• No results found

BYLINE: TOINE HEIJMANS SECTION: Magazine Reportage

In document Als de pennen elkaar kruisen (pagina 166-176)

LENGTH: 1668 woorden

Wie z'n kinderen zo gek wil krijgen in de bergen te lopen, kiest de ezeltocht. Verslag van een romantische route met Cachou, tomtom derAlpen.

Het zal door zijn uiterlijk zijn dat de ezel nog steeds wordt beschouwd als minderwaardig aan het paard, maar als je een week door de bergen trekt met Cachou merk je wat een dier werkelijk edel maakt. Cachou is de ezel met de lange stugge haren. Hij heeft een nacht lang in de regen gestaan bij de berghut waar we slapen, het

onweerde behoorlijk en hoog op de rotsen ligt 's ochtends verse sneeuw, maar het deert hem niet. Hij staat kalm te wachten in een weitje tot we verder gaan en drukt 's ochtends enthousiast zijn doorweekte kop tegen me aan als ik brood kom brengen voor zijn ontbijt.

Het is de laatste dag, we kennen elkaar inmiddels een beetje. Cachou is meer geweest dan alleen de lastdrager van het gezin, een handige manier om met drie kinderen te navigeren door de Franse Alpen. Ook met een ezel, heb ik geleerd, kun je een verstandhouding opbouwen. Hij is het vierde kind. Over zijn druipende lijf leg ik de deken en daarop komt het houten raamwerk voor de ezeltassen. De leren riemen span ik strakker aan - we gaan naar beneden straks, het regenwater vormt beekjes langs de steile bergflank, het zal glad zijn onderweg en de lading op zijn rug mag niet gaan schuiven.

Mijn dochter controleert de hoeven. Ze is doorweekt, net als Cachou - die niet voor niets is vernoemd naar de beroemde Franse hoestpastille. Het is een week lang warm en zonnig geweest en dit is de laatste dag, de wolken kruipen langs de rotswanden naar beneden - de enige zegen van de regen is dat de steekvliegen slapen die elke dag om Cachou hebben gezwermd, in formatie, hele squadrons steekvliegen om zijn knieën, enkels en nek, die hem prikten waar ze prikken konden, totdat fijne straaltjes zuiver bloed langs zijn benen naar beneden liepen. Het hoort erbij, hebben we geleerd, het is niet erg en elke dag smeerden we de wondjes dicht met de witte pasta die de ezelman had meegegeven.

In de bergen kun je je geen beter gezelschap wensen dan een ezel. Cachou doet daar duizend keer beter dienst dan een paard. Hij is kort en stevig en valt nooit om en hij kan ongelooflijk lang zonder water. De elementen laten hem koud: van oorsprong een woestijndier. Hij klimt een hoge pas op zonder te zweten en als je achterblijft, kijkt hij om waar je blijft. Dat is waarom je hem de eigenwijsheid vergeeft, die heel diep in zijn genen is opgeborgen. De Schotse schrijver Robert Louis Stevenson liep in 1879 twaalf dagen lang door het ruwe landschap van de Franse Cevennen, in zijn eentje. 'Wat ik nodig had, was iets goedkoops en kleins en gehards', schreef hij in de novelle Reis met een ezel, 'en van een flegmatiek en rustig temperament'. Hij kocht voor dat doel de ezel Modestine, die nauwelijks vooruit was te branden. Hij sloeg het dier zo hard, dat hij er soms misselijk van werd, maar had uiteindelijk moeite om afscheid te nemen.

Tegenwoordig neem je een ezel niet uit noodzaak mee de bergen in, maar voor de kinderen (en ook een beetje voor jezelf). Kinderen vinden bergwandelen op zo'n manier ineens weer leuk, is de idee. Soms mogen ze op zijn

stugge vacht en krabben zijn hoeven. Hij laat het zich onverstoorbaar aanleunen en als het klaar is, zijn vacht en de hoeven glimmend, helemaal schoon en klaar voor de nacht, stort Cachou zich vrolijk ter aarde en rolt een paar keer door het zand. Daarna staat hij op en drukt amicaal zijn stoffige kop tegen je aan.

