• No results found

Kosten en kostenontwikkeling van de zorg voor CVA-patiënten

Zorgen voor CVA-patiënten

6 Werken aan de chronische zorg: imago en praktijk

3.2 Kosten en kostenontwikkeling van de zorg voor CVA-patiënten

Op basis van de EDISSE-studie is een kostenschatting gemaakt van de zorg voor CVA-patiënten.9Omdat de EDISSE-studie een follow-up

duur had van 6 maanden, is voor de kostenschatting van de zorg vanaf 6 maanden na het CVA gebruik gemaakt van de ROSA-studie.13

Wanneer de geschatte zorgkosten per CVA-patiënt (gespecificeerd naar leeftijd en geslacht) worden gecombineerd met de incidentie en preva- lentie van CVA (gespecificeerd naar leeftijd en geslacht) kan een schat- ting worden gemaakt van de totale zorgkosten voor CVA-patiënten in 2000 en de toekomstige ontwikkelingen hierin. Hierbij is gebruik gemaakt van het RIVM Chronische Ziekten Model.20

Baseline scenario

De totale gezondheidszorgkosten voor CVA-patiënten in 2000 bedragen € 1,62 miljard. Deze kosten zijn onderverdeeld naar ziekenhuiszorg (€ 454 miljoen), extramurale zorg, bestaande uit paramedische zorg, thuiszorg, medicatie, hulpmiddelen en woningaanpassingen (€ 233 miljoen) en institutionele zorg, namelijk revalidatie- en verpleeghuiszorg (€ 930 miljoen). Het bedrag van € 1,62 miljard komt overeen met 4,4% van het totale gezondheidszorgbudget.

Daarnaast is ook een schatting gemaakt van de informele zorgkosten. De inzet van mantelzorgers wordt ten onrechte vaak als gratis aangemerkt.21

Ten eerste gaat de tijd die mantelzorgers aan de zorgtaak besteden, veelal ten koste van andere activiteiten, bijvoorbeeld huishouden, vrijetijds- besteding of (on)betaald werk. Dit kan leiden tot derving van inkomen en welzijnsverlies bij mantelzorgers. Eén op de vier mantelzorgers combi- neert de zorgtaak met (on)betaald werk en 6% van de mantelzorgers geeft aan gestopt te zijn met werken om zorg te kunnen (blijven) verle- nen. Bovendien maken mantelzorgers vaak extra kosten, bijvoorbeeld voor vervoer, oppas voor de patiënt of thuiswonende kinderen, of een particuliere hulp. Van de mantelzorgers jonger dan 65 jaar levert 17% inkomen in, 69% van de mantelzorgers maakt extra kosten, en 7% komt in financiële problemen als gevolg van mantelzorg.

Er zijn in het recente verleden verschillende methoden gebruikt om mantelzorg monetair te waarderen, leidend tot een ‘kostprijs’ van man- telzorg die varieert tussen € 7,80 en € 17,34 per uur.22

Een best ‘guesstimate’ is€ 10 per uur, een bedrag dat goed overeenkomt met hetgeen mantelzorgers die uit een persoonsgebonden budget worden vergoed, over het algemeen betaald krijgen.23Bij de kostenschatting van

de informele zorg is aangenomen dat alle thuiswonende CVA-patiënten informele zorg krijgen. De kosten voor de informele zorg in 2000 wor- den geschat op € 1,1 miljard.

Indien de kosten van de informele zorg worden meegerekend, kunnen de totale zorgkosten oplopen tot ruim € 2,7 miljard.

Figuur 3.3 Totale kosten van de zorg voor CVA-patiënten in 2000 en 2020 op basis van twee projecties: het standaard zorg scenario en het stroke services scenario (bewerking van

Struijs et al, 200620)

Figuur 3.3 toont de totale kosten van de zorg voor CVA-patiënten in 2000, het zogenaamde ‘baseline scenario’, en de totale kosten van de zorg voor CVA-patiënten in 2020 op basis van een ‘standaard zorg sce- nario’ en op basis van een landelijke implementatie van stroke services in 2020, het zogenaamde ‘stroke services scenario’. In het standaard zorg scenario blijft de organisatie van de zorg voor CVA-patiënten onveran- derd ten opzichte van 2000. In de scenario’s is een constant prijsniveau verondersteld (prijsniveau 2000) en er is, bij gebrek aan betrouwbare alternatieve gegevens, uitgegaan van gelijke mantelzorgbehoefte in beide scenario´s. De werkelijke kosten in 2020 zullen als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen aanzienlijk hoger liggen dan de hier gepresenteerde gegevens. In het stroke services scenario is gebruik gemaakt van de kos- tengegevens van de meest succesvolle stroke service (regio Delft).

