• No results found

Leraren in het basisonderwijs

In document Inspectie van het Onderwijs (pagina 193-197)

VAN LERAREN

9.2 Leraren in het basisonderwijs

?kU`]hY]hjUb`YggYbYb`YfUfYb˜ In het schooljaar 2010/2011 heeft de inspectie ruim zeventienhonderd lessen beoordeeld bij een representatieve steekproef van scholen in het basisonderwijs. Hierbij is gekeken naar zowel de basisvaardigheden als de complexere vaardigheden van de leraren (tabel 9.2a). Dit is gebeurd volgens een vast format (zie bijlage).

Tabel 9.2a

Percentage lessen dat als voldoende is beoordeeld op indicatoren voor didactisch handelen op basisscholen in 2010/2011 (n=1.720)

2010/2011 Basisvaardigheden

De leraren geven duidelijke uitleg van de leerstof. 90

De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer. 95

De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten. 93

Complexere vaardigheden

De leraren stemmen de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen. 69 De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. 76 De leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. 83 De leraren volgen en analyseren systematisch de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen. 68

De school voert de zorg planmatig uit. 68

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011

FYgi`hUhYbcdXYVUg]gjUUfX][\YXYb˜ Verreweg de meeste leraren (90 à 95 procent) hebben een voldoende oordeel gekregen voor de drie indicatoren die gerekend worden tot de basisvaardigheden: 95 procent realiseert een taakgerichte werksfeer, 93 procent betrekt de leerlingen actief bij de les en 90 procent legt goed uit. Dat op elk van de basisvaardigheden 90 à 95 procent van de leraren voldoende presteert, betekent echter ook dat tussen de 5 en 10 procent van de docenten deze vaardigheid tijdens de les onvoldoende laat zien.

Tabel 9.2b

Percentage basisschoolleraren naar de vier vaardigheidsniveaus in 2009/2010 en 2010/2011 (n 2010/2011=1.720)

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011

JYfXY`]b[jUUfX][\Y]Xgb]jYUig˜ De meeste leraren laten tijdens de les zien over de basisvaardigheden te beschikken (tabel 9.2b). In het schooljaar 2010/2011 toont 86 procent van de leraren de basisvaardigheden op een voldoende niveau, wat betekent dat 14 procent niet alle drie de basisvaardigheden tijdens de les laat zien.

Zo’n 42 procent van de leraren toont naast de basisvaardigheden ook de complexere vaardigheden. Verder valt op dat de percentages in het schooljaar 2009/2010 weinig verschillen van die in het schooljaar 2010/2011.

JUUfX][\Y]Xg[fcYdYbb]Yh\cac[YYb˜ De 42 procent leraren die de basisvaardigheden en de complexere vaardigheden tonen, zijn leraren die een voldoende beoordeling gekregen hebben op elk van deze vaardighe-den. Er zijn natuurlijk ook leraren die op een aantal indicatoren goed presteren, maar niet op alle. Dit geldt ook voor de groep van 12 procent leraren die niet alle basisvaardigheden tijdens de les laten zien. In veel gevallen zijn een of twee vaardigheden als onvoldoende beoordeeld. Bij 2 procent van de totale groep lessen zijn alle drie de basisvaardigheden als onvoldoende beoordeeld.

Samenhang met kenmerken van leraren

=bX]j]XiY`Y_YbaYf_Yb˜ De vraag is of het mogelijk is om gemeenschappelijke kenmerken te identificeren die gerelateerd zijn aan het wel of niet goed functioneren van leraren. Maakt het bijvoorbeeld uit hoe oud ze zijn, hoelang ze al voor de klas staan, of ze man of vrouw zijn en of ze in deeltijd werken? Figuur 9.2a toont de verdeling over drie groepen leraren, uitgesplitst naar enkele basale kenmerken: geslacht, ervaringsjaren, aanstellingsomvang, diploma en de groep waaraan de leraar lesgeeft. De twee groepen leraren die de basis-vaardigheden (deels) in onvoldoende mate tonen, zijn in de figuur samengevoegd.

7cad`YlYfYjUUfX][\YXYb˜ Voor de meeste complexere vaardigheden geldt dat twee derde deel van de leraren deze tijdens de les laten zien. Een derde deel doet dit onvoldoende. Dit wil zeggen dat deze leraren er niet in slagen om bij de instructie voldoende rekening te houden met de verschillen tussen de leerlingen, de voortgang van de leerlingen systematisch te volgen en te analyseren, en planmatig zorg te bieden aan leerlingen die dat nodig hebben.

J]YfjUUfX][\Y]Xgb]jYUig˜ Leraren variëren in de mate waarin ze over de basisvaardigheden en over de complexere vaardigheden beschikken. Voor de verdere analyses zijn de leraren in vier groepen onderverdeeld (zie bijlage voor een verantwoording):

› C\iXi\e[`\k`a[\ej[\c\jfg[\[i`\YXj`jmXXi[`^_\[\eXcjfemfc[f\e[\q`aeY\ffi[\\c[%;`kq`aec\iXi\e

met onvoldoende duidelijke uitleg, onvoldoende taakgerichte werksfeer en onvoldoende actieve betrok-kenheid van de leerlingen.

