• No results found

In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen wanneer, door wie, waarom en in welke context gasthuizen werden gesticht. Hierbij zijn leprozerieën in de vorm van secundaire hospitalen ook al even aan bod gekomen. Dit hoofdstuk zal specifiek ingaan op de opkomst en functie van leprozerieën. Daartoe zal eerst een algemeen overzicht worden geboden van lepra. Er zal worden ingegaan op de aard van de ziekte, de vermeende oorzaken van de ziekte in de middeleeuwen en de omgang met leprozen in deze tijd. Dit laatste onderwerp, de omgang met leprozen, zal ook in de paragraaf over leprozerieën aan bod komen, aangezien de omgang met melaatsen in deze instellingen veelzeggend is voor de functie en betekenis van leprozerieën.

2.1 Lepra

Tot in de negentiende eeuw was de oorzaak van lepra niet bekend. Er waren artsen die er van overtuigd waren dat lepra erfelijk was, andere artsen waren echter van mening dat het een besmettelijke ziekte was.123 Sinds de ontdekking van de leprabacil, mycobacterium leprae, door de Noor Amauer Hansen in 1873, hebben artsen meer inzicht gekregen in de oorzaken en bestrijding van lepra. De leprabacil wordt meestal overgedragen door niezen of hoesten, of door vuil en heel soms ook door open wonden of ander letsel.124 Het duurde tot de jaren 1950 voordat er een medicijn, bestaande uit sulfonen, tegen lepra beschikbaar kwam.125 Vanaf deze tijd was lepra ook in een vergevorderd stadium geneeslijk. Door de inzet van nieuwe medicijnen en therapieën is lepra vanaf de jaren 1980 in endemische gebieden duidelijk teruggedrongen.126

Lepra is niet een ziekte die zich in één enkele vorm manifesteert. Hierdoor is het niet mogelijk de ziekte uit te leggen aan de hand van een standaarddefinitie. Lepra kent verschillende vormen en symptomen, en bestaat in agressievere en minder agressieve varianten. Deze varianten bestaan tussen twee uiterste vormen van lepra: de lepromateuze en

123 Rawcliffe, Leprosy in medieval England, 21, 25.

124 Uhrmacher, Lepra und leprosorien, 22 -23. De details van de overdracht van lepra zijn tot op heden nog helemaal duidelijk. Waarschijnlijk hebben volwassenen meer weerstand tegen de ziekte dan kinderen. Omdat de leprabacil zich maar langzaam verbreidt (in tegenstelling tot de tuberculosebacil) manifesteert de ziekte zich pas na twee tot twintig jaar, op deze manier is de overdracht van de ziekte ook heel lastig vast te stellen.

125 R. Peeters, ‘Belgen in de leprazorg’, in: E. Persoons ed., Lepra in de Nederlanden (Brussel 1989) 23-26, aldaar 25.

tuberculoïde lepra. Tegen de tuberculoïde variant, ook wel zenuwlepra genoemd, beschikt het lichaam over een relatief sterk afweermechanisme. Symptomen kunnen naast duidelijk begrensde vlekken op de huid, de gevoelloosheid en verlamming van armen en benen zijn en de beschadiging van oogzenuwen. In een vroeg stadium is spontane genezing van tuberculoïde lepra nog mogelijk.127 Lepromateuze lepra is in tegenstelling tot tuberculoïde lepra uiterst besmettelijk, het lichaam biedt tegen deze variant vrijwel geen weerstand. De eerste symptomen van lepromateuze lepra zijn het uitvallen van de wimpers en de wenkbrauwen. In een volgend stadium uit de ziekte zich in zweren die zich voornamelijk op de extremiteiten van het lichaam bevinden: op de oren, in het gezicht en op het zitvlak, en de lichaamsdelen die het koudst zijn. In een nog verder gevorderd stadium worden de nieren, tanden, ogen en in het bijzonder de botten aangetast. Deze aantasting heeft het verlies van lichaamsdelen, zoals handen en voeten, tot gevolg. Daarnaast is de leproos, door aantasting van de botten, bijna niet meer in staat zich voort te bewegen.128

