• No results found

De kwaliteit van het speciaal onderwijs

In document Inspectie van het Onderwijs (pagina 87-91)

Het onderwijs in sectoren

3.2 De kwaliteit van het speciaal onderwijs

Kwaliteitsonderzoeken›@e)'('&)'((mf\i[\[\`ejg\Zk`\(.0bnXc`k\`kjfe[\iqf\b\el`k`e_\kmffik^\q\k  speciaal onderwijs. De resultaten daarvan staan in onderstaande tabellen, waarin ook de gegevens uit het vorige schooljaar (2009/2010) zijn opgenomen. De kenmerken van de onderzochte scholen uit beide jaren komen niet geheel overeen; scholen zijn immers al dan niet aan de beurt in de vierjarencyclus of op basis van verscherpt toezicht. Met ingang van volgend jaar gaat de inspectie ook in deze onderwijssector werken met representatieve steekproeven. In de bijlage staat een overzicht van alle beoordeelde indicatoren.

Normindicatoren

Leerlingenzorg›@e_\kmffik^\q\k jg\Z`XXcfe[\in`aj_\YY\eXcc\efid`e[`ZXkfi\eY\ki\bb`e^fg[\

leerlingenzorg. Een school is zeer zwak als alle vier de normindicatoren onvoldoende zijn. Een school is zwak bij een onvoldoende voor de eerste twee normindicatoren (beginsituatie en opstellen handelingsplan in overeenstemming met de ouders) en een van de andere twee (leerlingvolgsysteem of evaluatie handelings-plan). De score op de normindicatoren is bepalend voor het toezichtarrangement van een school.

* normindicator

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011

7mW`ig˜ Tabel 3.2a laat de verschillen zien voor de normindicatoren voor het systeem van leerlingenzorg.

Vrijwel alle scholen met basistoezicht brengen de beginsituatie van leerlingen voldoende in kaart, stellen vervolgens handelingsplannen op in overeenstemming met ouders en volgen de ontwikkeling van de leerlingen. Een systeem van leerlingenzorg is echter pas cyclisch als de scholen de ontwikkeling van hun leerlingen evalueren en de commissies voor de begeleiding de handelingsplannen indien nodig bijstellen.

Veel zwakke en zeer zwakke scholen laten het afweten bij het volgen van de ontwikkeling van hun leerlingen.

De evaluatie van de handelingsplanning is het zwakst ontwikkelde element van de leerlingenzorg, zowel bij scholen met basistoezicht als bij scholen met een aangepast arrangement.

Basis Zwak en zeer zwak

2009/2010 2010/2011 2009/2010 2010/2011

De commissie voor de begeleiding bepaalt de onderwijsrelevante beginsituatie van de leerlingen.*

95 99 67 56

De school stelt een handelingsplan vast in overeen-stemming met de ouders.*

97 98 77 76

De school gebruikt een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van de vorderingen en ontwikkeling van de leerlingen.*

92 89 35 15

De commissie voor de begeleiding evalueert de uitvoering van het handelingsplan.*

49 38 6 2

Opvallende verschillen›<m\eXcj`e)''0&)'('q`ae\ieXXjk[\efid`e[`ZXkfi\ed\\ifgmXcc\e[\m\ijZ_`cc\e

tussen zwakke en zeer zwakke scholen enerzijds en scholen met basistoezicht anderzijds. Tabel 3.2b gaat specifiek in op een wezenlijk onderdeel van het onderwijsleerproces in het (voortgezet) speciaal onderwijs: de kwaliteit van de differentiatie.

Tabel 3.2b

Percentage scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs dat als voldoende is beoordeeld op indicatoren voor aanbod en afstemming, naar arrangement in 2009/2010 en 2010/2011 (n 2010/2011=179)

Tabel 3.2c

Percentage scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs dat als voldoende is beoordeeld op overige indicatoren van het onderwijsleerproces, naar arrangement in 2010/2011 (n 2010/2011=179)

Afstemming schiet tekort›N\ib\ed\k_Xe[\c`e^jgcXee\em\ife[\ijk\ck`e[`m`[l\c\XXe[XZ_kmffi

leerlingen en afstemming van het onderwijsleerproces (tabel 3.2b). Ook dit jaar blijkt weer dat zwakke en zeer zwakke scholen het op alle indicatoren voor afstemming slechter doen dan de scholen met basistoezicht. Ze bieden dus minder vaak gedifferentieerd onderwijs. Het leerstofaanbod is in het schooljaar 2010/2011 bij de zwakke en zeer zwakke scholen wel verbeterd. Het aanbod sluit vaker aan op het uitstroomperspectief van de leerlingen en maakt het ook vaker mogelijk gericht in te spelen op verschillen tussen leerlingen. Verder valt opnieuw op dat meer dan de helft van de scholen, ook in de groep met basistoezicht, de onderwijstijd niet afstemt op de onderwijsbehoeften van hun leerlingen.