› C\iXi\e[`\k`a[\ej[\c\jfg\\ef]kn\\mXe[\YXj`jmXXi[`^_\[\eXcjfemfc[f\e[\q`aeY\ffi[\\c[%

› C\iXi\e[`\fm\i[\[i`\YXj`jmXXi[`^_\[\eY\jZ_`bb\e#dXXik`a[\ej[\c\jfg\\ef]\eb\c\mXe[\Zfd-plexere vaardigheden als onvoldoende zijn beoordeeld. Dit zijn leraren die duidelijk uitleggen, een taakgerichte werksfeer realiseren en leerlingen actief bij de les betrekken. Afstemming en zorg en onder-steuning zijn bij deze leraren wel als onvoldoende beoordeeld.

› C\iXi\e[`\fgXcc\mXXi[`^_\[\eXcjmfc[f\e[\q`aeY\ffi[\\c[#[ljqfn\cfg[\YXj`jmXXi[`^_\[\eXcjfg

de complexere vaardigheden. Deze leraren leggen goed uit, realiseren een taakgerichte werksfeer, betrek-ken de leerlingen actief bij de les, stemmen het onderwijs af op specifieke leerlingen en bieden zorg en ondersteuning.

2009/2010 2010/2011

Vaardigheidsniveau

Drie basisvaardigheden onvoldoende 2 2

Ten minste één basisvaardigheid onvoldoende 11 12

De basisvaardigheden voldoende, complexere vaardigheden niet 46 44

De basisvaardigheden en complexere vaardigheden voldoende 41 42

Figuur 9.2a

Percentage leraren per vaardigheidsniveau in 2010/2011, uitgesplitst naar leraarkenmerken (n=1.720)

Geslacht

20 40

0 60 80 100

Basis niet of niet volledig

Basis en complex

Man 15 50 35

Vrouw 14 43 43

Pabo diploma

Wel pabo-diploma 14 44 42

(Nog) geen pabo-diploma 23 46 31

Jaren ervaring

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011

;fcYdYb`YfUfYb˜ In figuur 9.2a vallen enkele groepen leraren op. Dit betreft ten eerste de beginnende leraren. Zij tonen tijdens de les de drie basisvaardigheden minder vaak dan de meer ervaren collega’s. Dit verschil is er niet bij de complexe vaardigheden. Hetzelfde geldt voor de leraren die (nog) geen pabo-diploma hebben. Zij tonen niet alleen minder vaak de drie basisvaardigheden, maar ook minder vaak de complexere vaardigheden. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat er een beperkt aantal lessen van leraren zonder pabo-diploma is beoordeeld (26 lessen). Uit figuur 9.2a is verder af te lezen dat leraren die al lang in het onderwijs werkzaam zijn, wat meer moeite hebben met de complexere didactische vaardigheden. Ook mannelijke leraren en leraren (nog) zonder pabo-diploma vinden dit lastiger.

;fcYd'˜ Een andere opvallende bevinding is dat, in vergelijking met andere leerjaren, er in groep 3 vaker een leraar voor de groep staat die ook de complexere vaardigheden tijdens de les laat zien. Dit geeft de indruk dat schoolleiders een redelijk beeld hebben van de kwaliteit van hun leerkrachten en weten wie ze in dat belang-rijke leerjaar moeten inzetten.

De kwaliteit van leraren op schoolniveau

6YccfXY`]b[cdgW\cc`b]jYUi˜ In de toezichtpraktijk beoordeelt de inspectie de kwaliteit van scholen, en niet die van losse lessen. De inspectie beoordeelt het didactisch handelen op schoolniveau als voldoende, wanneer minimaal driekwart van de bezochte lessen als voldoende is beoordeeld. Figuur 9.2b toont voor een reeks van jaren het percentage scholen dat voldoende scoort op diverse aspecten van het didactisch handelen.

Op een aantal indicatoren is dit percentage redelijk gelijk gebleven. De basisvaardigheden zijn bijna overal op orde, maar het percentage scholen waar de meeste leraren duidelijk uitleggen, daalt. De complexere vaardig-heden worden minder vaak als voldoende beoordeeld dan de basisvaardigvaardig-heden. Vooral de afstemming van de instructie op verschillen tussen leerlingen komt op veel scholen onvoldoende uit de verf.

;fchYfYgW\c`Yb˜ Op grotere scholen zitten relatief vaker leraren die ook de complexere vaardigheden tijdens de les laten zien. Verder is het percentage leraren dat op de basisvaardigheden als onvoldoende wordt beoordeeld op kleine scholen hoger dan op grotere scholen.

Figuur 9.2b

Percentage scholen dat als voldoende is beoordeeld op indicatoren voor didactisch handelen in het basisonderwijs, periode 2003-2011 (n 2011=396) uitleg van de leerstof

De leraren realiseren instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen

De school voert de zorg planmatig uit

NkU__YYbnYYfnkU__YgW\c`Yb˜ Op zwakke en zeer zwakke scholen blijken tweeënhalf keer zoveel leraren te zijn die niet alle drie de basisvaardigheden tonen. Ook zijn er ruim twee keer zoveel leraren die niet alle complexere vaardigheden tijdens de les laten zien. Het toezicht is dus vaker aangescherpt op scholen met relatief veel zwakke leraren. Voor een deel is dat begrijpelijk, aangezien de indicatoren voor didactisch handelen mede bepalend zijn voor het toekennen van het arrangement ‘zwak’ of ‘zeer zwak’. Dat neemt niet weg dat op zwakke en zeer zwakke scholen de kwaliteit van de lessen en de leraren een belangrijk verbeter-punt is.

* Schooljaar 2006/2007 ontbreekt vanwege een ander aggregatieniveau.

A aangescherpte indicator

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011

In document Inspectie van het Onderwijs (pagina 193-197)