• No results found

6. De leerlingen op en over school

6.5 De leerlingen over het vmbo

Ik heb de leerlingen aan het einde van het interview gevraagd hoe zij denken over het vmbo. Veelal vonden ze het ‘fijn dat iedereen naar z’n eigen niveau kan’ en vonden ze vmbo-leerlingen niet anders dan andere kinderen. Het is volgens de leerlingen goed dat het vmbo er is omdat sommige mensen ‘gewoon meer met hun handen willen doen’. Wel vonden veel leerlingen het heel raar dat vmbo’ers korter naar school gaan dan havo- en vwo-leerlingen; in hun ogen zouden vmbo-

leerlingen even lang als of zelfs langer dan havisten en vwo’ers naar school moeten omdat zij ‘minder weten’ en ‘wat minder slim zijn’ en als zij langer naar school gaan kunnen zij ‘een hoger niveau bereiken’ en ‘wat meer leren’. Voor Remco is het belangrijk dat alle leerlingen even lang naar school gaan om de eigenwaarde van vmbo-leerlingen niet aan te tasten; hij wil niet dat zij gaan denken ‘was ik ook maar zo slim’ als vwo’ers. Vanuit zijn positie als vmbo-t-leerling is dat logisch.

Wat opviel bij het interviewen was dat geen van alle leerlingen met een (gedeeltelijk) vmbo-t-advies - Stefan, Emma, Martijn, Nadine, Sienna, Tamara, Remco en Hugo - naar het vmbo willen. Slechts twee leerlingen geven aan ooit neerbuigendheid over het vmbo te hebben gemerkt.

Soms hoor ik wel eens iets van: “Ja uh…”, als in, dan hoor je ergens iets van: “No

way dat ik vmbo-t ga doen’ weet je wel dus zo.

(Remco, 13)

Ja, dat er wel gewoon gezegd werd (…) van: “Even een tandje erbij want vmbo kan toch hoger”.

De rest geeft aan nooit negativiteit over het vmbo te hebben gemerkt. De meeste leerlingen zijn zelf ook niet negatief over het vmbo, maar zijn wel van mening dat het gewoon niet voor hen is. Ze gaan er liever niet naartoe.

Ja, ik vind het [vmbo] goed, maar ik denk wel dat het iets te makkelijk is voor mij, niet opschepperig ofzo, maar ik denk dat havo wel goed is.

(Tamara, 12)

Alle leerlingen kijken dus omhoog; naar de havo. Behalve Martijn was niemand uitgesproken negatief over het vmbo, maar toch wilden zij allemaal het vmbo vermijden. Impliciet moet er dus een bepaalde afkeer spelen. In het geval van Martijn, die een heel onveilig idee krijgt bij vmbo- scholen en vmbo-leerlingen, is de afkeer waarschijnlijk ingegeven door de media, bij de anderen is het waarschijnlijker dat het voortkomt uit verwachtingen uit de sociale omgeving. Voor sommige leerlingen geldt bijvoorbeeld dat de ouders impliciet hogere verwachtingen hebben voor hun kind. Mentor Debbie beaamt dit: zij merkt dat sommige ouders meer voor hun kind willen. Soms laten ouders ook hun eigen (negatieve) ervaringen met het vmbo de keuzes van hun kind beïnvloeden.

Nou, misschien- ik denk waarschijnlijk ook een beetje [negatief over het vmbo],

want eigenlijk wil ik het niet halen omdat ik eigenlijk gewoon tot ietsje hoger wil halen, maar- nou m’n vader die denkt niet echt- nou ik weet niet hoe ie erover denkt, maar hij zegt wel dat ik niet [vmbo] moet halen omdat hij het zelf heeft ervaren ook.

(Nadine, 12)

[M’n ouders] willen me echt heel graag bij havo. Ze willen niet dat ik er langer over doe.

NG: En wat vind je daarvan?

Ik snap het wel, want ik wil het zelf ook niet naar vmbo-t maar, ja...ik vind het niet heel erg maar ergens ook wel want ze worden- vooral m’n moeder, m’n moeder wordt soms echt vervelend met school.

(Sienna, 13)

Maar niet alleen de ouders oefenen invloed uit op hun kinderen; er speelt ook een soort peer-effect waarbij leerlingen elkaar motiveren om de havo te halen, zodat ze bij elkaar in de klas kunnen

blijven. Dat leidt tot het vermijden van het vmbo. Meer in het algemeen willen leerlingen niet naar het vmbo als zij de meeste van hun vriendjes of vriendinnetjes of hun broer(s)/zus(sen) naar havo- of vwo-klassen zien gaan.

Nou, ik zit soms wel, omdat ik goed bevriend ben met Sienna, wel heel vaak van: “Ja ik denk wel dat jij havo gaat halen en ik dan vmbo-t en dan komen we niet bij elkaar in de klas’ en dan is het van ‘oke, ik ga nu m’n best doen, dan kom ik bij haar in de klas’.

(Tamara, 12)

(…) Zo’n kind komt volgens mij niet zo gauw zelf met de opmerking “Ik wil naar het vwo” als je een vmbo advies hebt gekregen en dat, dat speelt dan toch in het gezin of in de vriendengroep soms ook he van dat vrienden allemaal een hoger niveau gaan doen of broertjes en zusjes of broers en zussen…

(Debbie, mentor van 1M)

Tijdens de interviews viel ook op dat sommige leerlingen het hadden over de mavo in plaats van over vmbo-t. Mogelijk proberen zij (en de docenten die hen een mavo-advies hebben gegeven) op die manier meer status aan hun onderwijsniveau te geven. Aan ‘het vmbo’ kleeft namelijk een stigma, en door het onderwijsniveau mavo in plaats van vmbo te noemen kunnen leerlingen voorkomen dat mensen negatief denken over hun onderwijsniveau.