Tekortkomingen overige indicatoren›KXY\c*%)ZcXXk[\m\ijZ_`cc\eq`\emffi[\fm\i`^\`e[`ZXkfi\e[`\

betrekking hebben op het onderwijsleerproces. Uit deze tabel is af te lezen dat leerlingen op alle scholen vaak onvoldoende verantwoordelijkheid hebben voor de organisatie van hun leerproces. Daarnaast valt op dat leraren op zwakke en zeer zwakke scholen minder vaak duidelijk uitleggen. Verder valt op dat leraren op zwakke en zeer zwakke scholen de leerlingen minder vaak stimuleren tot denken en dat teamleden minder efficiënt gebruikmaken van de onderwijstijd.

Basis Zwak en zeer zwak

2009/2010 2010/2011 2009/2010 2010/2011

Het leerstofaanbod maakt het mogelijk gericht in te spelen op verschillen tussen leerlingen.

97 99 86 95

Het leerstofaanbod sluit aan op het uitstroom- perspectief van de leerlingen.

84 87 64 73

De school stemt de hoeveelheid tijd af op de onderwijsbehoeften van (individuele) leerlingen.

52 42 43 25

De teamleden stemmen hun (ortho)pedagogisch handelen af op de onderwijsbehoeften van de leerlingen.

98 98 89 87

De leraren stemmen de instructie en verwerking af op de onderwijsbehoeften van de leerling.

78 66 38 32

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2011

Basis Zwak en zeer zwak

De teamleden maken efficiënt gebruik van de geplan-de ongeplan-derwijstijd.

95 48

De teamleden gaan op een respectvolle wijze met de leerlingen om.

100 98

De teamleden handhaven de gedragsregels. 100 83

De leraren leggen duidelijk uit. 80 25

De leraren stimuleren de leerlingen tot denken. 76 38

De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer. 99 85

De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsac-tiviteiten.

98 70

De leerlingen hebben verantwoordelijkheid voor de organisatie van hun leerproces, die past bij hun ontwikkelingsniveau.

43 35

Nieuwe scholen

Scholen voldoen niet aan eisen›9`ee\e\\e_Xc]aXXieX[\jkXikmXee`\ln\fe[\in`ajble[`^\\\e_\[\e

(scholen) voert de inspectie een onderzoek uit. Dit onderzoek richt zich op de onderwijskwaliteit en de naleving van wettelijke voorschriften. In het schooljaar 2010/2011 zijn er tien nieuw gestarte scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs onderzocht. Bij een nieuwe school moet voldaan zijn aan de volgende criteria:

er is een gebouw toegewezen door de gemeente, er is een substantieel aantal leerlingen, er is in-, door- en uitstroom van leerlingen, er is een opleidingsprogramma, er is een team met schoolleiding en er is een eigen schoolgids. Slechts een enkele van de nieuwe scholen voldoet in het eerste schooljaar aan deze eisen.

Naleving wettelijke voorschriften›FfbY`a[\eXc\m`e^mXen\ɝ\c`ab\mffijZ_i`ɘ\eq`ae\iY`aXcc\e`\ln\

scholen opvallend veel tekortkomingen, bijvoorbeeld op het gebied van de schoolgids, het schoolplan, stages, samenstelling van de commissie voor de begeleiding, bevoegdheid van leraren, geldigheid van indicaties, inschrijvingsvoorschriften, geplande onderwijstijd enzovoort. Besturen moeten de start van nieuwe scholen veel zorgvuldiger voorbereiden. De inspectie heeft bij betrokkenen aangedrongen op maatregelen om de kwaliteit zo snel mogelijk te verbeteren. Verder gaf de inspectie opdracht aan de besturen om op korte termijn aan de wettelijke voorschriften te voldoen. In alle situaties volgt de inspectie de ontwikkelingen.

