• No results found

Deel I: Hoofdrapportage

3 Transpositie en de prestaties van de verschillende lidstaten

3.2 Kwaliteit van omzetting: inbreukprocedures

Naast de vertraging in omzetting is het ook van belang een beeld te vormen van de kwaliteit van omzetting. Die kwaliteit kan voor een deel worden afgelezen uit het aantal inbreukprocedures dat ten aanzien van een

land wordt gestart. Naarmate de kwaliteit van de omzetting beter is, wordt een geringer aantal inbreukprocedures verwacht.

Voor de analyse van het aantal inbreukprocedures wordt op twee aspecten gelet. In de eerste plaats is dat het aantal hofzaken dat tegen een lidstaat aanhangig is gemaakt. De keuze voor het aantal hofzaken heeft te maken met de gedachte dat niet alle stadia van een inbreukprocedure even belangrijk zijn als een indicator voor kwaliteit. Het aantal door de Commissie verstuurde aanmaningen en het aantal met redenen omklede adviezen zijn stappen die voor een belangrijk deel het gevolg van vertragingen in de lidstaten zijn. Zoals uit onderzoek blijkt, daalt na het versturen van de aanmaningen en het opstellen van een advies het aantal gevallen scherp (zie Börzel, 2001; Tallberg, 2002). Een lidstaat zet alsnog een richtlijn om waarmee verdere stappen en uiteindelijk het aanhangig maken van een zaak bij het Europese Hof van Justitie wordt

voorkomen. In die gevallen spelen veelal andere factoren een rol—bijvoorbeeld het tijdelijk uitstellen van de inwerkingtreding van omzettingsmaatregelen die een negatief effect hebben op het binnenlandse

bedrijfsleven—dan problemen met de kwaliteit van de nationale omzettingsmaatregelen. Vandaar dat wij ons richten op het aantal hofzaken als eerste indicator.

In de tweede plaats letten wij op het aantal gevallen waarin, volgens de Europese Commissie, sprake is van een onjuiste omzetting van een richtlijn. Naast het onjuist omzetten van een richtlijn, onderscheidt de Commissie twee andere gronden die tot een aanmaning en een hofzaak kunnen leiden. Dat zijn het niet-notificeren van een nationale maatregel en het niet correct implementeren van een richtlijn waarvan de implementatietermijn is verstreken. Die gronden zeggen in veel mindere mate iets over de kwaliteit van omzetting. Wij nemen daarom die zaken niet mee in een indicator voor kwaliteit. De tweede indicator die wij hanteren is het aantal zaken tegen een land—in termen van aanmaningen, met redenen omklede adviezen en hofzaken—op grond van een onjuiste omzetting van een richtlijn.

Door beide indicatoren te hanteren hopen een voldoende betrouwbaar beeld te krijgen over de kwaliteit van omzetting in de verschillende lidstaten van de EU en in het bijzonder de door ons onderzochte landen.

Tabel 3.3: Het aantal hofzaken naar lidstaten van de EU-15 per 31 december van het betreffende jaar

lidstaat: 2000 2001 2002 2003 gemiddeld Denemarken 0 2 2 3 2 Finland 4 2 1 6 3 Zweden 3 3 2 7 4 Nederland 12 5 7 9 8 Portugal 10 7 10 10 9 VK 4 14 16 11 11 België 5 13 8 19 11 Oostenrijk 8 7 15 22 13 Luxemburg 16 10 12 16 14 Duitsland 11 12 16 18 14 Ierland 17 13 9 18 14 Spanje 8 14 11 23 14 Griekenland 23 16 17 14 18 Italië 24 22 23 18 22 Frankrijk 27 22 31 21 25 EU 172 162 180 411 231

Tabel 3.3 geeft, uitgesplitst naar land en per jaar, het aantal hofzaken dat aanhangig is gemaakt. Hieruit blijkt dat de Scandinavische landen het relatief goed doen. Die landen kennen gemiddeld genomen zo’n 3 zaken per jaar die bij het Hof aanhangig worden gemaakt. Nederland volgt die landen met gemiddeld 8 nieuwe hofzaken per jaar. Slecht scoren landen als Frankrijk, Italië en Griekenland. Ook Spanje kent een relatief hoog aantal van gemiddeld 14 zaken die door de Commissie bij het Hof aanhangig worden gemaakt. Dit kan erop duiden dat in deze landen de kwaliteit van de omzetting relatief laag is.