Standaard zorg scenario

Bij een gelijkblijvende organisatie van de zorg zullen de totale gezond- heidszorgkosten voor CVA-patiënten in 2020 met ongeveer 28% toe- nemen, van € 1,6 miljard in 2000 tot ruim € 2 miljard in 2020. Ook voor de verschillende sectoren bedraagt de toename rond 28%. De kostenstijging wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door demo- grafische veranderingen als gevolg van de vergrijzing en veel minder door epidemiologische trends in risicofactoren (zie hoofdstuk 1).

Geschat wordt dat de informele zorgkosten met ongeveer 30% toe- nemen tot bijna € 1,5 miljard in 2020. De totale kosten van de zorg voor CVA-patiënten in 2020 komt daarmee op € 3,5 miljard.

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000

Baseline scenario Standaard zorg scenario Stroke services scenario Ziekenhuiszorg Extramurale zorg Institutionele zorg Informele zorg

Ma n Ma n Ma n V rouw V rouw V rouw T otaal T otaal Totaal

Stroke services scenario

Indien in 2020 stroke services landelijk zijn geïmplementeerd, zullen de totale gezondheidszorgkosten voor CVA-patiënten minder sterk stijgen, namelijk tot ongeveer € 1,8 miljard. Wanneer ook de informele zorg- kosten in beschouwing worden genomen, komen de totale kosten van de zorg in 2020 uit op € 3,3 miljard.

De ziekenhuiskosten nemen in vergelijking met het standaardaard zorg scenario (€ 586 miljoen) met 38% af tot € 366 miljoen. Dit wordt ver- oorzaakt door een aanzienlijke kortere opnameduur (van 21 verpleegda- gen in het standaard zorg scenario naar 13 verpleegdagen in het stroke services scenario).

De kosten van de revalidatie- en verpleeghuiszorg zijn ook lager dan in het standaard zorg scenario en komen uit op € 1,0 miljard (in plaats van € 1,2 miljard). Deze daling hangt samen met de gemiddeld kortere ver- pleegduur in verpleeghuizen als gevolg van de ‘ziekenhuisverplaatste sterfte’. De extramurale kosten nemen in het stroke services scenario toe met 45% tot € 430 miljoen ten opzichte van het standaard zorg scenario (€ 295 miljoen). De kosten van de extramurale zorg zijn hoger voor vrouwen, alleenstaanden en voor patiënten van 75 jaar en ouder, voornamelijk als gevolg van de grotere inzet van hulpverleners.

3.3 Conclusie

Als gevolg van de demografische vergrijzing zullen de kosten van de pro- fessionele zorg en de (verborgen) kosten van de informele zorg aanzien- lijk toenemen. De kostentoename kan worden teruggedrongen door de verdere implementatie van stroke services. Hierdoor treedt wel een ver- schuiving op van de zorg richting de extramurale sector en de mantel- zorg. Als gevolg hiervan is een stijging van arbeidsplaatsen in de thuis- zorg én het welzijnswerk te verwachten, door de stijgende behoefte aan ondersteuning van het toenemend aantal thuiswonende CVA-patiënten en hun informele zorgverleners. Daarnaast zal er mogelijk meer vraag zijn naar dagbehandeling en dagopvang.

De arbeidsmarktimplicaties voor de revalidatie en verpleeghuiszorg zijn naar verwachting beperkt in omvang. De gemiddelde opnameduur van CVA-patiënten in verpleeghuizen zal mogelijk iets dalen, maar daar tegenover staat dat er verschuivingen zullen optreden in patiëntenstro- men en zorgzwaarte. Verpleeghuizen dienen er rekening mee te houden dat zij als gevolg van de verkorte opnameduur in het ziekenhuis meer reactiveringspatiënten in zorg krijgen met mogelijk een hogere zorg- behoefte, maar ook te maken krijgen met ‘verplaatste sterfte’. Verpleeghuizen zullen als gevolg hiervan hun werkzaamheden binnen hun instellingen in twee richtingen moeten uitbreiden: enerzijds effectie- ve reactivering van CVA-patiënten zodat zij binnen afzienbare termijn naar huis kunnen worden ontslagen, en anderzijds adequate stervens-

begeleiding en terminale zorg van CVA-patiënten en ondersteuning en begeleiding van familie.