Opbrengsten

Meer aandacht voor opbrengsten›@e[\e`\ln\kf\q`Z_kbX[\ijmffijg\Z`XXcfe[\in`aj\emffik^\q\k

speciaal onderwijs, waarmee de inspectie in augustus 2012 scholen gaat beoordelen, is meer aandacht voor de opbrengsten van scholen. Vanaf het schooljaar 2012/2013 gaat de inspectie jaarlijks ook naar de opbrengsten kijken. Om dit in gang te zetten, heeft de inspectie eind 2011 bij alle scholen voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs de volgende gegevens opgevraagd:

› mXel`kjkiffdZf_fik)'('&)'((1@H\el`kjkiffdY\jk\dd`e^2

› mXel`kjkiffdZf_fik)''0&)'('1l`kjkiffdY\jk\dd`e^\eY\jk\e[`^`e^[Xkn`cq\^^\e1_f\m\\cc\\ic`e^\e

zitten er op 1 oktober 2011 nog steeds op hun uitstroombestemming?);

› mXel`kjkiffdZf_fik)''/&)''01l`kjkiffdY\jk\dd`e^%

De inspectie voert deze bevraging naar opbrengsten voortaan jaarlijks uit. De eerste jaren bekijkt zij vooral hoe de leeropbrengsten zich verhouden tot het gemiddelde van (v)so-scholen met een vergelijkbare leerlin-genpopulatie. Wijken de leeropbrengsten sterk af, dan onderzoekt de inspectie hoe dit komt. Scholen kunnen hiermee duidelijker dan voorheen laten zien waar hun inspanningen toe hebben geleid.

Examens›@e_\kc`Z_kmXe[\kf\e\d\e[\XXe[XZ_kmffifgYi\e^jk\e`e_\kmffik^\q\kjg\Z`XXcfe[\in`aj#

verkende de inspectie de mate waarin vso-leerlingen deelnemen aan erkende diplomering in het voortgezet onderwijs. Daarbij speelt ook een rol dat vso-scholen op termijn de mogelijkheid krijgen zelf een examenli-centie aan te vragen. Zo’n tweeduizend vso-leerlingen deden in 2011 staatsexamen in de theoretische leerweg van het vmbo, voor havo of voor vwo. Deze leerlingen zaten op 51 vso-scholen: tien cluster 3-scholen, veertig cluster 4-scholen en één cluster 2-school. Het afnemen van staatsexamens vindt plaats op de eigen vso-school. Scholen maken voor vso-leerlingen vaak gebruik van de mogelijkheid om bijzondere voorzieningen aan te vragen: verlenging van examentijd, aangepaste opgaven zoals grootschrift, braille en cd-rom, of andere extra faciliteiten.

Extraneus›8Xe_\k\`e[\mXe_\kjZ_ffcaXXi)'('&)'(([\[\e`ekfkXXc,,.mjf$c\\ic`e^\eXcj\okiXe\lj

examen op een school voor voortgezet onderwijs. De leerlingen kunnen dan zowel het schoolexamen als het centraal examen afleggen. De verantwoordelijkheid voor correcte uitvoering van het programma van toetsing en afsluiting (pta) ligt bij de school voor voortgezet onderwijs. Een keuze voor een examen als extraneus is in veel gevallen gebaseerd op het ontbreken van faciliteiten in de school voor voortgezet speciaal onderwijs. Het gaat dan bijvoorbeeld om praktijklokalen. Soms moeten vakken elders gevolgd worden in symbiose, uitmon-dend in een examen als extraneus. In de praktijk gebeurt het ook dat leerlingen de lessen volledig in het voortgezet speciaal onderwijs volgen en dat de schoolexamens plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van de school voor voortgezet onderwijs. In 2011 gaven 47 vo-scholen de gelegenheid tot inschrijving als extra-neus. De extraneusleerlingen waren afkomstig van 38 vso-scholen. Zes van deze scholen hebben een overeen-komst met meer scholen voor voortgezet onderwijs gesloten (twee of drie vo-scholen). Het gaat dan om grote vso-scholen met meer gebouwen in verschillende gemeenten in een grote regio. Andersom komt het ook

3.3 Indicaties

Leerlingen in (v)so›@e_\kmffik^\q\k jg\Z`XXcfe[\in`ajqXk\e`e_\kjZ_ffcaXXi)'('&)'((fe^\m\\i-0%'''

leerlingen (OCW, 2011b). Dit is een kleine stijging van ongeveer duizend leerlingen ten opzichte van het jaar ervoor, toen het (voortgezet) speciaal onderwijs iets minder dan 68.000 leerlingen telde.