De tweede indicator van kwaliteit is opgenomen in tabel 3.4. In deze tabel is per lidstaat het aantal zaken vermeld waarin volgens de Commissie sprake is van een onjuiste omzetting van EG-richtlijnen. Het gaat hierbij om de periode 1999-2002. Uit deze tabel blijkt dat Italië, Frankrijk, Oostenrijk en België relatief veel gevallen kennen waarin de Commissie ingrijpt op het punt van onjuiste omzetting van richtlijnen. Hoewel er enige variatie is over het aantal aanmaningen, met redenen omklede adviezen en hofzaken, kennen deze lidstaten gemiddeld genomen de meeste zaken voor elk van de onderscheiden fasen van de

inbreukprocedure. Na deze vier landen volgen Duitsland en Spanje. Daarmee lijkt de kwaliteit van de omzettingsmaatregelen in die landen relatief lager te zijn dan in landen als Denemarken, Finland en, op de derde plaats, Nederland.

Tabel 3.4: Het aantal zaken waarin sprake is van een onjuiste omzetting van EG-richtlijnen naar lidstaten van de EU-15 per 31 december van het betreffende jaar

1999 2000 2001 2002 gemiddeld M A H M A H M A H M A H M A H Denemarken 4 0 1 2 3 0 2 2 0 1 1 0 2 2 0 Finland 2 3 0 2 3 0 10 3 0 1 8 0 4 4 0 Nederland 2 0 1 3 2 1 2 2 2 2 0 1 2 1 1 Ierland 3 4 1 0 2 1 2 2 1 0 0 2 1 2 1 Portugal 4 4 3 3 4 0 2 1 0 3 0 2 3 2 1 VK 2 4 1 5 1 0 3 4 1 3 2 3 3 3 1 Griekenland 4 6 1 4 2 1 3 1 1 4 1 0 4 3 1 Zweden 6 4 1 3 4 0 5 1 2 2 5 0 4 4 1 Luxemburg 10 5 2 1 7 0 4 2 2 2 1 2 4 4 2 Spanje 5 4 4 4 1 1 2 4 0 6 6 1 4 4 2 Duitsland 7 5 1 7 4 2 0 4 4 4 4 0 5 4 2 België 10 6 5 6 6 1 1 7 4 1 0 0 5 5 3 Oostenrijk 12 4 2 13 6 1 13 11 3 3 6 6 10 7 3 Frankrijk 3 11 2 8 6 5 7 4 3 8 9 2 7 8 3 Italië 4 8 4 15 4 5 6 8 5 7 3 6 8 6 5 EU 78 68 29 76 55 18 62 56 28 47 46 25 66 56 25

Verklaring : M=aanmaning, A=met redenen omkleed advies, H=aanhangig gemaakte hofzaak. Bron: Europese Commissie (2003a).

Het algemene beeld dat uit beide indicatoren naar voren komt is dat Frankrijk en Italië relatief slecht scoren op het punt van kwaliteit. Deze landen kennen over de afgelopen jaren een relatief hoog aantal

gestarte hofzaken en relatief veel gestarte inbreukprocedures op grond van de onjuiste omzetting van richtlijnen. Duitsland en Spanje volgen deze landen met iets minder slechte scores, maar toch scores die op een tamelijk laag niveau van kwalitatief duiden. Deze lage scores nuanceren het eerdere beeld van Spanje als één van de landen die tamelijk snel is met de omzetting van richtlijnen en voldoet aan de 1,5% en 0%-doelstellingen van de Europese Raad. Klaarblijkelijk betekent snelheid niet altijd dat richtlijnen ook op een zorgvuldige wijze worden omgezet.

Landen die een zeer beperkt aantal hofzaken kennen en goed scoren op het punt van weinig zaken vanwege een onjuiste omzetting zijn Denemarken, Finland en Nederland. In die landen lijkt de kwaliteit van omzetting hoog te zijn. Soms gaat dit gepaard met een beperkte vertraging: Nederland voldoet, bijvoorbeeld, niet aan de 1,5%-norm van de Unie. Tegelijkertijd is Denemarken wél in staat om snel én zorgvuldig om te zetten. Dit land voldoet wél aan de 1,5%-norm en kent het kleinste aantal hofzaken in de periode 2000-03. Of meer zorgvuldigheid bij de omzetting meer tijd vraagt en dus tot vertraging leidt is nog maar de vraag.