• No results found

Bestuurlijk handelen

In document Inspectie van het Onderwijs (pagina 169-173)

onderwijskwaliteit, financieel beleid en rechtmatigheid

8.1 Bestuurlijk handelen

Goed bestuur›>f\[\Y\jkli\e[iX^\eqfi^mffi[\bnXc`k\`kmXe_\kfe[\in`aj\e_fl[\e[\q\bnXc`k\`kfg

een goed niveau. Ze sturen daarbij niet alleen direct op kwaliteit, maar zorgen ook voor de randvoorwaarden, zoals een goed personeelsbeleid, goede huisvesting en een doelmatige inzet van middelen. Elk bestuur ontvangt hiervoor publieke middelen die zodanig moeten worden ingezet dat de financiële positie geen risico loopt en de continuïteit van het onderwijs wordt gewaarborgd. Besturen hebben de taak verantwoording af te leggen over het onderwijs en de financiën van hun school of instelling. Ze hebben bovendien de plicht om wet- en regelgeving na te leven.

Kwaliteit van het onderwijs per bestuur

Groei omvang besturen›@e[\X]^\cfg\eaXi\e^if\`[\`eXcc\fe[\in`ajj\Zkfi\e[\fdmXe^mXem\\c

besturen in termen van het aantal scholen of opleidingen per bestuur. Daarmee nam het aantal besturen af (OCW, 2011b). Regionaal is er een behoorlijke variatie in de afname van het aantal besturen: in het basisonder-wijs daalde het aantal besturen tussen 2000 en 2010 in Limburg en Groningen met ongeveer 60 procent, terwijl de daling in de meeste provincies tussen de 40 en 50 procent ligt. Gemiddeld is het aantal leerlingen per bestuur toegenomen. Ondanks deze ontwikkelingen is er een aanzienlijke variatie in omvang. Zo heeft het basisonderwijs 78 besturen met minder dan honderd leerlingen, terwijl er achttien besturen zijn met meer dan vierduizend leerlingen.

Daling aantal aangepaste arrangementen›@eXcc\j\Zkfi\emXe_\kfe[\in`aj`j_\kXXekXcY\jkli\ed\k

zwakke en zeer zwakke scholen en afdelingen het afgelopen jaar gedaald. Deze daling in het basisonderwijs is het grootst bij eenpitters en middelgrote tot grote schoolbesturen (tabel 8.1a). In het voortgezet onderwijs zijn met name de eenpitters verbeterd (tabel 8.1b).

Basisonderwijs›;\X]eXd\mXe_\kg\iZ\ekX^\Y\jkli\ed\kd`e`dXXc„„eqnXbb\f]q\\iqnXbb\jZ_ffc  is het meest zichtbaar in het basisonderwijs. Daar verminderde het percentage besturen met een of meer zwakke of zeer zwakke scholen ten opzichte van vorig jaar van 25 naar 18 procent (figuur 8.1a). Het percentage grote besturen met meer dan twintig scholen die allemaal basistoezicht hebben, verdubbelde zelfs van 22 naar 43 procent.

Tabel 8.1a

Toezichtarrangementen basisscholen naar bestuursomvang op 1 september 2010 en 2011 (in percentages, n 2011=1.057)

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011

Aantal scholen per bestuur

Percentage scholen basisarrangement

Percentage zwakke scholen

Percentage zeer zwakke scholen

Aantal besturen

2010 2011 2010 2011 2010 2011

1 93 96 6 3 1 1 458

2-5 95 97 4 2 1 1 175

6-10 95 96 4 3 1 1 154

11-20 93 96 6 3 1 1 194

≥21 92 95 7 4 1 1 76

Totaal 94 96 5 3 1 1 1.057

Figuur 8.1a

Arrangementsverdeling per bestuur in het basisonderwijs naar bestuursomvang op 1 september 2010 en 2011 (in percentages, n 2011=1.057)

Tabel 8.1b

Toezichtarrangementen afdelingen voortgezet onderwijs naar bestuursomvang op 1 september 2010 en 2011 (in percentages, n 2011=348)

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011

Jccfh[YnYhcbXYfk]^g˜ Het percentage besturen in het voortgezet onderwijs met een of meer (zeer) zwakke afdelingen is ten opzichte van vorig jaar verminderd van 37 naar 34 procent (figuur 8.1b). Ook hier vond de afname hoofdzakelijk plaats bij de grootste schoolbesturen. Het percentage besturen met meer dan twintig afdelingen met alleen maar basistoezichten verdrievoudigde bijna van 6 naar 17 procent. In de categorie

‘besturen met elf tot twintig afdelingen’ steeg het percentage besturen zonder zwakke of zeer zwakke afdelingen van 29 naar 38 procent. Alle 46 eenpitters in het voortgezet onderwijs (besturen met één school:

categoriale gymnasia en zelfstandige vmbo- en havo-scholen) hebben basistoezicht.

Jccfh[YnYhgdYW]UU`cbXYfk]^g˜ Het percentage besturen met een of meer zwakke en/of zeer zwakke scholen/vestigingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs nam af van 39 naar 34 procent. Ook hier is dus sprake van een vermindering van het percentage besturen met een of meer (zeer) zwakke scholen/vestigingen.

Opvallend is dat er bij de dertien eenpitters in 2011 geen enkele zwakke of zeer zwakke school voorkomt.

