• No results found

3.1 Respecteert de school de erkenningsvoorwaarden?

3.1.1 Voldoet de school aan de onderwijsdoelstellingen?

3.1.1.5 Lager onderwijs: Nederlands

De lagere afdeling bereikt met de leerlingen voldoende de eindtermen voor het leergebied Nederlands. Het gebruik van een onderwijsleerpakket leidt in voldoende mate tot een gradueel opgebouwd aanbod dat globaal overeenstemt met de actuele verwachtingen voor het leergebied.

Curriculum

Het team gebruikt structureel een onderwijsleerpakket om het

onderwijsleeraanbod en –proces voor Nederlands op een gelijkgerichte en samenhangende wijze gestalte te geven.

In het eerste leerjaar is het onderwijsleerpakket prioritair gericht op de ontwikkeling van leesvaardigheid maar is er eveneens aandacht voor de domeinen luisteren, spreken, schrijven en taalbeschouwing.

Vanaf het tweede leerjaar gebruikt het team een ander onderwijsleerpakket om te voorzien in een gestructureerd onderwijsleeraanbod. Dit pakket is duidelijk richtinggevend voor de invulling van de domeinen lezen, schrijven (in het bijzonder spelling) en taalbeschouwing, waardoor de volledigheid en de graduele opbouw van het onderwijsleeraanbod voor deze domeinen globaal worden gegarandeerd. De planning van de overige domeinen verschilt. De onderwijzers volgen vooral voor ‘(creatief of functioneel) schrijven’, ‘luisteren’

en ‘spreken’ het onderwijsleerpakket minder consequent.

Het team focust structureel op de ontwikkeling van technisch en begrijpend lezen. Bijzondere aandacht gaat naar de ontwikkeling van de basisvaardigheden en een structurele aanpak van het aanvankelijk en voortgezet technisch lezen.

Daarnaast krijgt het begrijpend lezen eveneens voldoende aandacht. Meerdere onderwijzers benutten naast het materiaal uit het onderwijsleerpakket ook andere tekstbronnen om aan te sluiten bij de interesses van de leerlingen of het aanbod voor ‘mens en maatschappij’ en ‘wetenschappen en techniek’.

Periodieke bezoeken aan de plaatselijke bibliotheek en leesbevorderende acties stimuleren de leerlingen. De mate waarin vormen van toegepast lezen een plaats krijgen in het onderwijsleeraanbod en –proces is afhankelijk van de individuele onderwijzer.

Spelling en taalbeschouwing krijgen een zeer prominente plaats in het aanbod.

De ontwikkeling van schrijftechnische en spellingvaardigheden binnen het domein schrijven krijgt heel wat aandacht. De meeste onderwijzers breiden het aanbod in het onderwijsleerpakket uit met een additioneel pakket. Op die manier wil het team de spellingvaardigheid bij de leerlingen stimuleren. Deze investering leidt volgens de teamleden tot betere resultaten. Voor het domein taalbeschouwing baseren de onderwijzers hun aanbod grotendeels op het onderwijsleerpakket. De focus ligt in hoofdzaak op het nadenken over woorden

en zinnen terwijl er minder doelgerichte aandacht gaat naar het nadenken over teksten en tekststructuur. Het gebruik van strategieën en de ontwikkeling van (inter)culturele gerichtheid komen nog weinig expliciet aan bod.

De plaats die bovenvermelde domeinen op dit moment in het onderwijsaanbod innemen, creëert een situatie waarbij de volledigheid en graduele opbouw voor spreken, luisteren of (creatief) schrijven enigszins onder druk komt te staan. De mate waarin het team deze aspecten een plaats binnen de planning van

Nederlands geeft, is afhankelijk van de perceptie van de individuele onderwijzer op de relevantie en het belang ervan. De onderwijzers gebruiken voor deze domeinen gedeeltelijk het onderwijsleerpakket. Daarnaast krijgen hun

leerlingen kansen tot spreken, luisteren of (creatief) schrijven via de organisatie van uitgesproken, specifieke activiteiten met eigen accenten of via de

organisatie van een aantal gespreksvormen tijdens andere lessen. De mate waarin de onderwijzers hierbij doelgericht het leerplan als referentiekader gebruiken, is echter nog veeleer beperkt.

Het team bevindt zich op dit moment in een structureel implementatietraject van de leergebiedoverschrijdende eindtermen leren leren. Dit leidt tot een verhoogde aandacht voor het creëren van een krachtige leeromgeving met een sterke nadruk op het actief, interactief en coöperatief leren van de leerlingen.

De mate waarin de onderwijzers dit een plaats geven in de didactische aanpak van de lessen vertoont echter nog duidelijk verschillen.

Materieel beheer Uitrusting Leermiddelen

Het team gebruikt actuele onderwijsleerpakketten, zelfgemaakte materialen of materialen van andere bronnen om het onderwijsaanbod concreet gestalte te geven. De leermiddelen zijn veelal aangepast aan de beginsituatie van de leerlingen. Het huidige gebruik ervan resulteert globaal in een relevant en gradueel opgebouwd aanbod over de leerjaren heen.