Wat een ezel onderweg ook uitvreet, uiteindelijk vergeef je hem alles.

Daar gingen we, met Cachou, een week wandelen door de Queyras, een kalme uithoek van de Franse Alpen waar zelfs in het hoogseizoen de stilte overheerst. De Queyras is bijna een land op zichzelf, goed opgeborgen tegen de Italiaanse grens, omringd door Alpentoppen van drieduizend meter hoog, trots op z'n autonome karakter en op z'n driehonderd dagen zon per jaar. Er wonen 2.500 mensen in zeven dorpen, die allemaal een eigen dialect koesteren. Ondanks de zon is het er zelfs op grote hoogte groen; elk weiland kleurt van de bloemen en de bijenkasten en in de couloirs en sleuven van de rotswanden die het gebied omheinen, houdt de laatste sneeuw nog stand.

'De kleine republiek Queyras', schreef het tijdschrift Alpes Magazine. 'Het best bewaarde geheim van de Hautes Alpes', schreef Le Figaro. De dorpen zijn er gehuchten, de huizen van hout met daken van lei of aluminium. De enige plek die serieuze aantallen toeristen trekt, is Saint-Véran, het 'hoogste dorp van Europa' (2.042 meter) met traditionele houten huizen en winkels met traditioneel houtsnijwerk. 290 inwoners en een grote parkeerplaats voor de bezoekers, zodat het in sfeer wel op het Nederlandse dorp Marken lijkt - maar als je daar met de ezelcolonne doorheen komt en honing koopt bij een imker, een oude man die sloffend voorgaat in zijn woonkamer en vertelt dat hij dit al doet sinds hij een kleine jongen was, gloort er toch nog iets middeleeuws doorheen.

De kinderen eten ijs en Cachou ook. Dat ezels ijs eten en chocoladekoekjes, en daar net zo om kunnen zeuren als de kinderen? Weer iets geleerd.

Cachou komt van Saint-Véran: hij staat er op de eerste dag te wachten in de wei bij de ezelman, Olivier Weber, die het druk heeft met opzadelen, afzadelen en uitleggen. Hij vangt gezinnen op die terugkeren en helpt nieuwe gezinnen op weg de bergen in. Olivier is een tanige ânier, een ezeldrijver die precies weet wat een ezel nodig heeft, en dat krachtig onderwijst aan de aanwezige huisvaders: duidelijkheid.

Nooit trekken aan een ezel, zegt hij, altijd duwen - en hij gebruikt zijn hele lijf om te benadrukken hoe belangrijk dat is. Hij laat zien hoe je het houten raamwerk stevig vastsjort op zijn rug, de zongebleekte ezeltassen eraan hangt, en leiding geeft. 'Een takkenbos', zegt hij, 'is van belang. Sla hem op de billen, en niet te zacht!'

Als een ezel stilstaat, heeft dat een reden, zegt Olivier, en het is aan jou die reden te ontcijferen. De ezel doet het nooit verkeerd, jij doet het verkeerd, let daarop. De eerste uren van de wandeltocht zijn cruciaal: dan bekijkt Cachou de situatie en bepaalt zijn houding ten opzichte van het huisgezin. Een softe ezeldrijver staat vaak stil, een duidelijke niet. 'Onthou!' roept hij na, als de kleine colonne vertrekt, 'jij bent de baas! Onthou dat!'

Dat hadden ze de schrijver Stevenson ook verteld, toen hij op pad ging met Modestine, en toch lukte het hem niet helemaal dat waar te maken.

Van ezels wordt gezegd dat ze koppig zijn en dat zijn ze ook. Ezels zijn net jonge kinderen, staat in de

handleiding die Olivier meegeeft, een boekje met duidelijke instructietekeningen. 'Als hij ontsnapt: ren niet achter hem aan, maar blokkeer zijn route en roep hem, maar schreeuw niet.'

gewoonte de ezel vrijwel permanent tot de orde te roepen: Cachou! Ca-chou! Ca-chou-hou! CACHOU! De belangrijkste reden voor Cachou om stil te staan, is zijn vriend Billy. Die is tegelijkertijd verhuurd aan eenzelfde gezin voor dezelfde periode en dezelfde route, en de ezels hebben afgesproken niet verder te gaan zonder de ander. Dus trekken we in colonne de bergen op en weer af, met twee tevreden ezels en zes tevreden kinderen, alsof we pioniers zijn in een nieuw ontdekt land.