In West-Europa komt lepra al lange tijd vrijwel niet meer voor.129 In de jaren 1970-1990, toen nog veel gastarbeiders en immigranten naar Nederland kwamen, gebeurde het nog wel eens dat een van deze mensen de ziekte onder de leden had. In de jaren 1990 kwam lepra nog voor in sommige Oost- en Zuid- Europese landen en in de voormalige Sovjet Unie.130 In de middeleeuwen was de ziekte in Europa en ook in Nederland wel endemisch. Lepra vindt haar oorsprong waarschijnlijk in het Oosten en bestaat al lang: in elk geval vanaf 600-400 v. Chr. De meeste publicaties wijzen naar het gebied van de oude Indische beschaving en naar de landstreek tussen de Eufraat en de Tigris als oorspronkelijke besmettingshaarden, maar ook China wordt genoemd als een van de eerste plekken waar sprake was van lepra.131 De ziekte bereikte Europa via het Midden-Oosten en Noord-Afrika, door kooplieden, zeevaarders en soldaten, reeds voordat de kruistochten plaatsvonden. In Europese bronnen vanaf de vierde eeuw komt lepra al voor, bijvoorbeeld in het verhaal van Martinus van Tours. Sint Martinus kuste in Parijs een leproos die daarna werd genezen. Bovendien worden vanaf de vijfde eeuw

127 Ibidem, 24. 128 Ibidem. 129

S.M.C. Ebbinge Wubben, Leven als doodverklaarden. Leprozenzorg in Europa (500-1800) (Zeist 1993) 13 en Uhrmacher, Lepra und leprosorien, 22.

130 Ebbinge Wubben, Leven als doodverklaarden, 13. 131

Ketting, Bijdrage, 2, 262. Ebbinge Wubben, Leven als doodverklaarden, 13. Uhrmacher, Lepra und

in kerkelijke bronnen al leprozerieën genoemd.132 In Nederland komt lepra in ieder geval voor vanaf de zevende eeuw.133

Lepra in de middeleeuwen: nomenclatuur

Het bestaan van zoveel verschillende varianten tussen de lepromateuze en tuberculoïde lepra maakt duidelijk dat het in de middeleeuwen niet gemakkelijk moet zijn geweest om de ziekte vast te stellen. Ook in het onderzoek naar lepra in de middeleeuwen blijkt dat het begrip ‘lepra’ niet een vaststaand begrip was en dat ons begrip van lepra niet per se hetzelfde is als in de middeleeuwen. Het hebreeuwse woord voor lepra, sāra’ath, zoals dat in Leviticus 13 en 14 wordt gebruikt in de wetten in geval van melaatsheid, omvatte verschillende huidziekten zoals eczeem en psoriasis. In Griekse Bijbelvertalingen werd dit vaak vertaald met lepra dat ook een verzamelnaam is en ‘schilferig’, ‘schub’ of ‘schaal’ kan betekenen.134

Door de eeuwen heen is de betekenis van sāra’ath waarschijnlijk ook nog eens aan verandering onderhevig geweest. In commentaren van rabbi’s worden verschillende betekenissen aan sāra’ath gegeven waardoor er allerlei nieuwe symptomen aan de ziekte werden toegeschreven.135