Indicaties›?\kXXekXcc\\ic`e^\ed\k\\e^\c[`^\`e[`ZXk`\e\\dk\cbaXXikf\%8Xe[\c\\ic`e^^\Yfe[\e

financiering en de ambulante begeleiding namen 36.800 leerlingen deel (exclusief cluster 1). In totaal waren er daarmee 105.800 leerlingen met een bekostigde indicatie (OCW, 2011b). Daarnaast zijn er leerlingen die een geldige beschikking hebben, maar deze niet, nog niet of niet meer gebruiken. De groei van het aantal indicaties verschilt per cluster. Sinds enkele jaren heeft meer dan de helft van de geïndiceerde leerlingen een beschikking voor cluster 4. Het aantal indicaties in cluster 2 stabiliseert en in cluster 3 is sprake van een lichte stijging.

Veel minder indicaties voor meisjes›;\`ejg\Zk`\mfc^k[\fekn`bb\c`e^`ej\bj\m\ijZ_`cc\eY`ee\e_\k

(voortgezet) speciaal onderwijs. Meisjes zijn al sinds jaar en dag ondervertegenwoordigd als het gaat om het aantal verstrekte indicaties (tabel 3.3a). Dit was al zo toen er nog geen leerlinggebonden financiering bestond en dat is daarna niet gewijzigd. Doorgaans verklaren de meest recente studies dit sekseverschil mede door erop te wijzen dat jongens genetisch kwetsbaarder zijn voor stoornissen dan meisjes (Onderwijsraad, 2009;

Kievit, Tak en Bosch, 2009). Ook zou typisch jongensgedrag in de loop van de tijd op steeds meer weerstand en handelingsverlegenheid stuiten binnen de reguliere scholen (o.a. Crott, 2011) en vertonen jongens veel vaker gedrags- en concentratiestoornissen (Driessen en Van Langen, 2010). Verder hebben meisjes vaker een gemiddeld IQ, terwijl jongens er vaker uitspringen: ze zijn oververtegenwoordigd bij zowel de (zeer) hoge als de zeer lage IQ’s (Siegler, Deloache en Eisenberg, 2011).

Tabel 3.3a

Percentage indicaties in de periode 2007-2011, uitgesplitst naar cluster en geslacht (n=124.500)

Bron: Inspectie van het Onderwijs/DUO, 2011

GY_gYjYf\ciX]b[YbghUV]Y`˜In tabel 3.3a is zichtbaar dat over een reeks van jaren zich hoegenaamd geen ontwikkelingen voordoen in de verhouding tussen jongens en meisjes. Ieder jaar gaat het gemiddeld geno-men weer om 28 procent meisjes. De verhouding meisjes/jongens verschilt wel sterk per cluster: bij cluster 4 is gemiddeld 18 procent van de indicaties voor meisjes en bij cluster 2 gaat het om 31 procent, voornamelijk leerlingen met een indicatie voor ernstige spraak- en taalmoeilijkheden. Deze verhoudingen blijven al vele jaren in alle clusters vrijwel stabiel; wel nemen meisjes verhoudingsgewijs nu wat vaker deel aan het (voort-gezet) speciaal onderwijs dan in het verleden. Er is dus geen sprake van een toename in het aandeel jongens.

Herindicaties›8cj[\^\c[`^_\`[j[llimXe`e[`ZXk`\j`jm\ijki\b\e#blee\efl[\ij\\em\imfc^`e[`ZXk`\

aanvragen. Voor 41 procent van de jongens en voor zelfs 45 procent van de meisjes maken ouders geen gebruik van deze mogelijkheid tot herindicatie. Deze leerlingen hebben voldoende baat gehad bij de in middels genoten extra ondersteuning of zijn het onderwijs uitgestroomd, bijvoorbeeld bij het bereiken van de leeftijdgrens. Verder geven de cvi’s in alle clusters ook negatieve beschikkingen af over de aanvragen voor

Geslacht Cluster 1 oktober 2007 1 oktober 2008 1 oktober 2009 1 oktober 2010 1 oktober 2011

Jongen 2 69 69 68 69 69

Meisje 2 31 31 32 31 31

             

Jongen 3 61 61 61 61 61

Meisje 3 39 39 39 39 39

             

Jongen 4 82 82 82 82 82

Meisje 4 18 18 18 18 18

In document Inspectie van het Onderwijs (pagina 87-91)