In meerdere leerjaren ontwikkelen onderwijzers bijkomend inoefenmateriaal, in het bijzonder voor lezen en spelling. De verwerking ervan behoort geregeld tot het huistakenpakket.

De onderwijzers hanteren voor de evaluatie van de vorderingen van de

leerlingen voor Nederlands in meer of mindere mate de evaluatiemiddelen en – vormen van het onderwijsleerpakket. Geregeld gebruiken ze ook zelfgemaakte toetsen om zich een meer verfijnd of aanvullend beeld te vormen of om aan te sluiten bij het additionele aanbod, in het bijzonder voor spelling en

taalbeschouwing. Afhankelijk van de individuele onderwijzer krijgt het gebruik van fouteninventarissen of –analyses in meer of mindere mate een plaats in de evaluatiepraktijk.

Om een meer objectiveerbaar en meer verfijnd beeld van de beginsituatie van de leerlingen te verwerven, gebruikt het team voor technisch lezen en spelling genormeerde testen. Het brengt de resultaten op deze testen in kaart en neemt ze op in het leerlingvolgsysteem.

De evaluatie van de vorderingen voor spreken, luisteren en (creatief) schrijven gebeurt veeleer occasioneel en is voornamelijk gebaseerd op indrukken of op

een beperkt aantal criteria, niet gerelateerd aan leerplandoelen. De informatieve waarde van deze evaluatie is dan ook veeleer beperkt. Dit hypothekeert de doelgerichtheid van het vervolgtraject en van de leerbegeleiding.

Het schoolteam neemt met de leerlingen van het vierde en het zesde leerjaar deel aan externe toetsen van de onderwijskoepel. De resultaten op deze toetsen worden in kaart gebracht, geanalyseerd binnen een werkgroep en besproken met het hele team. Indien nodig neemt het team initiatieven om die informatie doelgericht aan te wenden als middel tot kwaliteitszorg.

Begeleiding Leerbegeleiding Beeldvorming Zorg

Lezen, taalbeschouwing en spelling krijgen een duidelijke plaats in de leerbegeleiding. Het team beschikt hierbij over voldoende informatie uit de klastoetsen en de genormeerde toetsen om verschillen tussen en zorgvragen van leerlingen te ontdekken, te bespreken en ondersteunende interventies te voorzien.

Initiatieven om te differentiëren of te remediëren voor luisteren, spreken en (creatief) schrijven zijn er nagenoeg niet. De beperkte plaats die deze

domeinen/aspecten binnen de evaluatie krijgen, is hierbij een bepalende factor.

Anderstalige of gewezen anderstalige leerlingen krijgen daarnaast een zeer specifiek traject, in het bijzonder gericht op de ontwikkeling van receptieve en productieve taalvaardigheden voor Nederlands. In de onthaalklas begeleidt een onderwijzer de anderstalige nieuwkomers op een doordachte en planmatige wijze. Zij legt het accent op de verwerving van de nodige taal- en andere vaardigheden om de leerboodschappen, die in de toekomstige klas zullen verstuurd worden, te kunnen begrijpen. Daarnaast neemt zij ook initiatieven om de anderstalige nieuwkomers te laten deelnemen aan het sociale verkeer dat in de klas en op school plaatsgrijpt. Op die manier heeft het

onthaalonderwijs aandacht voor de actieve integratie van de anderstalige nieuwkomer in het schoolleven.

De klasleerkrachten zijn verantwoordelijk voor de ‘brede basiszorg’. De concrete uitvoering ervan vertoont duidelijke verschillen, zowel in de

didactische aanpak als in de kwaliteit ervan. Het schoolteam investeert op dit moment in de ondersteuning van klasleerkrachten om meer dan voorheen tegemoet te (kunnen) komen aan verschillen tussen en specifieke noden van leerlingen.

De klasleerkrachten kunnen terugvallen op een ankerfiguur per graad en een collega-klasondersteuning per leerjaar. Tijdens een (beperkt) aantal

lesmomenten krijgen individuele of groepjes leerlingen klasintern of –extern extra ondersteuning door één van de betrokken teamleden. Opvallend is de grote verscheidenheid in de wijze van uitvoering.

Naast deze structurele klasondersteuning is de mate waarin vormen van differentiatie in instructie, tempo, hoeveelheid, moeilijkheidsgraad of niveau of begeleiding een plaats krijgen in de klaspraktijk afhankelijk van de individuele onderwijzer. Een ruim aantal onderwijzers zet vrij sterk in op de (verdere)

Indien bovenstaande ondersteuning onvoldoende resulteert in positieve vorderingen bij de leerling(en) bespreken de kindbetrokkenen tijdens een filteroverleg of multidisciplinair overleg de verdere op differentiatie of remediëring gerichte acties. Het schoolteam doet daarbij vaak een beroep op ouders en externe ondersteuners. Bij manifeste leerstoornissen of structurele leerachterstand neemt het multidisciplinair team in samenspraak met de ouders STICORDI-maatregelen of volgt de leerling een eigen leertraject dat aansluit bij de individuele beginsituatie.

3.1.1.6 Lager onderwijs: mens & maatschappij