• No results found

LANGUAGE: DUTCH; NEDERLANDS PUBLICATION-TYPE: Krant

In document Als de pennen elkaar kruisen (pagina 163-166)

JOURNAL-CODE: De Volkskrant 25 september 2013

Film:Reportage: verfilming van 'Op zee'

'Zo werd ik scheeps- maat in eigen boek.' Redacteur Toine Heijmans beschrijft verbaasd de verfilming van zijn roman Op Zee.

De Thalassa is een zeiljacht dat het nodige heeft meegemaakt, maar dit nog niet. Het is de boot van mijn vriend Lon. Er was een decor nodig voor de verfilming van mijn boek Op Zee en de Thalassa leek me geschikt. De makers van de film waren ook tevreden. Ze kwamen kijken en namen meteen de bekleding mee, want de kleur van het interieur was hen te donker. Dat is wat filmers doen, vertelden ze later: als we komen, komen we met z'n allen en nemen we alles over. Het gaat niet anders.

Tijdens de eerste draaidag in Den Oever belde Lon. Het was, nou ja, iets heftiger dan hij had verwacht. Zeilen met vijftien mensen op en onder dek, kratten vol kabels, haspels, lampen en lenzen en eten en drinken en rekwisieten in de kajuit gepropt - echt ontspannen was het niet. Het was april en koud en mistig. De visagiste had al groen over de reling gehangen en de regisseur had het anker laten vallen zonder het eerst vast te maken. Hij kon wel hulp gebruiken. Om middernacht, ze waren net klaar met filmen, stuurde hij een sms. 'Neem jij een tonnetje diesel mee? Verder gekkenhuis.'

Zo werd ik scheepsmaat in mijn eigen boek. Vier lange dagen was ik met de filmers op het IJsselmeer. De romanfiguren die ik had bedacht, de boot die ik had beschreven en het onheil dat hun overkwam bestonden ineens echt. Ik zat er middenin. De hoofdpersoon, gespeeld door Martijn Nieuwerf, stond achter het stuurwiel en ik lag plat op de kuipvloer net buiten beeld, en gaf hem aanwijzingen met mijn handen. Beetje stuurboord. Beetje bakboord. Heel even keek hij me aan. Het was alsof mijn eigen verbeelding me op de schouder beukte.

Achter ons hield de crew de adem in. De meesten droegen oortjes. Regisseur Marinus Groothof duwde zijn hoofd in een viewer, cameraman Gregg Telussa zat er roerloos naast; hij droeg een constructie op zijn rug die de camera ondersteunde en op zijn voorhoofd parelde zweet. Geluidsman Ferry de Pater hield boven zijn macht een meterslange microfoonhengel in de lucht en probeerde overeind te blijven terwijl de boot helde in een windvlaag. Opnameleider Marianne van Hardeveld keek rond als een adelaar: elk klein detail kon de scène verprutsen. Overal loerde het spook van de discontinuïteit.

De visagist, de kinderbegeleider, de uitvoerend producent, de assistent productieleiding, de focuspuller - iedereen was doodstil. De boot schoot door het grijze water. Toen de scène klaar was, leken de filmers op hardlopers die over de finish kwamen. En daarna moest het opnieuw.

'Nog maar een keertje.'

De sleutelscène moest toen nog komen. Daar maakten ze zich zorgen over.

Een boek schrijven en een film maken zijn in alles tegengesteld. Een boek schrijf je alleen, daar begint het al mee, een film maak je met een crew van in dit geval 25 mensen en een hoop tijdelijke medewerkers eromheen. Het was overrompelend, de manier waarop ze bezit namen van de boot en leefden naar de wetten van de film. Het kostte me twee dagen om door te krijgen wat iedereen precies deed aan boord. Toen pas zag ik de organisatie in de chaos.

In het boek zeilt een vader met zijn dochter over zee van Denemarken naar Harlingen. Het is een mooie tocht, totdat de dochter verdwijnt. Martijn Nieuwerf speelt de vader, Rifka Lodeizen zijn vrouw. Hun dochter is Isabelle Smit, een even tengere als sterke actrice van 9 jaar. Ze klaagde nooit, ook al moest ze scènes zes keer over doen. De grote trommel snoep die ze voor haar in de kajuit hadden gezet, was nauwelijks nodig. Soms speelden we samen een kaartspelletje, als de kinderbegeleider misselijk was.

