Voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen doen zich knelpunten en kansen voor die te maken kunnen hebben met bestaand gebruik en beheer in relatie tot de ecologische vereisten van de habitattypen en soorten. In het Savelsbos doen zich vooral knelpunten en kansen voor met betrekking tot het beheer en de
toestroom van water vanaf de hoger gelegen gebieden. Hier wordt vooral op de knelpunten gefocust. Hoofdstuk 6 gaat in op de maatregelen waar de kansen meer aan bod zullen komen In Tabel 3.12 worden de exacte knelpunten per
instandhoudingsdoel samengevat op basis van de voorgaande analyse van het voorkomen en de kwaliteit in het Savelsbos.
Tabel 3.12. Knelpunten per instandhoudingsdoel.
Instandhoudingsdoel Knelpunt Oorzaak
*pionierbegroeiingen op rotsbodem (H6110)
Beschaduwing Successie en beheer
Eutrofiëring N-depositie en bladafval van
omringende bomen en struweel Zorg over kwaliteit zaadbank en
kolonisatie mogelijkheden van soorten
Versnipperd voorkomen
* kalkgraslanden (H6210)
Eutrofiëring N-depositie en bladval
Vervilting Natuurlijke processen i.c.m.
beheer, graslanden vervilten bij te weinig afvoer van nutriënten.
Successie Natuurlijke processen i.c.m.
beheer. Graslanden verruigen bij te weinig beheer.
Zorg over kolonisatie mogelijk- heden van soorten
Versnipperd voorkomen ruigten en zomen
(H6430_C)
Successie Natuurlijke processen en
beheer. Successie naar bos bij geen beheer, naar grasland bij teveel beheer.
Eutrofiëring N-depositie / inspoeling van
voedingsstoffen. De verhouding waarin depositie en/of inspoeling en rol speelt in de verruiging is niet duidelijk.
Onbekendheid exacte ligging van dit habitat in het Savelsbos
Geen goede kartering beuken-eikenbossen
met hulst H9120)
Lichtval op de bosbodem Successie en beheer
Verzuring Natuurlijke processen,
strooiselopbouw door niet afvoeren nutriënten en steeds grotere dominantie van beuk (en in mindere mate eik) met verzuring door het strooisel als gevolg.
Eutrofiëring N-depositie / inspoeling van
grondstoffen Onduidelijkheid kwaliteits-
aspecten van dit habitat in het Savelsbos (bramen, verruiging)
Geen goede kartering van verruiging
eiken-
haagbeukenbossen (H9160_B)
Lichtval op de bosbodem Successie, bos wordt ouder en kronendak sluit met te weinig lichtval op de bodem voor voorjaarsflora. Daarnaast zorgt een vergrote lichtval voor verruiging door het versneld vrijkomen van voedingsstoffen a.g.v. stikstofdepositie.
Verzuring Natuurlijke processen, steeds
grotere dominantie van eik met verzuring door het strooisel als gevolg, minder lichtval op bosbodem vertraagt
Instandhoudingsdoel Knelpunt Oorzaak
strooiselafbouw en zorgt daardoor ook voor verzuring.
Eutrofiëring N-depositie / inspoeling van
grondstoffen Onduidelijkheid kwaliteits-
aspecten van dit habitat in het Savelsbos (bramen, verruiging)
Geen goede kartering van verruiging
*spaanse vlag (H1078) Interne versnippering. Beschik- baarheid van verschillende biotopen op korte afstand van elkaar (kleinschaligheid)
Natuurlijke processen en beheer
Populatiedichtheid en gebruik van het gebied onvoldoende bekend
Onvoldoende monitoring
vliegend hert (H1083) Versnippering (isolatie van de bestaande populatie)
Wegvallen goed biotoop in de omgeving van het Savelsbos Populatiedichtheid en gebruik
van het gebied onvoldoende bekend
Onvoldoende monitoring
Mogelijk gebrek aan geschikte stronken gekapte eiken voor populatietoename
Beheer en interne versnippering
meervleermuis (H1318), ingekorven vleermuis (H1321) en vale vleermuis (H1324
Beperkte gegevens over voorkomen
Onvoldoende monitoring door geen toegang tot groeven
Grofweg zijn de knelpunten in vier categorieën te plaatsen:
Versnippering: de oppervlakten van kalkgraslanden en pionierbegroeiingen op
rotsbodem zijn zeer beperkt en liggen ver uit elkaar. Voor de Spaanse vlag speelt interne versnippering. Dit geldt ook voor het vliegend hert, maar hier speelt vooral ook externe versnippering. Dat levert een risico op voor lokaal uitsterven en is dus een bedreiging voor de instandhoudingsdoelstellingen.
Eutrofiëring:
o Stikstofdepositie zorgt voor verzuring en eutrofiëring in alle habitats. o Instroom van voedselrijke stoffen bij hevige regenval op het plateau en
bovenaan de helling ontstaat door een oppervlakkige afstroom van water. Deze waterstroom leidt onder andere tot vorming van geulen over de gehele helling. Op deze plaatsen is momenteel een verruiging van de ondergroei zichtbaar, zoals een hoge bedekking met bramen. Het water is voedselrijk. Daarnaast leidt bladval tot een toename van de voedselrijkdom van kalkgraslanden en pionierbegroeiingen op rotsbodem.
Vervilting, verzuring, beschaduwing en lichtinval in relatie tot beheer: geschikte
standplaatsen voor kalkgraslanden en pionierbegroeiingen op rotsbodems hebben te lijden onder schaduwwerking en bladval van omringende bomen, net als een te extensief beheer. In de bossen sluit het kronendak zich door successie en het achterwege laten van een hakhoutcultuur waardoor er minder lichtval is op de bodem en er humusophoping plaatsvindt. Er wordt te weinig beheerd op het creëren van zoom-mantel-kernvegetaties. Dit vormt een bedreiging voor de de doelstellingen van kwaliteit en areaal van de instandhoudingsdoelen.
Kennisleemten: er is een gebrek aan kennis van de exacte huidige kwaliteit van
beuken-eikenbossen met hulst, eiken-haagbeukenbossen en de ligging van ruigten en zomen (droge bosranden). Daarnaast bestaan er te weinig gegevens
over het voorkomen van de habitatrichtlijnsoorten en het gebruik van de omgeving door de soorten. Tot slot is niet geheel duidelijk waar de
gesignaleerde verruiging in ruigten en zomen (droge bosranden) en de bostypen door veroorzaakt worden.
De eerste drie knelpunten zijn direct nadelig voor de instandhoudingsdoelstellingen. Het laatste knelpunt beperkt het zicht op de staat van instandhouding. Beide zijn ongewenst en vragen dus om maatregelen.
In hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op de oorzaken van de knelpunten. In hoofdstuk 6 wordt verder gegaan met de uitwerking van maatregelen om de bovenstaande knelpunten op te lossen.
4
Plannen, beleid en huidige activiteiten
Dit hoofdstuk beschrijft de relatie tussen de instandhoudingsdoelstellingen en de huidige activiteiten in en rond Savelsbos en hoe daarmee moet worden omgegaan. Uitgangspunten voor de beschrijving zijn de knelpunten, die de realisatie van de doelen voor de aangewezen habitats en soorten nu ondervinden (zie paragraaf 3.5).