• No results found

Deel I: Hoofdrapportage

8 Conclusies en aanbevelingen

8.2 Aanbevelingen voor Nederland

Op basis van de bevindingen in dit onderzoek kan een aantal aanbevelingen worden geformuleerd ten aanzien van de situatie in Nederland. Rekening houdend met recente bijstellingen in het omzettingsbeleid die een verdere verbetering van de Nederlandse prestatie beogen, zijn dat de volgende:

1. Activeer het Nederlandse parlement door de introductie van een behandelingsvoorbehoud

Voor een tijdige omzetting is het van groot belang om het parlement meer systematisch te betrekken in de fase van de voorbereiding van het Nederlandse standpunt. Vooral voor onderwerpen waarvoor in de fase van omzetting een wet in formele zin noodzakelijk is (en in mindere mate voor een algemene maatregel van bestuur met voorhangprocedure) zal dit de behandelingsprocedure versnellen.68 Meer in het algemeen zal het actief betrekken van het nationale parlement voordelen hebben in termen van het beter gebruiken van de nationale wetsystematiek bij omzetting (het anders gebruiken van bestaande mogelijkheden binnen het bestaande grondwettelijke kader) en democratische legitimiteit.

Om een meer actieve rol van het parlement te garanderen, stellen we de introductie van een

behandelingsvoorbehoud voor, zoals dat op dit moment ook in het Verenigd Koninkrijk wordt gebruikt.69

68 Ingevolge artikel 1:7 Awb zijn voorhangprocedures bij implementatieamvb's overigens alleen van toegepassing wanneer voorwaardelijke delegatie is geregeld, en daarvan is slechts in een minderheid van de voorhanggevallen sprake.

69 In Denemarken wordt ook met zo’n voorbehoud gewerkt aangezien alle voorstellen door het nationale parlement moeten worden besproken. In Frankrijk wordt een voorbehoud gemaakt op het moment dat het

Om een behandelingsvoorbehoud – dat in de kern inhoudt dat de regering niet kan onderhandelen over een Europees wetgevingsvoorstel voordat het parlement dat heeft besproken – te realiseren, zouden de Tweede Kamer of de kamers gezamenlijk een selectiecommissie in kunnen stellen die, net als de scrutiny committee van het Britse parlement, beoordeelt welke voorstellen wél en welke niet aan de kamer(s) ter inhoudelijke bespreking worden voorgelegd. Dit voorkomt ook dat belangrijke dossiers waarvoor, om welke reden dan ook, geen of weinig belangstelling bij het parlement onbesproken blijven liggen. Selectie zorgt er ook voor dat de behandelingslast van voorstellen door de vaste kamercommissie aanzienlijk wordt gereduceerd, waardoor ook meer ruimte voor inhoudelijke behandeling ontstaat. Wordt een voorstel door de

selectiecommissie voor inhoudelijke bespreking doorverwezen naar een vaste Kamercommissie dan kan die na behandeling de regering gericht aandacht vragen voor punten die in onderhandelingen zouden moeten worden meegenomen. Het voorbehoud houdt in dat in de regel de regering de bespreking van de Kamer ook af moet wachten alvorens zelf een standpunt namens Nederland in de onderhandelingen in te brengen. De ervaringen in het Verenigd Koninkrijk laten zien dat dat niet tot vertragingen hoeft te leiden bij de onderhandelingen. De Britse ‘scrutiny’-procedure is flexibel opgezet, kent verschillende

uitzonderingsmogelijkheden, en de scrutiny committee werkt snel en deskundig. De Britse procedure kan vanzelfsprekend niet zomaar in Nederland worden geïmplementeerd, maar kan wel tot inspiratie dienen bij het nader doordenken van de Nederlandse behandeling van EG-voorstellen.

Bij de vraag welke commissie dan – als we het Britse voorbeeld zouden willen volgen - als sluiswachter (scrutiny committee) zou moeten fungeren, kan in de eerste plaats aan de bestaande commissies Europese Zaken van beide Kamers worden gedacht. Een alternatief is om de recent ingestelde Gemengde commissie toepassing subsidiariteit die, op dit moment als proef, de subsidiariteits- en proportionaliteitstoets in het kader van de protocollen bij de – niet goedgekeurde - Europese Grondwet uitvoert, in enige vorm met deze taak te belasten.