Het is een grote eer als iemand de moeite neemt je boek te verfilmen en het is een grote angst tegelijk. Of ik het niet erg vond, vroeg Anne Hofhuis, de scenarioschrijver, dat ze aan mijn verhaal zat te prutsen. Dat vond ik niet erg. Het boek was af, de film nog niet. Daar kun je als schrijver maar beter buiten blijven. In de maanden dat ze aan het scenario werkte, las ik af en toe mee. Als een chirurg ontfermde ze zich over het verhaal, sneed er scènes uit en plakte er nieuwe in. Ze belde zelfs de kustwacht om details te verifiëren. Ze veranderde de namen van de hoofdrolspelers, herschikte de compositie, bedacht nieuwe scènes en situaties en een ander einde. Ze vond dat de vrouw in het boek een grotere rol verdiende. Ik was het met haar eens. Tot zover was het nog overzichtelijk.

Het filmen begon met een crewborrel in een Amsterdams café en eindigde twee weken later met een wrapborrel in een ander Amsterdams café. Tijdens de eerste borrel vertelden hoofdrolspelers dat ze het boek niet hadden gelezen. Bewust, om niet beïnvloed te zijn. Dat beviel me: het maakte mijn rol als schrijver marginaal. Maar ik was stiekem wel nieuwsgierig naar het leven dat ze in mijn romanfiguren zouden blazen.

Dat Lon een deckhand nodig had aan boord van de Thalassa was een uitkomst. Het was goed om iets te doen te hebben op de set: de boot sturen, de zeilen hijsen of het anker ophalen. Schrijvers die komen kijken naar de verfilming van hun boek zijn nooit een succes. Die staan er maar een beetje bij. Maar hier had ik een officiële functie en kon ik stiekem gluren naar wat ze uitspookten met mijn verhaal.

Op Zee is een tv-film van een klein uur, betaald door drie omroepen, het Filmfonds, het Mediafonds en het Cobo- fonds, die er talent mee stimuleren. Het budget was 265 duizend euro - weinig, zei producent Marleen Slot van Viking Film, maar het kon. Ze benutte al haar creativiteit en optimisme om de begroting sluitend te houden. Haar vader was visser geweest en had een motorschip van een vriend geregeld. Een andere vriend had een snelle boot beschikbaar gesteld. Er worden niet veel zeilfilms gemaakt. Al snel begreep ik waarom. Voor de

sleutelscène alleen waren twee professionele reddingboten nodig, een tjalk met catering, een stuntman, een body double en een set nurse.

Er waren elf draaidagen gepland voor Op Zee. Ook dat was krap. Wat ze in die elf dagen maakten, daar moesten ze het mee doen. Je kon niet zomaar een dagje extra nemen als het tegenzat. Iedereen was ingehuurd, elke minuut was goud waard. Als je een boek schrijft, heb je tijd om na te denken. Dan kun je hoofdstukken schrappen of erbij bedenken zoveel je wilt. Maar een film, en zeker deze, wordt gemaakt in tijdgebrek en met een

samengebalde energie. Ze zeggen weleens dat filmen vooral wachten is, maar daar heb ik niets van gemerkt. Alles werd benut. Zelfs het wachten gebeurde in grote concentratie.

Vijf minuten film per dag is eigenlijk wat we nodig hebben, zei regisseur Marinus zorgelijk, terwijl hij de grijze lucht boven het IJsselmeer bekeek. Op deze boot haalde hij er hooguit drie of vier. Daarom ook maakten de filmers zulke lange dagen, dat de lunch pas om half zes 's avonds kwam en het avondeten om middernacht. Ontbijt- lunch-diner, ze hielden zich vast aan die begrippen, ik denk om structuur te houden in de voortjakkerende dag.

Soms, vooral tijdens het schieten van de sleutelscène, vroegen de filmers zich af waar ze aan waren begonnen. Ze hadden het over de drie B's: Boten, Beesten en Baby's. Het was algemeen bekend dat je daar als filmer beter van weg kan blijven: de drie B's zijn onvoorspelbaar en bewerkelijk. In dit project hadden ze er twee te pakken. Het scenario beschreef een scène van de boot in dichte mist. De filmers hadden geprobeerd kunstmatig mist te maken, eerst in een dok en daarna in een loods, maar dat was allemaal mislukt. Dus schreven ze de scène maar uit het script.

