• No results found

László Marácz –

In document RL RL (pagina 32-37)

R

oktober 2016 (3) Het succes van Viktor Orbán 135

Deze waren vastgelegd op de Europese top in Ko-penhagen in 1993 en werden in referentie naar deze top de ‘Kopenhagen-criteria’ genoemd. Daar werd voor het eerst vastgelegd dat landen die lid wilden worden van de Europese Unie aan drie criteria moe-ten voldoen. Ten eerste aan het democratische cri-terium. Kandidaat-lidstaten moeten laten zien dat verkiezingen open en eerlijk zijn, dat er een func-tionerende rechtsstaat is, dat er vrijheid van pers is en dat alle burgerrechten gerespecteerd worden. Ten tweede aan het economische criterium. Kandidaat-leden moeten beschikken over een vrijemarkteco-nomie en binnen afzienbare tijd na toetreding lid kunnen worden van de Europese Monetaire Unie – wat erop neer komt dat in de betreffende kandidaat-lidstaat de euro het wettige betaalmiddel wordt. Het derde criterium betrof het acquis communautaire. Landen die willen toetreden tot de Europese Unie moeten de geldige regel- en wetgeving binnen de EU overnemen en implementeren in hun eigen wetgeving. Onder de regering Orbán I werd er hard gewerkt om het acquis dat ongeveer 80.000 pagina’s omvatte in Hongaarse wet- en regelgeving om te zetten. Het parlement onder premier Orbán draaide overuren om dit gedaan te krijgen.

De teleurstelling was groot toen de jonge premier in 2002, hoewel de verkiezingen gewonnen te heb-ben, geen meerderheidskabinet kon vormen en ge-heel tegen de verwachtingen in – voorafgaande aan de verkiezingen gaven de verkiezingspolls een ruime verkiezingswinst voor Orbán en de zijnen aan – de opvolger partij van de ex-communistische Hongaar-se Socialistische Partij, de MSZP met links-liberale partijen wel een centrumlinkse regering konden vormen. In plaats van dat Viktor Orbán Hongarije het laatste zetje kon geven richting Europees lid-maatschap waarmee hij zijn eerste regeerperiode had kunnen bekronen, kwamen hij en zijn FIDESZ in de oppositiebanken terecht. De centrumlinkse rege-ring kon volop oogsten op de Europese akkers en Hongarije trad in 2004 met zeven andere voorma-lige Sovjet satellietstaten in Midden- en Oost-Euro-pa toe tot de EU. Het merendeel van de Hongaren ervoer de toetreding tot de Europese Unie als een terugkeer tot de Europese moederschoot waarvan men door een speling van de geopolitieke krachten ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog bruut ge-scheiden was.

Orbán in oppositie

Van 2002 tot aan 2010 zou Viktor Orbán in de positie politiek bedrijven, maar niet als een echte

op-positiepoliticus. In de eerste jaren na de onverwachte uitkomst van de verkiezingen van 2002 overheerste de teleurstelling. Hoewel Orbán nog steeds gold als de meest dominante politicus binnen FIDESZ, trok hij zich enigszins terug uit de dagelijkse politiek. Hij bleef partijleider en parlementslid en zette nog wel de lijnen binnen zijn partij uit maar, liet het politieke handwerk van oppositie voeren over aan directe ver-trouwelingen, zoals Tibor Navracsics, die in die jaren fractievoorzitter was en tegenwoordig eurocommissa-ris voor cultuurbeleid in Brussel is.