De tocht gaat door kerkgehuchten van een paar huizen, door bossen, over gemaaide, hellende weides bewaakt door piepende bergmarmotten, naar een pas op 2.400 meter en naar een andere op 2.700. 's Avonds mogen de ezeltassen af en staat het eten klaar in kleine pensions of in een berghut, en 's ochtends gaan de ezeltassen er weer op met daarin de lunch die alvast door de pension- of berghutkok is klaargemaakt. Dat is luxe, maar ook Stevenson sliep nooit in een tent.

Een ezel kan veertig kilo dragen, staat in de handleiding, dus gaan de kinderen één voor één op zijn rug. Hij maalt er niet om. Een ezel draagt de wereld als het moet. Cachou eet veel onderweg en is kieskeurig: hij houdt niet van kamille maar wel van schermbloemen en muizenoor in de berm ('nooit toestaan dat hij onderweg planten eet!', had de ezelman gezegd maar het is al te laat).

Net als je eraan gewend bent geraakt, komt het einde in zicht.

De laatste dag hoog bij een berghut - het is een steil eind naar beneden door een glad beekjeslandschap, het pad overstroomd, de kinderen in regenjassen, de wolken liggen op de grond. Hooggebergtekou. Cachou en Billy huiveren. Voorzichtig zetten ze hun hoeven op de rots, ze aarzelen, kijken met hun grote ogen droevig naar mijn dochter. Kom maar Cachoutje, toe maar, je kunt het. Hij rilt. Zet een voorpoot in een bergbeek, en deinst dan achteruit. 'Hij wil echt niet', zegt mijn dochter. 'Het is gevaarlijk.'

Arm dier: een half uur heeft hij nodig om het riviertje vol gladde keien over te steken en dan nog een uur wankelend en huiverend naar beneden - steeds heft hij zijn kop op en duwt die in de armen van mijn dochter. Maar het gaat goed. Het is een sterk beest, Cachoutje. En met dat avonturen-verhaal komen we trots terug bij Olivier, de ezelman.

'Ha!', zegt hij. 'Wist je dat ezels kunnen zwemmen? Als ze willen, rennen ze die helling gewoon naar beneden. Allemaal toneelspel. Cachou! Niet meer doen hè.'

Cachou zwijgt, en eet zijn gras. Zeven dagen

SNP biedt een zevendaagse wandeltocht aan in de Queyras, inclusief ezel en halfpension overnachtingen in eenvoudige berghotels en een berghut op hoogte. De lunch gaat mee in een koeltas. De tocht is niet zwaar en goed te doen voor kinderen, alleen de laatste dag gaat straf omhoog. De bagage wordt vervoerd. Meer informatie: http://snp.nl/ezeltochten/gezinsvakanties

'De ezel doet het nooit verkeerd, jij doet het verkeerd, let daarop' Cachou staat

19 juli 2014.

Varkens zijn echt... leuke dieren' BYLINE: TOINE HEIJMANS SECTION: Sir Edmund LENGTH: 1992 woorden

Reportage: vrouw tussen varkensboeren

Het beroerde imago van de varkensboeren ging haar als kind al aan het hart. Nu is Ingrid Jansen (29) hun voorvrouw en zegt ze: de staldeuren moeten wagenwijd open.

Er zijn twaalf miljoen varkens in Nederland. Op zesduizend boerderijen. En als het erover gaat, gaat het over varkensflats, megastallen, veevervoer, mestbergen, ammoniaklucht en bio-industrie.

Entree Ingrid Jansen, de nieuwe voorvrouw van de varkensboeren. Ze is jong (29) en ambitieus, ze weet de weg in Den Haag en Brussel, ze studeerde af (bestuurskunde, Leiden) op een van haar grootste tegenstanders: de Partij voor de Dieren.