De tweede dag dat we gingen filmen, was er zo veel mist op het IJsselmeer dat het bijna te gevaarlijk was om uit te varen. Angstig stonden Lon en ik aan het roer. Anderhalf uur hadden we 's avonds nodig om de boot tussen de ondiepten bij Den Oever door te sturen, geholpen door een reddingboot met een zwaailicht achterop. Doodop dronken we een biertje in de kajuit. Marinus, Gregg, Marianne en productieleider Addy Otto zaten een halfuur later alweer te werken aan het callsheet voor de volgende dag. Als ik 's ochtends vroeg hoeveel ze geslapen hadden, mompelden ze iets terug.

Ze filmden wat ze filmen konden en allerlei scènes door elkaar. Het was alsof het scenario door een

papierversnipperaar was gehaald: het ging van scène 3 naar scène 60 naar scène 44 naar scène 71. Van vrolijk naar grimmig naar emotioneel. Op de set heb je geen idee waar je precies bent in het verhaal. Pas later, in de montage, worden de snippers achter elkaar gelegd.

Ik begreep dat acteren sprintjes trekken is. Het ene moment zat hoofdrolspeler Martijn sereen te lezen in de kuip (scène 53), het andere stond hij woest en vrolijk te zwaaien met een hengel op het achterschip (scène 13) en daarna spoot de visagiste hem nat met een plantenspuit en speelde hij een ontredderde man op de rand van een psychose. Het was onwaarschijnlijk hoe snel hij van gedaante kon veranderen. Ik vroeg Martijn hoe hij dat deed. Je speelt geen emoties, zei hij, je denkt je iets in en handelt ernaar. De emoties komen altijd achteraf. De handeling gaat voor.

Toen moest hij het koude water in.

De sleutelscène werd gedraaid op zaterdag. Het was 8 graden, het water 4. We hadden de Thalassa al vroeg voor anker gelegd bij Den Oever, de oranje reddingboten als vlaggen eromheen. De stuntman heette Jan en droeg een kikvorspak; ook daarin had hij het koud.

Gregg had een ingewikkelde camerapositie bedacht: half vanuit het water zou hij filmen hoe Martijn in wanhoop overboord ging. Er was een speciale zak om zijn camera gebonden en voor de boeg van een reddingsboot had hij een kleinere rubberboot vastgemaakt. Daar lag hij in, de camera drijvend in zijn armen en naast hem camera- assistent Marinka Schippers. Hun mouwen liepen vol met water. Ze hadden niet eens door hoe koud het was. Al moesten ze naakt het ijswater in, dit shot was heilig.

We filmden. Martijn speelde de man die op zee zijn dochter was verloren. 'MARIA!' riep hij, 'MARIA! MARIA!' Zijn schreeuw kaatste over het water; hij speelde zo dat ik er verdrietig van werd. Gregg lag met zijn gezicht in het water, bovenop zijn camera. Martijn sprong overboord. De stuntman zwom hem na, de body double maakte zich klaar.

Het was zeven uur werken voor een scène, die dag. Toen ik hem terugzag in de film waren het twintig seconden. Dat zijn de vreemde wetten van de film, zei regisseur Marinus. Daar hebben we het mee te doen.

Festivalfilm

Vandaag begint in Utrecht het Nederlands Filmfestival (NFF). De televisiefilm Op Zee , naar de gelijknamige roman van Toine Heijmans, gaat 28/9 in première. Hij is ook te zien tijdens de Volkskrantdag op 29/9, waar regisseur Marinus Groothof over het project vertelt. Op Zee wordt op 10/1/2014 uitgezonden op tv en is onderdeel van de One Night Stand-serie, die werk van acht talentvolle filmers voor het voetlicht brengt. Hij is geproduceerd door het jonge Viking Film, waarvan liefst vier producties op het NFF in première gaan.

1 maart 2014 Ezeltje Trek

BYLINE: TOINE HEIJMANS

In document Als de pennen elkaar kruisen (pagina 163-166)