sterilisatie van huiskatten, hoe ziet het beleid omtrent vuur-werk eruit … Leuven kreeg een score van 76%, het gemiddelde van de Vlaamse gemeenten was 55%.