• No results found

Bijlage 1: Uitnodiging interview voor pedagogisch medewerkers binnen steekproef

Bijlage 2: Script interview pedagogisch medewerker

Bijlage 3: Script introductie interview pedagogisch medewerker

82

Bijlage 1: Uitnodiging interview voor pedagogisch medewerkers binnen

steekproef

Beste pedagogisch medewerker,

Met goedkeuring van uw leidinggevende, □□□□□□ □□□□ (□□□□□@□□□□□□□□□.□), neem ik contact met u op.

Mijn naam is Margot Pop. Ik ben werkzaam bij □□□□□□ □□, het taaltoetsbureau dat bij u de taaltoets vve heeft afgenomen. Naast mijn werkzaamheden bij □□□□□□ □□ ben ik student

Taalwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Op dit moment ben ik bezig met afstuderen.

Tijdens mijn werk bij □□□□□□ □□ kom ik veel in aanraking met pedagogisch medewerkers die op vve-groepen werken. Ook in mijn afstudeeronderzoek richt ik mij op deze doelgroep.

Graag zou ik u interviewen over uw visie en ervaringen met de taaltoets: sluit de toets goed aan op de praktijk? Kom je op de werkvloer in aanraking met taal? Is de taaltoets geschikt?

Achtergrond van het onderzoek

In mijn onderzoek wil ik kijken naar de link tussen de door het Rijk gestelde taaleis (niveau 2F voor de vaardigheden schrijven en taalverzorging, niveau 3F voor de vaardigheden lezen, luisteren en spreken/gesprekken voeren) en de vve-praktijk. Ik denk dat u als pedagogisch

medewerker dat het beste kunt inschatten: wat vindt u dat er beter kan? Hoe kan de toets beter bij de praktijk aansluiten?

Graag zou ik u deze vragen in een interview stellen. Het interview zal één op één met mij plaatsvinden en zal ongeveer een uur in beslag nemen. Het kan zowel overdag als ’s avonds plaatsvinden. Ik kan naar uw vve-locatie komen om het interview af te nemen.

83 Verwerking resultaten

Ik wil graag benadrukken dat ik deze interviews zal afnemen vanuit mijn rol als student: ik zal tijdens dit interview geen toetsen afnemen of op een andere manier uw taalniveau meten. Het horen van uw eigen ervaringen biedt mij inzicht in de dagelijkse praktijk van de vve. De

resultaten van het onderzoek zullen anoniem verwerkt worden en zullen niet gelinkt worden aan de bij □□□□□□ □□ bekende gegevens. Mijn collega’s bij □□□□□□ □□ krijgen geen inzicht in de ruwe onderzoeksdata.

De resultaten van het onderzoek zullen anoniem verwerkt worden en zullen terug te lezen zijn in mijn scriptie. Uiteraard is mijn scriptie na mijn afstuderen ook voor u in te zien, mocht u daarin geïnteresseerd zijn.

Ik hoor graag van u of u mee wil werken aan het onderzoek. Zo ja, dan zou ik graag een

interview inplannen in week 34 (17 t/m 23 augustus), week 35 (24 t/m 30 augustus) of week 36 (31 augustus t/m 6 september).

Ik hoor graag welke dag(en)en/of tijdstip(pen) u het beste uitkomen, zodat we een afspraak kunnen maken.

Mocht u naar aanleiding van deze e-mail nog vragen hebben, dan beantwoord ik die graag. U kunt mij bellen of e-mailen.

Met vriendelijke groet,

Margot Pop

□□□□□□ □□@□□□□.□□□ □□-□□□□□□ □□

84

Bijlage 2: Script interview pedagogisch medewerker

Wat is uw leeftijd?

In welk land bent u geboren? Wat is uw moedertaal?

Welke andere talen spreekt u?

- Welke taal spreekt u op uw

werk?

o Met wie? (ouders, kinderen, collega’s, leidinggevende) Wat is uw opleidingsachtergrond? Welke opleiding hebt u gevolgd? Op welk niveau?

In welk jaar hebt u uw diploma behaald?

Hebt u daarnaast nog trainingen of scholingen gevolgd?

Hebt u een vve-certificaat? ja / nee

- Wat voor certificaat?

Op welke vve-locatie bent u werkzaam?

Hoe lang bent u werkzaam in de vve? Hoe lang bent u werkzaam op deze vve-locatie?

Zijn alle groepen op deze instelling vve-groepen, of alleen bepaalde groepen?