In deze jaren ging Orbán op zoek naar de oorzaken van de uitgebleven tweede ambtstermijn. Hoewel uit de verkiezingen van 2002 naar voren kwam dat Orbán een briljant ‘campaigner’ bleek te zijn en er in zijn eentje in geslaagd was in de tweede ronde de achterstand op de socialisten ongedaan te ma-ken, waren er fouten geslopen in zijn eerste ambts-termijn. Orbán kwam er achter dat hoewel de her-vormingen naar een vrijemarkteconomie, gebaseerd op een kapitalistische, democratische rechtsstaat relatief succesvol waren geweest, er teveel Hongaren buiten de boot waren gevallen. De omarming van het neoliberalisme had van Hongarije een hardvoch-tige samenleving gemaakt waarin de verliezers van de hervormingen eigenlijk werden afgeschreven. De winnaars, een mix van de oud-communistische elite en de nouveau riche, de snelle jongens en meiden hadden de nieuwe mogelijkheden ten volle benut. Deze waren soms immoreel te werk gegaan, hadden zich schuldig gemaakt aan corruptie, omkoping en toegelegd op het onteigenen en verkopen van bezit-tingen van communistische mantelorganisaties die werden ontbonden. Hun handelen was echter niet strafbaar gebleken, gezien het feit dat er te weinig deugdelijke wetgeving bestond. Corruptie en anar-chie waren maatschappelijke verschijnselen die op grote schaal de kop op hadden gestoken in het nieu-we Hongarije. Multinationale ondernemingen had-den vrij spel en zetten de wetgeving naar hun hand waardoor ze geen belasting hoefden te betalen en via politieke stromannen sociale arbeidsrechten onder druk zetten. Op al deze verschijnselen had ook de regering Orbán niet adequaat gereageerd en bleef het geloof dat de vrije markt het meeste onrecht zou corrigeren onaangetast. Maar belangrijker nog, zoals Orbán later zou toegeven in zijn evaluatie van de mislukking van 2002, was dat er weeffouten in de hervormingen waren geslopen en bovenal groeide het bewustzijn dat er een nieuwe politiek nodig was die uitging van dienstbaarheid aan de samenleving en die de gemeenschapszin in ere herstelde. Dit

in-Het succes van Viktor Orbán Liberaal Reveil

136

zicht kwam later in oppositie die voor Orbán acht lange jaren ging duren. Dit was een periode waarin hij zich bezon op de vraag hoe het met Hongarije verder moest en hoe FIDESZ en hij persoonlijk in de politiek stonden.

De linkse olifant in de Hongaarse kamer

Orbán had geluk dat zijn socialistische en linkslib-erale politieke tegenstanders de ene blunder na de andere maakten. Orbán en zijn FIDESZ keken toe hoe de socialisten zich steeds verder in het politie-ke moeras manoeuvreerden. In mei 2006 bleek de socialistisch-linksliberale coalitie onder leiding van de MSZP de verkiezingen duidelijk gewonnen te hebben maar vlak na de verkiezingen gaf premier Ferenc Gyurcsány toe de macro-economische indi-catoren van Hongarije – overigens met medeweten van de socialistische eurocommissaris voor ecofin de Spanjaard Alumnia – vervalst te hebben. Het was het begin van het einde voor alle politiek die zichzelf in Hongarije sinds de omwenteling van 1989 ‘links’, ‘socialistisch’, ‘sociaaldemocratisch’, ‘linksliberaal’, of ‘liberaal’ heeft genoemd. Hoewel deze politieke krachten zich zeiden in te zetten voor de belangen van het gewone volk, hadden zij zich vergrepen aan de rijkdommen die de ruwe kapitalistische samen-leving bood en bleken daarnaast de beste leerlingen van de bolsjewisten te zijn die in 1989 verdreven waren. Eenmaal aan de macht gekomen, bleek dat alles werd gedaan en alles geoorloofd was om aan de macht te blijven. Ook na het uitkomen van de verkiezingsfraude, nota bene een uitgelekte gehei-me partijrede van de socialistische premier waarin Gyurcsány toegaf dat er ernstige misleiding van het electoraat had plaatsgevonden, was de linksliberale regering niet van plan om af te treden.

Oppositieleider Orbán drong niet aan op een aftre-den van de regering en vervroegde verkiezingen. Hij koos voor een onorthodoxe oplossing. Orbán liet de regering zitten en gokte op het afbladderingproces. Zijn overigens fijngevoelige politieke instinct zat ook dit keer goed. Het afbladderingsproces eindigde in een financieel-economische ‘meltdown’. In 2008 moest Hongarije aan de zuurstoffles van het IMF. De linkse premier Gyurcsány gaf toe dat Hongarije zo goed als failliet was en zonder steun van het IMF niet meer verder kon. Tot de verkiezingen van 2010 brandde de linkerkant van het Hongaarse politieke spectrum, socialisten en links-liberalen, compleet af. Er was dan ook bij de verkiezingen van 2010 geen ander alternatief meer over dan de door links zo ge-hate Viktor Orbán en zijn FIDESZ die inmiddels