Toen zich in de eerste en tweede eeuw na Christus een schijnbaar nieuwe ziekte voordeed, werden door Griekse en Romeinse artsen andere termen gebruikt voor deze aandoening. De ziekte verliep in drie verschillende fasen, de laatste werd elephantiasis genoemd, aangezien de huid van het slachtoffer gelijkenissen vertoonde met de huid van een olifant en de patiënt als door een wild dier vertrapt leek te zijn. Lepra en elephantiasis waren echter niet hetzelfde, lepra was een oppervlakkigere ziekte dan elephantiasis. Dit verschil werd in het Westen in de zevende eeuw al erkend maar het had weinig impact op de westerse geneeskunde.136 Op deze manier werden lepra en elephantiasis in feite synoniemen.137 Mogelijk is elephantiasis vooral gebruikt in medische werken en was lepra de term die in de omgangstaal werd gebruikt. In het Rijnland in Duitsland kwam elephantiasis namelijk helemaal niet voor en in aangrenzende gebieden alleen in medische werken.138 In de Nederlanden bestonden nog verschillende andere benamingen voor de leprozen, waaronder

mesel, melaats, hoge zieken, en krank. Uutset was ook een benaming voor lepra, net als

132 Ketting, Bijdrage, 262. Ebbinge Wubben, Leven als doodverklaarden,13-14. Uhrmacher, Lepra und

leprosorien, 21.

133 Ketting, Bijdrage, 262. 134

Rawcliffe, Leprosy in medieval England, 73. Ketting, Bijdrage, 15 en 17. 135 Ketting, Bijdrage, 18.

136 Rawcliffe, Leprosy in medieval England, 74. 137

Rawcliffe, Leprosy in medieval England, 77. Uhrmacher, Lepra und leprosorien, 25-26. 138 Uhrmacher, Lepra und leprosorien, 26.

Aussatz in het Duits, en hield verband met het feit dat leprozen uit de stad werden gezet nadat

lepra was vastgesteld.139

Al met al is het van belang om ons idee van lepra niet zomaar te projecteren op de middeleeuwse samenleving. Omdat het niet haalbaar is om vast te stellen wat nu wel en niet werkelijk lepra was, gaat het in deze studie steeds om datgene wat mensen in de middeleeuwen als lepra beschouwden.

Vermeende oorzaken van lepra in de middeleeuwen

De oorzaken die in de middeleeuwen werden toegeschreven aan lepra geven een goed inzicht in de opvattingen over de ziekte en haar slachtoffers. Een eerste opvatting was dat lepra als straf van God kon worden ontvangen. Volgens de kerk was melaatsheid identiek aan zonde, meestal aan de hoofdzonde: hoogmoed en ijdelheid. De onverklaarbaarheid en ongeneeslijkheid zouden hiertoe hebben bijgedragen.140 In de Bijbel staan verschillende voorbeelden van mensen die door zonde lepra ontvingen, zoals Mirjam in het Bijbelboek Numeri en koning Uzzia in 2 Koningen. Ook in andere culturen, zoals in Griekenland en China, werd lepra als een straf uit de hemel beschouwd.141 Lepra was niet de enige ziekte die als een straf van boven werd beschouwd, ook andere ziekten konden op iemand worden gelegd. Lepra was echter wel een ziekte die men individueel ontving, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de pest die een hele gemeenschap trof en veroorzaakt zou zijn door collectieve zonde.142 Daarnaast kon lepra behalve lichamelijk ook geestelijk zijn, de ziekte stond dan symbool voor een verdorven ziel.143

Deze negatieve opvatting van lepra was niet de enige opvatting die bestond in de middeleeuwse samenleving. Melaatsheid werd ook wel als een geschenk van God beschouwd. Men geloofde dat God de kinderen die hij liefhad kastijdde. Lepra hoefde dus niets te zeggen over de staat van de ziel.144 Ook dit idee kon met Bijbels voorbeelden ondersteund worden, zoals het verhaal van Job. Job, een rijk en gezegend man, kreeg met veel tegenspoed te maken doordat God toestemming had gegeven aan satan om Job te treffen. Een onderdeel van zijn tegenspoed was dat zijn lichaam met zweren bedekt raakte. Job bleef echter trouw aan God en was daardoor geliefd bij God. Uiteindelijk werd Job genezen en nog meer gezegend. Hoewel

139 R. J. Sieben, ‘De middelnederlandse terminologie’, in: E. Persoons ed., Lepra in de Nederlanden (Brussel 1989) 27-33, aldaar 30-33. Uhrmacher, Lepra und leprosorien, 25-26.