Literatuur

1Baan CA, Hutten JBF, Rijken PM (red.). Afstemming in de zorg.

Een achtergrondstudie naar de zorg voor mensen met een chronische aandoening. Bilthoven: RIVM / Utrecht: Nivel, 2003.

2Huijsman R, Klazinga NS, Scholte op Reimer WJM et al. Beroerte,

beroering en borging in de keten. Resultaten van de Edisse-studie van drie regionale experimenten met stroke service. Den Haag: ZonMw / Rotterdam: Erasmus Universiteit, 2001.

3Limburg M, Tuut MK. CBO-Richtlijn ‘Beroerte’ (Herziening).

[CBO Guideline ‘Stroke’ (Revision) Dutch Institute for Healthcare Improvement]. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144:1058-62.

4RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid, www.rivm.nl. 5van Straten A, Reitsma JB, Limburg M, van den Bos GAM,

de Haan RJ. Impact of stroke type on survival and functional health. Cerebrovascular Diseases 2001;12:27-33.

6Struijs JN, Baan CA, Slobbe LCJ, Droomers M, Westert GP.

Koppeling van geanonimiseerde huisartsgegevens aan ziekenhuis- registraties. Bilthoven: RIVM, 2004.

7www.prismant.nl.

8van Wijngaarden JDH, Scholte op Reimer WJM, van Exel NJA,

Klazinga NS, Huijsman R. Coördinatie in zorgketens: meer continuïteit, beter resultaat. Acta Hospitalia 2004;44:21-38.

9van Exel NJA, Koopmanschap MA, van Wijngaarden JDH, Scholte op

Reimer WJM. Costs of stroke and stroke services: determinants of patient costs and a comparison of costs of regular care and care organised in stroke services. Cost Effectiveness and Resource Allocation 2003;1:2.

10van Exel NJA, Koopmanschap MA, Scholte op Reimer WJM, Niessen

LW, Huijsman R. Cost- effectiveness of integrated stroke services: a prospective study in 411 Dutch patients. QJM 2005;98: 415-425.

11Scholte op Reimer WJM. Long-term care after stroke, studies on care

utilisation, quality of care and burden of caregiving. PhD Thesis, University of Amsterdam, 1999.

12van Straten A. Quality of hospital care and health outcomes after

13Bergman L, van der Meulen JH, Limburg M, Habbema JD.

Costs of medical care after first-ever stroke in the Netherlands. Stroke 1995;26:1830-1836.

14Visser Meily JMA. Caregivers, partners in stroke rehabilitation.

PhD Thesis, University of Utrecht, 2005.

15van Exel NJA, van den Berg B, van den Bos GAM, Koopmanschap

MA, Brouwer WBF. Mantelzorg in Nederland: een situatieschets van mantelzorgers bereikt via de Steunpunten Mantelzorg. Rotterdam: Erasmus MC, iMTA / Bilthoven: RIVM, 2002,

www.imta.nl/publications/0258a.html.

16van Exel NJA, Koopmanschap MA, van den Berg B, Brouwer WBF,

van den Bos GAM. Burden of informal caregiving for stroke patients: identification of caregivers at risk of adverse health effects.

Cerebrovascular Diseases 2005;19:11-17.

17Knipscheer K (red). Dilmemma’s in de mantelzorg.

Utrecht: NIZW, 2004.

18Zie: http://www.minvws.nl/dossiers/persoonsgebonden budget

pgb/feiten-en-cijfers-pgb.

19Ramakers C, van den Wijngaart M. Persoonsgebonden budget en

mantelzorg. Onderzoek naar de aard en omvang van de betaalde en onbetaalde mantelzorg. Nijmegen: ITS, 2005.

20Struijs JN, van Genugten MLL, Baan CA, Evers SMAA, van den Bos

GAM. Modeling the future costs of stroke in the Netherlands: impact of stroke services. Submitted 2006.

21van Exel NJA, van den Berg B, Koopmanschap MA, van den Bos

GAM, Brouwer WBF. Informele zorg: een goed om te waarderen. TSG 2004;82:236-242.

22van den Berg B. Informal care: an economic approach. PhD Thesis,

Erasmus University Rotterdam, 2005.

23van den Berg B, Schut FT. Het einde van gratis mantelzorg?

4 Organisatie en effectiviteit van de zorg: