• No results found

Koerswijzigingen binnen het COC in de jaren vijftig en begin jaren zestig

HOOFDSTUK 3: De studentenwerkgroepen, Nieuw Lila en het COC

3.1. Koerswijzigingen binnen het COC in de jaren vijftig en begin jaren zestig

In de jaren vijftig en zestig waren er verschillende groepen die invloed uitoefenden op de koers van het COC. Het COC was een op haarzelf gerichte organisatie, die voor een veilige omgeving voor haar leden wilde zorgen. Buitenstaanders waren meestal niet welkom op de bijeenkomsten. Deze nadruk op het creëren van een veilige omgeving voor de eigen leden ging ten koste van de inzet voor maatschappelijke verandering. Dit zorgde ervoor dat verschillende groepen kritiek hadden op het COC.

Vanaf 1954 organiseerde de Kleine Kring, een commissie binnen het COC verantwoordelijk voor culturele evenementen in Amsterdam, ook avonden waar buitenstaanders, niet-leden dus, welkom waren.338 Daarnaast organiseerde zij ‘Kom-op-de-koffie-avonden’, waar afdelingsbestuursleden en

336 Gert Hekma, Homoseksualiteit in Nederland van 1730 tot moderne tijd, (Amsterdam 2004), 73. 337 Ibidem, 73.

42 kaderleden in gesprek konden gaan met leden van het hoofdbestuur van het COC over wat er binnen de vereniging gaande was en hoe samenwerking kon worden verbeterd.339 De Kleine Kring was zo

betrokken bij de interne zaken van het COC.

De door de Kleine Kring georganiseerde bijeenkomsten in het clubgebouw van het COC leidden tot bezwaren van de afdeling Amsterdam. De afdeling vond dat dit contact met buitenstaanders binnen het clubgebouw ervoor zorgde dat te veel hetero’s op de hoogte waren van waar dit clubgebouw zich bevond.340 Op het congres van 1955 werd niettemin besloten dat de activiteiten

van de Kleine Kring in het clubgebouw zouden blijven plaatsvinden, omdat dit juist bij kon dragen aan een positief beeld van het COC. Anders zou het lijken alsof het COC iets te verbergen had.341 Het

COC keerde zich door deze activiteiten al meer naar buiten.

De Kleine Kring kreeg in 1961 de opdracht van het hoofdbestuur van het COC om zich bezig te houden met ‘kaderhervorming, het sociale werk in de vereniging en voorlichting naar binnen en naar buiten toe’.342 Haar werkzaamheden werden hiermee uitgebreid. De Kleine Kring leverde in deze tijd

kritiek op de organisatie van het COC.343 Volgens Warmerdam en Koenders heerste er in deze jaren

zelfs een revolutiestemming binnen de Kleine Kring; zij wilde de vereniging veranderen.344 De Kleine

Kring vond dat het COC en haar leden actief moesten bijdragen aan maatschappelijke verandering.345

Er werden inderdaad werkgroepen opgericht die zich bezighielden met het onderzoeken van de gewenste verandering. Dit leidde tot een rapport dat werd gepubliceerd in juni 1963 met daarin kritiek op de toenmalige vorm van het COC.346 De Kleine Kring vond onder andere dat het

hoofdbestuur te veel in groepen dacht: de homoseksuelen tegenover de heteroseksuelen.347

Al eerder, op het congres in april 1962, had de Kleine Kring opgeroepen tot een koerswijziging binnen het COC.348 Ook in het ledenblad Vriendschap kwam er in deze jaren steeds aandacht voor dit

onderwerp. Dit alles leidde tot spanningen binnen het toenmalige hoofdbestuur van het COC over de te volgen koers.349 In oktober 1963 werd daarom een congres gehouden over

statutenwijzigingen.350 Het voorstel van het hoofdbestuur om het uitgangspunt en de naam van de

vereniging niet te wijzigen werd verworpen, waarna het hoofdbestuur besloot op te stappen.351 In

november 1963 werd een nieuw hoofdbestuur aangesteld, dat ervoor koos om een andere koers te voeren waarin openheid naar de samenleving belangrijker werd.352 Deze ontwikkelingen maakten de

weg vrij voor veranderingen binnen het COC.

In oktober 1964 werd er een congres gehouden door het COC waar de nieuwe koers ter sprake kwam.353 Het ledenblad Vriendschap beschreef deze koerswijziging als volgt:

‘Het belangrijkste onderdeel van dat plan is de oprichting van een stichting die, met een grote mate van zelfstandigheid, zal gaan zorgen voor de activiteiten op het gebied van groeps- en

339 Ibidem, 161. 340 Ibidem, 161. 341 Ibidem, 161. 342 Ibidem, 165. 343 Ibidem, 165. 344 Ibidem, 165. 345 Ibidem, 165. 346 Ibidem 165-166. 347 Ibidem, 323.

348 Rob Tielman, Homoseksualiteit in Nederland. Studie van een emancipatiebeweging, 152. 349 Ibidem, 152

350 J.N. Warmerdam en P.Koenders, Cultuur en ontspanning, 323. 351 Ibidem, 321-323.

352 Ibidem, 323. 353 Ibidem, 323.

43

vormingsarbeid, individuele hulp, voorlichting en wetenschappelijk werk. De werkzaamheden van deze stichting moeten in de loop van de komende jaren geleidelijk op gang komen. Een ervan is nu al begonnen. In januari zal namelijk het eerste nummer verschijnen van een nieuw tijdschrift Dialoog, dat niet alleen gericht zal zijn op onze leden, maar ook op andere homofielen en op buitenstaanders.’354

De activiteiten zouden worden ondergebracht in een stichting die verbonden was met het COC, Stichting Dialoog.

Onderdeel van de discussie over de koers van het COC, was ook de houding ten opzichte van jongeren. Die waren een steeds belangrijkere rol in het COC gaan spelen. Al in 1953 was ruim een derde van de nieuwe leden van het COC tussen de 21 en 25 jaar, wat ervoor zorgde dat jongeren een steeds groter deel van het ledenbestand van het COC uitmaakten.355 In oktober 1952 had het COC

een bijeenkomst georganiseerd over de rol van het COC voor de jeugd, de groep tussen 15 en 25 jaar. Daar was ook besproken of het COC meer dan alleen een dansgelegenheid kon zijn voor jongeren. Moest het ook niet voor scholing moest zorgen?356 Hier kwam echter nog weinig van

terecht. Artikel 248bis bleef leidend voor het toelatingsbeleid van het COC.357 Pas in 1962 werd door

het hoofdbestuur van het COC besloten dat het COC zich bezig zou gaan houden met de opvang van 18 tot 21-jarigen.358

Er waren al eerder, eind 1952 en begin 1953, door de afdelingen Amsterdam en Rotterdam jongerenwerkgroepen opgericht.359 Maar deze werkgroepen wisten weinig te bewerkstelligen. De

toenmalige voorzitter van het COC Niek Engelschman verweet de jongeren dat ze alleen maar kritiek uitten op problemen zonder die werkelijk op te pakken.360 Dit leidde in juli 1953 zelfs tot de

opheffing van de jongerenwerkgroepen door het hoofdbestuur van het COC.361 Ook in 1960 werd er

gesproken over het organiseren van jongeren binnen het COC.362 De jongeren kregen in deze periode

dus steeds meer aandacht, maar er kwam nog weinig echt van de grond.