140

Uhrmacher, Lepra und leprosorien, 32. 141 Ketting, Bijdrage, 37.

142 Rawcliffe, Leprosy in medieval England, 53. 143

Ibidem, 47. 144 Ibidem, 54-55.

leprozen op aarde moesten lijden, konden zij zich op deze manier geliefd voelen door God.145 Andere Bijbelse voorbeelden die hiertoe bijdroegen was het verhaal van de arme Lazarus en de genezing van leprozen door Jezus.146 Lijden op aarde betekende bovendien, volgens de doctrine van het vagevuur, dat de door te brengen tijd in het vagevuur zou worden verkort. Leprozen waren door God uitverkoren om nu al voor hun zonden te boeten en wisten zeker dat zij een plaatsje in de Hemel kregen.147 Daarnaast werd lepra, tot in de dertiende eeuw, wel als religieuze roeping gezien. Lepra was in die zin een geschenk van God waardoor men als genezer van de zielen van anderen kon dienen.148 Gezonde mensen konden bovendien, door leprozen te helpen, Jezus zelf helpen, Hij was immers de meest verworpen en alleen gelaten mens geweest. Het gezicht van Jezus, toen Hij aan het kruis hing, werd door Sint Hiëronymus in het Bijbelboek Jesaja vrij vertaald als lepreus. Leprozen konden dus iets goddelijks hebben. In Engeland werd er bovendien een zekere spirituele autoriteit aan hen verbonden. Door hun lijden, net als Jezus, was het logisch om aan te nemen dat de melaatse een zekere invloed zou hebben in het hiernamaals. Gezonde mensen konden als het ware profiteren van de ziekte van hun medemens omdat het hun de mogelijkheid gaf om goede werken te doen.149 Op deze manier waren de ideeën met betrekking tot lepra en haar slachtoffers ambivalent, enerzijds werd het als een straf ervaren, anderzijds als een zegen.

Naast uitsluitend religieuze verklaringen bestonden er ook medische verklaringen voor lepra, hoewel Christelijke denkbeelden ook op dit vlak niet waren uitgesloten. Om inzicht te krijgen in de medische verklaringen voor lepra is het eerst van belang om een korte inleiding te geven in middeleeuwse medische denkbeelden. Deze denkbeelden hebben niet per se betrekking op de praktijk maar zijn eerder modellen om ziekten te begrijpen.150 Galenische humorenleer speelt een belangrijke rol in middeleeuwse geneeskunde. Elk mens zou bestaan uit vier verschillende humoren: bloed, flegma, gele en zwarte gal. Ook de kosmos bestond uit vier stoffen: aarde, water, vuur, en lucht. Om lichamelijk en geestelijk gezond te blijven dienden deze humoren in balans te zijn, een teveel aan of het verbranden van een bepaalde humor kon ziekte veroorzaken.151 Zogenaamde niet-natuurlijke oorzaken konden invloed hebben op de humorenbalans, zoals lucht, hygiëne, seizoenen, dieet, lichaamsbeweging en de stand van planeten. Met name Saturnus had veel invloed. Theologen verbonden zonde met de

145 Ibidem, 57. 146

Uhrmacher, Lepra und leprosorien, 39-42. 147 Ibidem, 39-42.

