• No results found

Knelpunten en effectanalyse bestaande activiteiten

Per knelpunt uit hoofdstuk 3 wordt nu beschreven wat de relatie is met de bestaande activiteiten. Voor ieder knelpunt volgt de conclusie of specifieke

bestaande activiteiten een dergelijke grote invloed hebben dat er actie nodig is om de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen te kunnen behalen. Daarbij kan de focus liggen op het aanpakken van de activiteit, of op het aanpakken van de gevolgen van de activiteit. In hoofdstuk 6 (visie en strategie) wordt toegelicht op welke wijze de instandhoudingsdoelstellingen behaald worden en welke keuze en uitgangspunten daaraan ten grondslag liggen.

Uit de analyse in hoofdstuk 3 blijkt dat voor verschijnselen in het veld vaak een aantal oorzaken zijn aan te wijzen. Om het verhaal niet te complex te maken, wordt hieronder apart naar de verschillende oorzaken gekeken (zie Tabel 4.1).

Tabel 4.1. Knelpunten per habitattype of per soort

Habitattypen en habitatsoorten

knelpunten sector (+activiteit)

Droge heide Verzuring en verrijking door N- depositie

Landbouw, wegen, industrie: N- uitstoot

Ontbreken van overgangszones door verdroging

landbouw: aanleg ontwateringsmiddelen Actieve Hoogvenen Verzuring en verrijking door N-

depositie

Landbouw, wegen, industrie: uitstoot N. Verdroging Landbouw: Diepe grondbewerkingen Drainage Zandwinningen Grondwateronttrekking Herstellende hoogvenen

Verzuring en verrijking door N- depositie

Landbouw, wegen, industrie: N- uitstoot

Verdroging Landbouwactiviteiten (diepe grondbewerking / drainage) Zandwinningen

grondwateronttrekking

Kraanvogel Verstoring van rust Recreatie, jacht, faunabeheer en schadebestrijding

Toendrarietgans Verstoring van rust Veranderende landbouw werkzaamheden Geoorde fuut Verzuring en verrijking door N-

depositie.

Landbouw, wegen, industrie: Uitstoot N.

Vorming opslag vegetatie op broedplekken (zie knelpunt verdroging) Landbouw: Diepe grondbewerkingen Drainage Zandwinningen Grondwateronttrekking

4.3.1 Verzuring en verrijking (depositie) van droge heiden

Door stikstofdepositie zijn de typische soorten, die kenmerkend zijn voor de droge heide grotendeels afwezig. Verzuring speelt ongetwijfeld een rol, maar de precieze effecten zijn onbekend. Plantensoorten van droge heiden hebben een kortlevende zaadbank, eenmaal verdwenen komen de soorten niet vanzelf terug! De precieze oorzaak is onbekend, dit is een leemte in kennis. Zie aanvullend onderzoek bij 5.7.3. Door welke sectoren stikstofdepositie op Engbertsdijksvenen terecht komt staat uitgewerkt in hoofdstuk 5. Via uitvoering van de PAS-maatregelen (o.a. kleinschalig plaggen) wordt dit knelpunt naar verwachting kleiner. Ook generieke maatregelen ter verkleining van de stikstofdepositie werken hier positief in door. Vestiging van nieuwe en vergroting van stikstofbronnen dient met het (beleids)instrument van uitgifte ontwikkelingsruimte in goede banen te worden geleid.

4.3.2 Het ontbreken van overgangszones droge heiden

Overgangszones zijn van belang voor de diversiteit van flora en fauna. Tussen de droge heide en het hoogveen zijn geen goede overgangssituaties waardoor deze diversiteit ontbreekt. De oorzaak van het ontbreken van deze zones ligt vooral in het droog leggen van een gebied aan de noordzijde van de heide en een restant van een watergang aan de zuidzijde. Aan de noordzijde heeft er een drooglegging plaats gevonden ten einde de muggenoverlast te beperken. In het beheer zal de invloed van het restant van de watergang beperkt moeten worden.

Via de maatregelen (zie hoofdstuk 5) wordt voorzien in een verbetering van de hydrologische situatie ten noorden van de droge heide, zodat dit knelpunt waarschijnlijk wordt opgelost.

4.3.3 Verzuring en verrijking van actieve hoogvenen

Door stikstofdepositie treden allerlei nadelige gevolgen op in actieve hoogvenen. Hierdoor treedt bijvoorbeeld vergrassing op en is er ook een toename van andere soorten zoals berk. Een nauwkeurige beschrijving van gevolgen is beschreven in paragraaf 3.7.2 en 3.7.5. Hier wordt echter ook aan gegeven dat de effecten van deze verzuring onbekend zijn. Dit is een leemte in kennis. Door welke sectoren stikstofdepositie op Engbertsdijksvenen terecht komt staat uitgewerkt in hoofdstuk 5. Via uitvoering van de PAS-maatregelen wordt dit knelpunt naar verwachting een stuk kleiner. Ook generieke maatregelen ter verkleining van de stikstofdepositie werken hier positief in door. Vestiging van nieuwe en vergroting van stikstofbronnen dient met het (beleids)instrument van uitgifte ontwikkelingsruimte in goede banen te worden geleid.