En ze houdt van varkens. Daar is ze mee opgegroeid.

'Je mag gerust weten: als ik met mijn autootje rondcross door het land en ik zie mooie stallen staan, dan word ik daar blij van. En als ik in de stal kom en zie hoe de boer met zijn dieren omgaat, dat is prachtig. Een varkensboer is 24 uur per dag met zijn dieren bezig. Dat is echte passie.'

En: 'Er is nog steeds bestaansrecht voor ons, varkenshouders. Daarvan ben ik overtuigd. Als je in het buitenland vraagt waar ze aan denken bij Nederland, dan zijn dat nu koeien en tulpen en klompen. Daar moet bij: varkens.' Ze is nu zes weken voorzitter van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) en dat bleef niet

onopgemerkt. Een jonge vrouw, zegt ze zelf, dat helpt misschien. 'Als het me een podium geeft, dan heb ik daar geen problemen mee.' Aan haar de opdracht het imago van de varkensboer een slinger te geven, tegen de stroom in: 'Ik wil zorgen dat de varkenshouderij uit het verdomhoekje komt. Dat de boeren trots zijn op wat ze doen.'

Ze is op bezoek bij boer Gert Vaarkamp (42), die filterkoffie schenkt aan de keukentafel en haar dan meeneemt zijn stallen in. Hij bewoont en bestiert het bedrijf in zijn eentje. Het is gebouwd door zijn grootouders, in 1928. Het is klein, zegt hij, het zijn niet meer dan honderd zeugen. Vlakbij is een boer met tweeduizend zeugen, drie lagen hoog, één laag onder de grond, 'een bunker van beton'. Niks voor hem.

De bank wil dat Gert groot denkt, zegt hij: voor duizend dieren krijg je geen lening, met vijfduizend wordt het pas interessant. 'Ik denk: jullie kunnen me wat. Ik wil eigen baas zijn. De banken zijn de schuld dat het allemaal zo

groot is geworden.'

Ingrid Jansen houdt zich daar even op de vlakte. Elke boer is anders, zegt ze.

Gert hoopt dat ze meer saamhorigheid kan brengen onder de varkenshouders. 'Heb je wel eens twee boeren samen zien optrekken? Het is ieder voor zich, dat is best jammer.'

Zelf zegt de nieuwe voorzitter dat ze 'een visie' aan het schrijven is, om dat te bereiken. Daarop staan haar 'punten aan de horizon': meer saamhorigheid inderdaad en meer weerwerk tegen de argwanende buitenwereld. 'Maar ik koppel wel alles terug naar de boeren, zodat die goed zijn aangehaakt. Bij ons geldt: de boer staat aan het roer.'

Wat zijn dat voor dieren, varkens?

Ze glundert. 'Varkens zijn echt... leuke dieren. Slim en nieuwsgierig. Als je in zo'n hok staat, komen ze naar je toe. De biggen blijven je eerst een tijdje aankijken, maar op een gegeven moment ben je onderdeel van de groep. Dan gaan ze met je ravotten. Klinkt misschien vreemd, maar zo is het wel.'

Ze heeft een stofjas aangetrokken en wandelt door het wat verscholen en bemoste complex van smalle, bakstenen schuren in het buitengebied van Lunteren. Ze kent de weg, ze is precies zo opgegroeid als Gert. Ze weet: een zeug bigt 2,4 keer per jaar. Een zwangerschap duurt drie maanden, drie weken en drie dagen. Na drie maanden wordt een big verkocht. De prijzen zijn niet om over naar huis te schrijven: 1,5 euro per kilo. Maar er valt van te leven.

De geur, die een dag later nog in je neus hangt - ook daaraan kun je wennen.

De zeugen en biggen hier hebben vloerverwarming en kunststof roosters in hun hokken, dat ziet ze meteen. Dat is, zegt ze ook meteen, duurzaam en diervriendelijk.

Gert vertelt in de stal dat hij één beer heeft, die hij af en toe langs de zeugen laat lopen. Zo kan hij zien of ze berig zijn.