148 Rawcliffe, Leprosy in medieval England, 59. 149 Ibidem, 106-109.

150

Ibidem, 64-65.

verstoring van deze balans, mensen hadden deze verstoring van nature. Deze verstoring van de humorenbalans leidde volgens deze theologen echter niet meteen tot ziekte, terwijl Galenus dat wel beweerde.152 Het verbranden van zwarte gal was gevreesd, deze humor kon lepra of kanker tot gevolg hebben. Een goed dieet, goede lucht, geen blootstelling aan menstruatiebloed, of slecht sperma kon lepra voorkomen.153 Hoewel ziekte werd verbonden aan zonde, was het ook de taak van artsen, althans in Engeland, om de patiënt te troosten door te vertellen dat ziekte ook een zegen kon zijn.154

Omgang met lepra

De ideeën rondom lepra, zoals die in het voorgaande zijn geschetst, zeggen niet per se iets over de omgang met leprozen in de praktijk. Daarom zal er nu aandacht zijn voor de wijze waarop leprozen werden behandeld in de stedelijke samenleving. In de eerste plaats werden leprozen uitgesloten op basis van de voorschriften in Leviticus 13 en 14.155 Leprozen dienden in afzondering buiten de stadsmuren te leven omdat zij als onrein werden beschouwd. Zij woonden dan in hutjes – deze melaatsen werden wel veld- of akkerzieken genoemd - of in een leprozerie buiten de stad. In een verordeningvan paus Alexander III in de twaalfde eeuw was het niet toegestaan om te scheiden indien men gehuwd was. Het beste was – bij minder gevaarlijke vormen van de ziekte - om samen in afzondering te gaan.156 Vaak dienden leprozen speciale kledij te dragen. Deze kledij bestond uit een eenvoudige mantel die verschillende kleuren kon hebben, een hoed, een klepper, bedelnap en een reiszak.157 Een idee van besmetting zoals wij dat hebben bestond aanvankelijk nog niet. Uitsluiting is dus waarschijnlijk niet uit angst voor besmetting gebeurd, hoewel dit in recente literatuur nog wordt beweerd.158 In de paragraaf over leprozerieën zal blijken dat er geen sprake was van

152

Rawcliffe, Leprosy in medieval England, 71. 153

Ketting, Bijdrage, 41. Rawcliffe, Leprosy in medieval England 72. R. J. Sieben, ‘Ziektebeeld en behandeling in de Middelnederlandse medische literatuur’, in: E. Persoons ed., Lepra in de Nederlanden (Brussel 1989) 34-43, aldaar 35-37, 40-41.

154

Rawcliffe, Leprosy in medieval England 60-63, 57.

155 Ebbinge Wubben, Leven als doodverklaarden, 36, Uhrmacher, Lepra und leprosorien, 47. 156 Ketting, Bijdrage, 103.

157 W. de Keyzer, M. Forrier en M. van der Eycken, ‘Het leven van de leproos’, in: E. Persoons ed., Lepra in de

Nederlanden (Brussel 1989) 105-126, aldaar 111-112.

158 Ebbinge Wubben, Leven als doodverklaarden, 37. Rawcliffe, Leprosy in medieval England, 90, 102. Het idee van besmetting was in de middeleeuwen heel anders dan wij dat nu hebben, erfelijke overdracht viel bijvoorbeeld ook onder besmetting. In de late middeleeuwen bestond echter wel het idee dat lepra meer direct kon worden overgedragen van mens op mens, onder invloed van pestuitbraken waarbij vele mensen werden getroffen. Men meende dat vervuilde lucht een belangrijke oorzaak was voor de pest. Medici raadden dan ook vaak af de lucht rondom een (ernstig) zieke in te ademen. Voor meer informatie over de middeleeuwse ideeën over de besmettelijkheid van lepra, zie bijvoorbeeld F.O. Touati, ‘Historiciser la notion de contagion: l’ exemple de la lèpre dans les sociétés médiévales’, in: D. Guéniot ed., Air, miasmes et contagion. Les épidémies dans

strikte uitsluiting, leprozen werden bijvoorbeeld op gezette tijden toegelaten in de stad om te bedelen. Zo was er toch nog contact met de rest van de samenleving en was de angst voor besmetting niet altijd even duidelijk aanwezig. Het is mogelijk wel zo dat pestuitbraken in de late middeleeuwen leidden tot strengere regels voor leprozen om uitbreiding van de pest te voorkomen.159