Wil het Nederlandse parlement zijn kansen nemen om beter betrokken te worden bij de onderhandeling over en de omzetting van richtlijnen dan is het daarnaast van groot belang dat de kennis van de

volksvertegenwoordigers over de Europese agenda en het Nederlandse aandeel in de Europese wetgevingsketen wordt vergroot.

2. Voer een actief, strategisch beleid ten aanzien van de omzetting van EG-richtlijnen

De voortgangsbewaking van de omzetting van richtlijnen is in Nederland in handen van de ICER. Dit is een interdepartementale commissie voorgezeten door vertegenwoordigers van de ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken, die onder meer de kwaliteit van de omzettingsmaatregelen moet bewaken. Ondanks het werk dat de commissie heeft verricht, is de ICER(-I)70 op dit ogenblik onvoldoende toegerust voor de voortgangsbewaking van de omzetting in de verschillende ministeries. De commissie is niet in staat om de vakministeries op de voortgang aan te spreken en afspraken te maken over de wijze waarop achterstanden worden opgelost.

Het ligt daarom voor de hand deze voortgangsbewaking op hoog ambtelijk niveau en wellicht op het niveau van één van de onderraden van de ministerraad te plaatsen, die dan speciaal wordt belast met de centrale verantwoordelijkheid voor de voortgangsbewaking. Op een dergelijk niveau kan met

parlement heeft aangegeven een motie over een dossier te willen opstellen. Verder kent ook Ierland een behandelingsvoorbehoud op basis van EU Scrutiny Act.

vertegenwoordigers van de betrokken ministeries worden overlegd over de voortgang en afspraken worden gemaakt over het moment waarop bepaalde richtlijnen worden omgezet. De huidige Coördinatie Commissie (CoCo) is daar nu nog niet op toegerust of op ingericht.

Naast deze structuur is het gewenst een strategisch beleid te ontwikkelen aangaande de omzetting van richtlijnen. Dit beleid zou het gewenste tempo van omzetting kunnen aangeven, waarbij tevens rekening kan worden gehouden met de belangen van de betreffende sector, vanzelfsprekend binnen de kaders die door de Europese Commissie worden gehanteerd.

3. Zet richtlijnen op een zo laag mogelijk niveau om en benut daarbij de bestaande wetgevingssystematiek en instrumenten ten volle

Wij bevelen aan om de mogelijkheden die de bestaande wetgevingssystematiek biedt – met gebruik van de reguliere instrumenten en delegatiemogelijkheden – beter te benutten en daarmee de omzetting van EG-richtlijnen op een zo laag mogelijk regelingsniveau te bevorderen. Het staat niet vast dat nieuwe generieke omzettingsinstrumenten of –procedures een groot en blijvend voordeel op het vlak van de

omzettingsversnelling teweeg zullen brengen, zeker als we dit afzetten tegen het latente potentieel van de huidige instrumenten en delegatiemogelijkheden. Daarnaast kleven er nogal eens constitutitioneelrechtelijke nadelen aan vergaande machtigingsconstructies in omzettingsinstrumenten. Het (nog beter) benutten van de bestaande wetgevingssystematiek maakt het bovendien beter mogelijk recht te doen aan de eigenheid van de om te zetten richtlijnen op een specifiek beleidsterrein.

4. Werk aan een breed gedragen, gezamenlijke Nederlandse beïnvloeding van Europese dossiers

Met de uitbreiding van de Europese Unie neemt de invloed van Nederland, als één van oprichters van de Unie, in absolute maar ook relatieve zin af. Tot nu toe lijkt in Nederland vooral een houding te hebben bestaan dat wat goed is voor Europa is ook goed voor Nederland. Dat is naar verwachting in de komende jaren niet meer houdbaar. Dat noopt ertoe de wijze waarop door Nederland in Brussel wordt geopereerd te wijzigen. Hierbij valt te denken aan een versterking van de rol van het nationale parlement in de fase van onderhandelingen, nauwere banden met leden van het Europese Parlement en een brede consultatie in de onderhandelingsfase met belangengroepen.