de liberale fractie in het Europees Parlement (EP) verlaten hadden en deze verruild hadden voor de christendemocratische en conservatieve fractie van de EVP. Hoewel Orbán en de FIDESZ politici van het eerste uur in de Jakobijnse traditie van de Franse revolutie politiek bedreven, begrepen ze dat het wes-ters liberalisme in Hongarije zijn maximale bereik had gehaald. FIDESZ zou zolang het lid bleef van de liberale fractie in de EP geen echte volkspartij kunnen worden met een duidelijke inbreng van conservatieven en christendemocraten. Zo ontstond er een ideologisch hybride partij die formeel lid werd van de Europese Volkspartij en in zichzelf het politieke spectrum besloeg, daarbij conservatieven, christendemocraten, en liberalen insluitend. Deze stromingen werden en worden door de persoon van Viktor Orbán bijeengehouden.

Het was uiteindelijk het Hongaarse electoraat dat de strafmaat voor links bepaalde. Hongaarse links kreeg het schrikbeeld Viktor Orbán; de politicus die in zijn jonge dagen op de linksliberale flank was be-gonnen en opgeschoven was naar centrumrechts in haar maag gesplitst. FIDESZ had in 2010 een spec-taculaire ‘landslide victory’ gewonnen en kwam uit op meer dan tweederde van de stemmen. Nog nooit had links in de moderne geschiedenis van Europa een dergelijke nederlaag geleden. Het Hongaarse electoraat gaf aan niets van een corrupte politiek in de naam van welke ideologie dan ook te moe-ten hebben. Het was tevens een vingerwijzing naar de nieuwe FIDESZ regering dat zij zich gedienstig moeten blijven opstellen en dat arrogantie van de macht in Hongarije geen kans van slagen heeft. Het is uiteindelijk het electoraat dat het laatste woord heeft. Links zal zich overigens voorlopig van de schandalen begaan in periode 2002-2010 niet meer herstellen. Links is de olifant in de Hongaarse ka-mer geworden. Viktor Orbán kreeg in 2010 het kiezersmandaat waarvan hij in 2002 droomde. Hij kreeg met een riante parlementaire meerderheid een mandaat om Hongarije grondig te hervormen en de Hongaarse democratie en rechtsstaat te verstevigen. Orbán kon nu wel zijn stempel op de Hongaarse politiek gaan drukken.

Orbán II

Orbán II ging voortvarend te werk. Als eerste ging de Hongaarse grondwet op de schop. Die stamde nog uit de jaren vijftig van de vorige eeuw en had een stalinistische inslag. De grondwet was in 1989 tijdens de omwenteling cosmetisch aangepast, dit ook om de ex-communisten die mensenrechten in

oktober 2016 (3) Het succes van Viktor Orbán 137

Hongarije hadden geschonden buiten schot te hou-den. Zo was er tot 2010 niemand in Hongarije voor het neerslaan van de Hongaarse Opstand van 1956 tegen het alom gehate communistische regime ver-oordeeld ondanks het feit dat in het nieuwe Hon-garije de opstand officieel een nationale herdenking was geworden. De anticommunistische Orbán had onder Orbán I het initiatief gesteund om een muse-um op te richten in de voormalige martelkamers van de communistische staatsveiligheidsdienst (AVH) aan de Andrássy weg in Boedapest. Pikant was dat in het Huis van Terreur de portretten van de com-munistische beulen werden opgehangen.

Orbán’s macht die stoelde op meer dan tweederde van de zetels in het parlement had de mogelijkheid de grondwet te herschrijven en deed dat ook. De Hongaarse grondwet plaatste het nieuwe Hongarije in de context van de Hongaarse geschiedenis die lip-pendienst bewijst aan het christelijke erfgoed en aan het liberalisme, de eeuwenlang strijd voor Hongaarse vrijheid tegen Oostenrijks absolutisme, nazistische en Sovjetterreur, waarin de Hongaren zeer veel geïnves-teerd hebben. De nieuwe politieke situatie maakte de veroordeling van communistische hardliners, zoals Béla Biszku die in de Hongaarse linkse media bru-taalweg het gelijk van het neerslaan van de Hongaarse Opstand betoogden, voor het eerst mogelijk. Het Europees Parlement had ook het verkeerde signaal richting Hongarije en andere voormalige Sovjetsa-tellieten gegeven omdat het weigerde om naast de nazistische symbolen, zoals de Swastika, de commu-nistische symbolen de hamer en sikkel in Europa te verbieden. In Hongarije zijn uitingen van beide tota-litaire systemen bij wet verboden en daar valt vanuit liberaal standpunt veel voor te zeggen. Onder Orbán II werden communisten van het eerste uur die gehol-pen hadden de Hongaarse Opstand te onderdrukken daadwerkelijk voor het eerst berecht. Men kan niet anders dan concluderen dat Orbán in weerwil van zijn critici in Hongarije juist de garantie is voor het verankeren van het Europees liberalisme.

