• No results found

Hoe staat u tegenover de volgende stellingen?

2. Leerlingen blijvend geïnteresseerd?

In de aanloop naar de nationale dodenherdenking op 4 mei (Ned. enquête) en de internationale herdenkingsdag voor de slachtoffers van de Holocaust op 27 januari kies ik ieder jaar een historische speelfilm uit voor vertoning in de klas, waarin de Tweede Wereldoorlog centraal staat. Uit de reacties van mijn leerlingen valt op te maken dat deze geschiedenis hen nog altijd boeit.

Op stelling twee werd nagenoeg unaniem gereageerd wat betreft het laten samenvallen van de behandeling van de onderwerpen WOII en Holocaust tijdens de geschiedenisles met de nationale dan wel internationale jaarlijks terugkerende

gedenkdagen. Nederlandse geschiedenisleren geven aan dat het bijna niet voorkomt dat in de aanloop van 4 en 5 mei de op dat moment te bespreken leerstof samenvalt met de oorlogsgeschiedenis. Het lesprogramma correspondeert in de meeste gevallen dus niet met de belangrijke nationale herdenkingen. Ook wordt het Nederlandse

geschiedenisonderwijs in periodes gedoceerd, zodat niet elk leerjaar het

nationaalsocialistische verleden op het programma staat. Bovendien valt 4 en 5 mei altijd in de meivakantie, aldus de Nederlandse docenten. 162

Bovengenoemde respons bevestigt de bevindingen van Dienke Hondius in haar boek Oorlogslessen. Zij merkt op dat in Nederland begin jaren negentig de herdenking en

160 Volgens onder meer geschiedenisleraren aan het Gymnasium Werther, het Gymnasium Vogelsang Solingen en het Konrad Adenauer Gymnasium Meckenheim.

161 Volgens een geschiedenisleraar aan het Nicolaus-Cusanus-Gymnasium Bergisch-Gladbach. 162 Volgens een geschiedenisleraar aan het Gymnasium Haganum, en bijvoorbeeld ook een geschiedenislerares aan het Trevianum Sittard.

viering geleidelijk aan buiten school gaan plaatsvinden als gevolg van een verschuiving van de meivakantie. In steeds meer gemeenten zijn de kinderen namelijk in de week rond 4 en 5 mei vrij van school. Het Nationaal Comité voorzag op dat moment al dat jeugdvoorlichting als standaard onderdeel van de bevrijdingsactiviteiten in de toekomst veel meer een buitenschoolse activiteit zou worden.163Gelukkig zijn er tegenwoordig nog altijd docenten die ieder jaar op zijn minst in deze periode aandacht besteden aan de dodenherdenking, maar dan bijvoorbeeld meer als fenomeen. Vragen als “is herdenken zinvol of juist zinloos?” worden bediscussieerd.164

Wanneer het wel tijd is voor de behandeling van de geschiedenis van de holocaust wordt door veel Nederlandse geschiedenisleraren delen van documentaires of

fragmenten van speelfilms vertoond om een beeld te geven van deze zwaar beladen geschiedenis. Vaak genoemd wordt de documentaire van Claude Lanzmann Shoah (1985) en daarnaast zijn de speelfilms Schindler’s List (1993), The Pianist (2002), Sophie Scholl (2005) en Süskind (2012) veelal favoriet. Een enkeling noemt ook minder voor de hand liggend audiovisueel beeldmateriaal om rond 4 en 5 mei de holocaust klassikaal te bespreken, zoals de documentairefilm Srebrenica: A Cry of the Grave (1999), de tv- miniserie Rise of Evil (2003) en het indrukwekkende foto-muziekfilmpje Amsterdam huilt ingezongen door Rika Jansen in 1964. Maar opdat leerlingen zich werkelijk kunnen inleven in een personage zou je de film in zijn geheel moeten bekijken.165

Evenals in Nederland is ook in Duitsland het geschiedeniscurriculum niet gebonden aan specifieke historisch memorabele data, in dit geval 27 januari, Internationale Holocaust Herdenkingsdag. De Duitse collega-geschiedenisdidactici benadrukken daarbij reeds in stelling twee het gebrek aan tijd en ruimte binnen het leerplan voor het vertonen van dergelijke films in het geschiedenisonderwijs. Dit wordt in stelling drie nader toegelicht. Toch zijn er velen onder hen creatief genoeg om in ieder geval delen van speelfilms of documentaires over het nationaalsocialistische

oorlogsverleden in de klas te laten zien en te behandelen.

Naast de reeds genoemde bekende speelfilms als Schindler’s List, Sophie Scholl en de documentaire Shoah, zeggen de Duitse geschiedenisleraren ook graag gebruik te

163 Dienke Hondius, Oorlogslessen, (Amsterdam 2010) 189-190. 164 Volgens een geschiedenislerares aan het Gymnasium Haganum.

165 Volgens geschiedenisleraren aan het Valuascollege Venlo, het Gomarus College Noord-Nederland en het Trevianum Sittard.

maken van speelfilms waarin het vuilegezicht van de oorlog aan de hand van

verschillende aspecten wordt getoond. Dat is onder meer het geval bij de film Steiner- Das eiserne Kreuz (Peckinpah, 1977), waarin wordt benadrukt dat oorlog geen helden kent en alle betrokkenen zowel psychisch als fysiek breekt. Na aanschouwing van deze Brits-Duitse filmproductie kunnen bijvoorbeeld thema’s als kindsoldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog, homoseksualiteit onder de nazidictatuur, verhoudingshouding tussen officieren en soldaten of de verhouding van de maatschappelijke elites tot de nazitop, maar ook de vanzelfsprekendheid van moord in tijden van oorlog worden besproken.166

Ook de documentaire Nacht und Nebel (originele titel Nuit et Brouillard, 1955) van Alain Resnais“ wordt door Duitse docenten geschiedenis aangehaald. Deze

indringende documentaire opnamen van vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau laten, gecombineerd met originele archiefbeelden, de wereld in ongeveer dertig minuten zien wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog plaatsvond in de in opdracht van Hitler

opgezette kampen. De gruweldaden van het naziregime komen zo rauw in beeld, hetgeen op een ieder een afschrikwekkend effect heeft, en dus zeker op middelbare scholieren.167 Daarnaast leiden ook de volgende speelfilms tot diepgaande nabesprekingen in het Duitse klaslokaal, zoals de verzetsfilm Edelweisspiraten van regisseur Von Glasow uit 2004 tegenover de veel geprezen anti-oorlogsfilm Die Brücke uit 1959 geregisseerd door Bernhard Wicki. Eerstgenoemde film gaat over Duitse jongeren met verschillende

sociale achtergronden die vooral in de regio Rijnland zich afkeerden van de Hitlerjugend. Terwijl Die Brücke juist de indoctrinatie toont van Duitse jongens onder het

nationaalsocialisme en hoe zij daardoor ontvankelijk worden voor waanbeelden over heldendom, die onvermijdelijk leidden tot de toentertijd als eervol veronderstelde ‘dood voor vrijheid en vaderland’. 168