De bepaling van uitsluiting werd van oudsher door de Kerk uitgevaardigd, maar ook vorsten vaardigden ordonnanties uit. Zo bepaalde Karel de Grote in een capitularium in 789 dat leprozen zich niet mochten vermengen met het andere volk. In het Frankische rijk van de zevende eeuw liet Koning Rotharis lepralijders ‘levend-dood’ verklaren terwijl hun bezit werd afgenomen.160 In 1179 werd door het derde Lateraans concilie onder paus Alexander III een ceremonie voorgeschreven voor de afzondering van de leproos. Dit hield een begrafenisrite in. In Engeland was de bepaling echter niet van kracht en ook in Frankrijk werd het ritueel niet overal toegepast.161 In Nederland nam men het waarschijnlijk ook niet zo nauw met de bestaande voorschriften.162 In sommige publicaties worden leprozen echter wel gelijkgesteld aan doodverklaarden.163

Hoewel de Kerk de uitsluiting van de leprozen had bepaald moet men de maatregelen van de Kerk niet te repressief opvatten. De Kerk vaardigde juist ook vele ordonnanties uit die ertoe moesten leiden dat men de zorg voor de leprozen ter hand nam. Zo werd de Schotse geestelijkheid in het midden van de dertiende eeuw juist aangemoedigd om medelijden te tonen voor leprozen.164 Capitularium 23 in de vastgelegde verhandelingen van het derde Lateraans Concilie in 1179, dat wel is opgevat als de basis van de uitsluiting van de leprozen, begint juist met de uiteenzetting dat het de missie van de Kerk is te zorgen voor de leprozen en dat veel van deze zieken van hulp verstoken zijn. In het bijzonder ontbrak het hun aan de mogelijkheden tot ontvangst van de sacramenten: een kapel, een priester en een fatsoenlijke begrafenis.165 Door de bouw van leprozerieën werd hier op ingespeeld. In Nederland lijkt dit concilie overigens geen of in ieder geval geen onmiddellijk effect te hebben gehad, aangezien de eerste leprozerieën pas in de dertiende eeuw of later verrezen.

nog wordt gezien als een oorzaak van de uitsluiting van leprozen zijn: D. Van Leeuwen, Leven buiten de

stadsmuur (Amsterdam 2013) 8. Steendijk-Kuypers, Volksgezondheid in de 16e en 17e eeuw te Hoorn, 139.

159 Rawcliffe, Leprosy in medieval England, 275-283.

160 Ebbinge Wubben, Leven als doodverklaarden, 42, Ketting, Bijdrage, 103. M. Forrier, ‘Verspreiding in tijd en ruimte’, in: E. Persoons, E. Persoons ed., Lepra in de Nederlanden (Brussel 1989) 15-22, aldaar 20-21.

161

Ebbinge Wubben, Leven als doodverklaarden, 39. 162 Ketting, Bijdrage, 103.

163

Een voorbeeld is Leven als doodverklaarden. Leprozenzorg in Europa door S. Ebbinge-Wubben. 164

Rawcliffe, Leprosy in medieval England, 256. 165 Ibidem, 257.

2.2 Leprozerieën

De stichting van leprozerieën

In de inleiding is al kort aandacht geweest voor het ontstaan van de eerste leprozerieën. In Engeland bestonden er vóór het einde van de elfde eeuw al 320 leprozerieën en in de Zuidelijke Nederlanden werden de meeste leprozerieën in de twaalfde en dertiende eeuw gesticht. In de Noordelijke Nederlanden gebeurde dit over het algemeen pas later, in de veertiende en vijftiende eeuw. In het vorige hoofdstuk zagen we dat de opkomst van