De Hongaarse grondwet is niet alleen een Hongaars document maar het verankert Hongarije tegelijker-tijd in de Europese Unie. De Hongaarse grondwet stelt dat elke Hongaarse regering zich zal moeten inzetten voor de Europese integratie. Er is bij mijn weten geen enkele grondwet van een Europees land die dit zo expliciet stelt. Het is derhalve een onmo-gelijke kritiek dat Orbán of zijn regering anti-Euro-pees zouden zijn. Het lijkt er eerder op dat Orbáns critici nog nooit de Hongaarse grondwet hebben

gelezen. Het is juist dat Orbán zich beter thuis voelt in de intergouvernementele structuur van Europa maar om een anti-federale, antilinks-liberale positie in Europa gelijk te stellen aan dictatoriale neigingen is een nogal gewaagde gevolgtrekking.

Er is geen enkele Europese lidstaat van wie de grondwet en wetgeving de laatste jaren zo uitvoe-rig is getoetst als die van Hongarije. De Europese Commissie voor Democratie door Recht, ook wel de Commissie van Venetië genoemd, is een advies-orgaan van de Raad van Europa dat gericht is op het uitdragen van de geest van het constitutioneel recht van de Europese Unie en heeft alle wetgeving onder Orbán onder het vergrootglas gelegd. De Commis-sie van Venetië heeft in de vele honderden wetswij-zigingen slechts een aantal keren geconstateerd dat deze tegen EU-wetgeving indruisen.

In die enkele gevallen zoals het voornemen van de regering Orbán om hoogbejaarde rechters te vervan-gen heeft de regering Orbán de wetgeving na een uitspraak van het Hof van Justitie in Luxemburg weer teruggedraaid. Het Hof vond dat discriminatie naar leeftijd in Hongarije illegaal was. Orbán was niet gelukkig met deze uitspraak van het Hof om-dat er een groot verschil was onder de pensioenge-rechtigde leeftijd wat overheidsdienaren betreft. Hij wilde juist door wetgeving een gelijke positie voor de wet voor alle Hongaarse overheidsdienaren on-geacht rangen en standen. Het moet gezegd worden dat een gunstig bijkomend gevolg van zijn wetsini-tiatief was, dat veel van de hoogbejaarde rechters die nog in de communistische tijd waren benoemd op een chique manier afgevoerd hadden kunnen wor-den. Europa nam het echter op voor deze rechters en koesterde voor de zoveelste keer haar favoriete Hon-gaarse huisdier: de linkse olifant in de HonHon-gaarse kamer.

Orbán, de Europese staatsman

Viktor Orbán – inmiddels 53 jaar – is ondanks zijn nog steeds jeugdige leeftijd een van de meest erva-ren Europese regeringsleiders. Sinds 2010 heeft hij inmiddels zes verkiezingen gewonnen waaronder de parlementsverkiezingen in 2010 en 2014. Deze overwinningen hebben hem een comfortabel man-daat gegeven om zijn stempel op de Hongaarse én Europese politiek te drukken.