4.3.4 Verdroging van actieve hoogvenen

Verdroging door ontwatering in de omgeving resulteert in een verlaging van het grondwaterpeil onder hoogveenrestanten en onderbreking of vermindering van de toevoer van grondwater. Ook resulteert het in grotere fluctuaties in de

vochtvoorziening van veenmossen, afname van de hoeveelheid van die veenmossen en daarop volgende effecten, evenals verdere verdroging door een grotere

interceptieverdamping van hogere planten. Daarnaast resulteert het in een verminderde aanvoer van koolstof en methaan die nodig is voor de groei van de acrotelm. Tenslotte resulteert het in een toename van de afbraak en mineralisatie van het veen, waardoor de beschikbaarheid van nutriënten toeneemt en eutrofiëring optreedt.

Op basis van onderzoek (Arcadis (2012), Jansen et al. (2013), Arcadis (2014), Meij, de (2014)), is duidelijk geworden dat niet uitgesloten kan worden dat bepaalde activiteiten een significant negatief effect hebben op de verdroging van actieve hoogvenen. Dit betreft landbouwactiviteiten (zie §4.4.4), perceelsontwatering (zie §4.4.5) en grondwateronttrekkingen (zie §4.4.6) die uitgevoerd worden binnen een bepaalde afstand van het Natura2000-gebied. In dit beheerplan wordt er geen vrijstelling verleend voor het uitvoeren van deze activiteiten. Dit betekent dat het reguliere afwegingskader van de Nb-wet 1998 van toepassing is, wat inhoudt dat er een vergunningplicht bestaat voor "projecten of andere handelingen" die een "significant verstorend effect kunnen hebben op actieve hoogvenen, waarvoor het gebied is aangewezen" (art. 19d lid 1 Nb-wet 1998). Bestaand gebruik is

uitgezonderd van de vergunningplicht, tenzij er sprake is van een project dat significante gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied (art. 19d lid 3 Nb- wet 1998).

4.3.5 Verdroging van herstellend hoogveen

De criteria van beoordeling met betrekking tot bestaand gebruik van herstellend hoogveen zijn gelijk aan de criteria actieve hoogvenen.

4.3.6 Verstoring van rust kraanvogel

De activiteiten waarbij geluid en/of beweging een rol spelen kunnen kraanvogels verstoren. De soort stelt rust op prijs en accepteert alleen een geringe mate van verstoring, al lijken ze ook te kunnen wennen aan bepaalde typen verstoring16. De

verstoringsafstand verschilt per activiteit. Maar in zijn algemeenheid geldt dat activiteiten die plaatsvinden op meer dan 500 meter van een foeragerende kraanvogel niet leiden tot significante verstoring van de kraanvogel. Dit geldt alleen gedurende de trekperiode van de kraanvogel én indien de vogel zich ook daadwerkelijk bevindt in en rondom de Engbertsdijksvenen.

De gedeeltelijke afsluiting voor publiek binnen het Natura 2000-gebied

Engbertsdijksvenen (zie hoofdstuk 6) draagt onder meer bij aan het behoud van de kwaliteit van het leefgebied en het garanderen van rust voor de kraanvogel. Dit wordt al door Staatsbosbeheer uitgevoerd.

4.3.7 Verstoring van rust toendrarietgans

Staat van instandhouding van de toendrarietgans is gunstig (zie §3.7).

Er zijn geen knelpunten bekend ten aanzien van de doelstelling. Gebrek aan rust kan mogelijk tot verstoring leiden, maar gezien de kwaliteit van het leefgebied en de trend levert dit geen acuut knelpunt op.

4.3.8 Knelpunten bij Geoorde fuut

Enige achteruitgang in omvang broedgebied ten gunste van het habitattype herstellende hoogvenen (H7120) is toegestaan. (zie §2.1)

Voorlopige conclusie voor de Geoorde Fuut: Voor deze soort is N-depositie WEL een knelpunt, omdat het hele leefgebied van de soort samenvalt met N-gevoelig biotoop (Lg4 Zure vennen; de waterplassen in het veengebied). Op basis van de best aanwezige wetenschappelijke kennis zijn er naar verwachting voldoende

herstelmaatregelen opgenomen. Deze vallen immers samen met hoogveenherstel. De verdrogingsproblematiek wordt daarmee ook terug gebracht naar aanvaardbaar niveau. Het vrijstellen van de oevers van de vennen waar de geoorde fuut broedt, is inbegrepen in de maatregel “berken verwijderen” Na het verwijderen van de berken

op de oever kan geen bladinval of beschaduwing door deze berken meer optreden. Deze beheersmaatregel is ook noodzakelijk voor de hoogvenen.

Verstoring is geen knelpunt bij de geoorde fuut. Vandaar dat de meeste activiteiten geen negatief effect hebben op de geoorde fuut.

De oorzaak van de negatieve trend bij de geoorde fuut is onbekend aangezien het gebied in de tijd niet wezenlijk is veranderd, en er blijkbaar tussen 1999 en 2003 wel voldoende draagkracht was voor de geoorde futen. We constateren daarom een kennislacune betreffende de negatieve trend van de geoorde fuut. Onderzoek naar de achteruitgang van de geoorde fuut is mede hierom noodzakelijk.