Aantal afdelingen

2010 2011 2010 2011 2010 2011

1 94 100 4 0 2 0 46

Figuur 8.1b

Arrangementsverdeling per bestuur voortgezet onderwijs naar bestuursomvang op 1 september 2010 en 2011 (in percentages, n 2011=348)

Tabel 8.1c

Toezichtarrangementen scholen/vestigingen voor (voortgezet) speciaal onderwijs naar bestuursomvang op 1 september 2010 en 2011 (in percentages, n 2011=142)

1

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011

Figuur 8.1c

Arrangementsverdeling per bestuur (voortgezet) speciaal onderwijs naar bestuursomvang op 1 september 2010 en 2011 (in percentages, n 2011=142)

2010 2011 2010 2011 2010 2011

1 83 100 15 0 2 0 13

2-5 79 81 20 17 1 2 95

6-10 64 72 33 27 3 1 20

≥11 76 83 23 17 1 0 14

Totaal 78 82 20 17 2 1 142

A]XXY`VUUfVYfcYdgcbXYfk]^g˜ In het mbo zijn 67 bekostigde instellingen onderzocht. Hieronder vallen aoc’s, roc’s en vakscholen. De roc’s vormen de grootste groep. In totaal hebben 36 van de 67 instellingen zwakke opleidingen onder zich. In 2010 zijn er vier opleidingen (alle vallend onder een roc) die door de inspectie als zeer zwak zijn beoordeeld. Om te onderzoeken of er aanwijzingen zijn voor een goed of zwak bestuurlijk vermogen in het mbo, is gekeken naar het aantal zwakke en zeer zwakke opleidingen. Daarnaast is gekeken naar een drietal andere kwaliteitscriteria, namelijk de tevredenheid van studenten, de rendementen en de kwaliteit van de examens. Aanwijzingen voor een goed bestuurlijk vermogen zijn er wanneer:

› [\`ejk\cc`e^^\\eqnXbb\f]q\\iqnXbb\fgc\`[`e^\e_\\ɘ2

› _\k^\d`[[\c[\k\mi\[\e_\`[jffi[\\cmXejkl[\ek\emXe[\`ejk\cc`e^Yfm\e_\k^\d`[[\c[\mXe[\-.

instellingen ligt;

› _\kg\iZ\ekX^\jkl[\ek\e`efgc\`[`e^\ed\kcX^\fgYi\e^jk\efe[\i_\k^\d`[[\c[\g\iZ\ekX^\mXe[\-.

instellingen ligt;

› [\`ejk\cc`e^^\\eXcjfemfc[f\e[\Y\ffi[\\c[\\oXd\ej_\\ɘ%

K]ggY`YbXVYY`X˜ Elf instellingen (16 procent) zijn op alle kwaliteitscriteria positief beoordeeld en zijn dus

‘in control’ (tabel 8.1d). Bij zes instellingen (9 procent) zijn aanwijzingen voor een zwak bestuurlijk vermogen.

Deze instellingen hebben op geen enkel criterium positief gescoord. Vakscholen zijn relatief gezien het meest

‘in control’ en roc’s het minst. Geen enkele vakschool of aoc scoort op alle criteria negatief.

Tabel 8.1d

Percentage positief beoordeelde kwaliteitscriteria per type mbo-instelling (n=67)

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011

=bX]WUh]Ygjccff]g]WcÄgcdVYghiifgb]jYUi˜ Voor het toezicht op de kwaliteit van het onderwijs is het van belang inzicht te hebben in risicofactoren op bestuursniveau, die uitmaken in hoeverre besturen garanties bieden voor de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs. Besturen hebben bij het uitoefenen van hun taken te maken met een veelheid aan ontwikkelingen. De bestuurlijke en regionale context loopt daarbij zeer uiteen. De besturen verschillen onderling dus sterk. De inspectie heeft op dit moment nog te weinig gegevens om, de onderlinge verschillen in acht nemend, de risico’s voldoende in beeld te brengen. Vooralsnog beschouwt ze de besturen in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs als risicobesturen als minimaal 25 procent en ten minste twee van de scholen of afdelingen zwak of zeer zwak zijn. Dit betekent niet dat besturen met relatief veel zwakke of zeer zwakke scholen/afdelingen altijd slechter functionerende besturen zijn. Het is echter wel een indicatie van mogelijke bestuurlijke risico’s.

F]g]Wc[fcYdYb˜ In het voortgezet onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs komen de meeste besturen voor met meer dan 25 procent en ten minste twee zwakke of zeer zwakke scholen/afdelingen (tabel 8.1e).

Verder valt op dat onder de besturen met tien of minder scholen/afdelingen de meeste risicobesturen te vinden zijn.

Aantal positief beoordeelde criteria Type instelling

Vakschool Roc Aoc Totaal

n=13 n=42 n=12

Geen enkel criterium positief beoordeeld 0 14 0 9

Eén criterium positief beoordeeld 8 38 17 29

Twee criteria positief beoordeeld 8 24 25 21

Drie criteria positief beoordeeld 53 12 41 25

Alle vier criteria positief beoordeeld 31 12 17 16

Totaal 100 100 100 100

Tabel 8.1e

Aantal besturen met minimaal 25 procent zwakke of zeer zwakke scholen, afdelingen en vestigingen in basisonderwijs, voortgezet onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs, naar bestuursgrootte

In document Inspectie van het Onderwijs (pagina 169-173)