Orbán heeft de lessen van 2002 goed geleerd. Hij blijft zich dienstbaar opstellen richting de Hongaarse bevolking en past op voor uiterlijk machtsvertoon en

Het succes van Viktor Orbán Liberaal Reveil

138

arrogantie. Maar zijn analyse van de mondiale en Eu-ropese politiek laat zien dat het gelijk aan zijn kant is. De wereld verandert in een hoog tempo en dat houdt in dat men als klein land, zo ook Hongarije, moet anticiperen op veranderingen. Het herstelbeleid van nu al twee regeringen Orbán begint zijn vruchten af te werpen. Hongarije kan financieel weer op eigen be-nen staan, geld lebe-nen op de internationale financiële markt en heeft aan liquiditeit gewonnen; de macro-economische indexen gaan omhoog; Hongarije is een van de weinige Europese lidstaten die de laatste jaren substantiële economische groei van rond de drie pro-cent kan laten zien; een lage werkeloosheid heeft – in sommige delen van Hongarije is er zelfs een tekort aan arbeidskrachten; Hongarije blijft buitenlandse investeringen, waaronder belangrijke Russische en Chinese, trekken; en de sociale conflicten met vak-bonden zijn gematigd en gericht op consensus. Re-centelijk hebben de Amerikaanse kredietbeoordelaars Stanley en Poor, en Moody’s Hongarije opgewaar-deerd waardoor het land definitief uit de financiële gevarenzone is geraakt.

Orbán zelf heeft inmiddels een gerenommeerde re-putatie in de wereld van internationale politiek en diplomatie. Hij schuift moeiteloos aan bij wereld-leiders als Poetin, Merkel, Nazarbayev, Erdogan en vele anderen. In Midden- en Oost-Europa heeft zijn politiek navolging gekregen. Hij is er in geslaagd om de weinig belangrijke regionale Visegrád-samenwer-king van Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije (V4) om te vormen tot een krachtig regionaal blok waarmee rekening moet worden gehouden. De V4 is een van de weinige politieke organisaties in Europa die openlijk kritiek op het opendeurbeleid van de Duitse bondskanselier Merkel heeft. Volgens de V4 verzwakt deze politiek Europa en ondersteunt de aanwas van parallelle, multiculturele samenle-vingen die de Europese cohesie verzwakken. Het Hongaarse hek aan de zuidflanken van de Schen-gengrenzen wordt in Hongarije gezien als een reactie

op dit roekeloze beleid van Merkel. Voor iemand als Orbán met een sterk gevoel voor rechtvaardigheid kunnen illegale migranten geen passe-partout krij-gen. Het laatste woord over een toelating hangt vol-gens Orbán niet van de Duitse bondskanselier, de Europese Commissie, of de migrant zelf af maar is een zaak van de gemeenschap die het recht heeft om te beslissen met wie men wil samenwonen.

Opvallend is dat zijn relatie met politici die een link-sliberale ideologie aanhangen zoals de Amerikaanse president Obama, de Clintons en de West-Europese media die gedomineerd worden door linksliberalen gespannen is. Zij voelen zich geprovoceerd door zijn uitspraak dat hij een ‘illiberale’ ideologie zou voor-staan. Orbán heeft onder zijn eerste regeingsperiode gezien dat een overdreven geloof in het individu, ge-meenschapszin en sociaal beleid kan ondermijnen en het einde van de samenleving kan betekenen. Van-daar dat hij de communitaristische kritiek van filo-sofen zoals de Canadees Charles Taylor op het libe-ralisme aanhangt die de kracht van de gemeenschap belangrijk acht bij de ontwikkeling van het individu en zijn tegenstanders voorhoudt dat een linksliberale ideologie die alleen de rechten van het individu be-pleit, maar niet de plichten van datzelfde individu jegens de gemeenschap voor maatschappelijke anar-chie en ongelijkheid zorgt. Orbán’s liberalisme doet enigszins klassiek aan. Hij gelooft nog steeds dat de individuele en nationale vrijheid belangrijke drijf-veren zijn voor het bedrijven van politiek, zoals hij waarschijnlijk zijn eigen individuele politieke hande-len als voorbeeld ziet, maar tegelijkertijd verwerpt hij het idee dat alleen het linksliberalisme een monopolie op het ‘liberalisme’ zou mogen hebben. Dit laatste is iets wat velen in de westerse wereld tegenwoordig denken, ook in ons land.

Prof. dr. L. (László) Marácz is verbonden aan de op-leiding Europese Studies van de Universiteit van Am-sterdam en honorary professor aan de L.N. Gumilyov Eurasian National University in Astana, Kazakhstan.

oktober 2016 (3) De nieuwe wereldwijde groeigolf: de rol van China, Europa en Nederland 139

DE NIEUWE WERELDWIJDE GROEIGOLF:

In document RL RL (pagina 32-37)