'Waar dek je mee?', vraagt Ingrid Jansen. 'Half Piétrain.'

'En dit is groepshuisvesting hè.'

'Ja, eerst had je korte boxen met een riem om de buik. Nu is groepshuisvesting opgelegd.'

Gert Vaarkamp is aangesloten bij een van de keurmerken voor duurzaam ketenvlees die er inmiddels zijn. 'Mensen als Gert', zegt ze, 'zijn zo betrokken bij hun dieren, ze zorgen er met zo veel passie voor.' En in de kraamstal, waar de biggen krioelen rond hun moeders, die zogen in hun hokken: 'Denk je echt dat een zeug zo veel biggen zou krijgen als ze het niet naar hun zin zouden hebben? Varkens zijn heel stressgevoelig. Dat zou je meteen merken.'

'Nee, nee. Natuurlijk zijn er soms ondernemers die het minder nauw nemen, maar dat zijn uitzonderingen. De meesten zorgen echt goed voor hun dieren, dat zie ik overal waar ik kom.'

Het varken, zegt ze ook, is het 'ultieme kringloopdier'. Negentig procent ervan wordt te gelde gemaakt. Vierkantsverwaarding, noemen veeboeren dat. Nederlanders eten de karbonades en de filets, de buiken gaan naar Rusland, de poten naar Spanje, de oren naar China. 'Dat is toch ook mooi om te vertellen.'

Ingrid Jansen was 15 toen ze thuis op de varkenshouderij in Galder, West-Brabant, spandoeken beschilderde. Oudste van drie zussen, middelgroot bedrijf. 'U moet heel goed weten hoe wij zorgen voor uw eten', stond op die spandoeken. 'Ja, echt waar. Omdat ik het belangrijk vond dat mensen weten waar hun eten vandaan komt. Het wordt maar als vanzelfsprekend aangenomen dat er betaalbaar voedsel is. Mensen zijn vergeten dat het bij de boer wordt geproduceerd. Dat wilde ik laten zien.'

Hoe is het om tussen de varkens op te groeien?

'Ik gun het ieder kind. Toen ik klein was, had ik een rood fietsje en sprintte ik door de gangen van de varkensstal. Ik bleef daar maar rondjes fietsen. Sinds mijn 15de heb ik die drive gehad om het imago van de sector te verbeteren. Mijn zus vroeg me wat ik wilde gaan doen later. Ik zei: ik wil het imago van de sector verbeteren.' Meen je dat?

'Ja. Ik heb daar als kind veel over nagedacht. Mijn ouders werken hard voor de zaak, met heel veel zorg voor de dieren. Maar ik zag toen al hoe de maatschappij daar steeds verder van af kwam te staan en dacht: daar moet ik wat aan doen. En dat kan maar op één manier, via de politiek.'

Een meisje van 15 dat nadenkt over de sector, het imago en de politiek. 'Ja. Dat zit diep. Het is een rode lijn in mijn leven.'

En nu is Ingrid Jansen dus de nieuwe Wien van den Brink: de radicale boerenvakbondsleider die in de jaren negentig met trekkers optrok naar het provinciehuis van Arnhem, wegblokkades organiseerde, het mestbeleid vergeleek met 'etnische zuivering' en werd gearresteerd voor inbraak bij het Bureau Mestheffingen. Hij was het die de NVV oprichtte: man met pijp en baard en een kop van beton. Een hardhandige vertegenwoordiger van varkensboeren in nood.

Het was een andere tijd, zegt ze. Heel anders. 'Ik kan wel trekker rijden, maar ga geen wegen blokkeren. Ik ga het op mijn eigen manier doen. We zijn als vakbond vaste gesprekspartner voor de verschillende stakeholders. Het sluit ook aan bij mijn intrinsieke motivatie. Ik kan hier echt mijn hele ziel en zaligheid in leggen.'

Stakeholders, intrinsieke motivatie - zijn dat woorden die bij varkensboeren passen?

Ze lacht. 'Ik heb bestuurskunde gestudeerd, en daar spreek je alleen maar over issuemanagement en

In document Als de pennen elkaar kruisen (pagina 166-176)