Met welk vve-programma werkt u? Hebt u in het verleden met andere vve- programma’s gewerkt?

ja / nee

85

Zijn er meertalige kinderen of kinderen met een NT2-achtergrond op de groep?

ja / nee Slaagt die meertaligheid? (Lukt het om

de kinderen goed Nederlands te leren?)

ja / nee

- Maken de thuistaal- en cultuur

van het kind deel uit van het curriculum? (In de vorm van onderwijs in de moedertaal of aanmoedigen/verwelkomen thuiscultuur) ja / nee - Worden minderheidsgemeenschappen aangemoedigd deel uit te maken van de scholing van hun kind? (bijv. door het thuis oefenen van leesvaardigheid)

ja / nee

- Worden kinderen gestimuleerd

om zelf actief op zoek te gaan naar kennis? (Door niet alleen aangereikte kennis tot zich te nemen, maar ook zelf actief op zoek te gaan naar nieuwe kennis. Bijvoorbeeld kennis over sociale of academische vaardigheden)

ja / nee

- Wordt het individuele kind

kritisch bekeken als het

achterloopt, of wordt er dan ook gekeken naar de sociale context en de schoolomgeving? (Wordt taal meteen gezien als de veroorzaker van

achterblijvende prestaties of wordt er verder gekeken naar andere mogelijke oorzaken?)

ja / nee

Wordt er onderwijs in de moedertaal aangeboden aan de meertalige kinderen?

86

Hoe wordt er op de instelling waar u werkt gewerkt aan de taalvaardigheid van kinderen?

- Wordt er bijvoorbeeld

aandacht besteed aan woordenschat? Op welke manier?

Hoe wordt de woordenschat van kinderen op de instelling waar u werkt uitgebreid?

- Hoe wordt bepaald welke

woorden kinderen

aangeboden moeten krijgen? o Wordt dat bepaald op basis van frequentie? (hoe vaak komt het voor en spreiding) o Wordt dat bepaald op

basis van nut? (bijvoorbeeld woorden die belangrijk zijn om de instructie of uitleg te begrijpen, te kunnen praten over dingen die het kind bezighoudt, te kunnen reageren op veelvoorkomende vragen en opdrachten, schooltaal te kunnen begrijpen, om definities en omschrijvingen te snappen) o Wordt er ingesprongen op pregnante context (een situatie doet zich voor, een nieuw woord wordt daaraan

gekoppeld zonder dat vooraf besloten te hebben)

87

Welke vve-methode gebruikt u op de instelling waar u werkt?

Kunt u iets vertellen over de methode? Wordt daarin ook aandacht besteed aan…

- De kennis over de

ontwikkeling van jonge

kinderen en de manier waarop jonge kinderen leren?

- De kwaliteit van de interactie

tussen leidster en kind?

- Aansluiting bij de

belevingswereld en interesse van het kind?

- Brede ontwikkeling (niet alleen

taalontwikkeling, maar ook sociaal-emotionele

ontwikkeling et cetera)?

- Intensief observeren van de

kinderen?

- Een gevarieerde materiële

omgeving?

- Veel keuzemogelijkheden in

88

De volgende vragen hebben betrekking op de taaltoets.

Wanneer bent u begonnen met de intake bij □□□□□□ □□?

Wat is uw huidige niveau voor de verschillende vaardigheden? - Lezen - Luisteren - Spreken/gesprekken voeren - Schrijven - Taalverzorging

U hebt een scholing gevolgd voor het onderdeel spreken/gesprekken

voeren. Zijn er nog meer vaardigheden waarvoor u een scholing hebt

gevolgd?

- Voor welke vaardigheden?

Vindt u de taaltoets belangrijk?

- Waarom?

Merkt u dat u bewuster met

taalvaardigheid bezig bent sinds het behalen van de taaltoets?

- Kunt u daar voorbeelden van

geven?

Wat vindt u van de afstemming van de taaltoets op de vve-praktijk?

- Sluit het aan op de praktijk? Ja/nee

- Wat kan er anders of beter?

- Geldt dat voor specifieke

vaardigheden of voor alle vaardigheden?

89

De volgende vragen hebben betrekking op de scholing die u hebt gevolgd naar aanleiding van het niet behalen van de vaardigheid spreken/gesprekken voeren.

Bij welke taalaanbieder hebt u scholing gevolgd?

Uit hoeveel bijeenkomsten bestond de training?

Hoeveel uur duurde de training in totaal?

Uit hoeveel deelnemers bestond de groep?

Hoe werd er aandacht besteed aan…

- Het introduceren van nieuwe

kennis of nieuwe werkwijzen? (bijv. door een activiteit buiten de klas of een kennistoets)

- Het oefenen van de nieuwe

kennis of werkwijzen? (bijv. door rollenspellen of het linken aan een praktijksituatie)

- Evalueren van nieuwe kennis

of werkwijzen? (bijv. door het aangeven van eigen sterktes en zwaktes of door

oplossingen te bespreken)

- Reflectie op de nieuwe kennis

of werkwijzen (bijv. door het bijhouden van ervaringen of geven van positieve feedback)

- Beheersing van de nieuwe

kennis of werkwijzen (bijv. door een kader aan te reiken of een set criteria te bieden aan de hand waarvan je zelf je prestaties kan evalueren) Bent u tevreden over de scholing die u gevolgd hebt?

90

Hebt u ook een training voor interactievaardigheden gevolgd?

- TINK of Oog voor interactie?

- Wat hebt u geleerd van de

training?

- Welke training vond u meer

nuttig voor het veranderen van uw taalgedrag naar de

kinderen toe?

We zijn nu aangekomen bij het laatste deel van het interview. Ik stel u eerst een vraag. Daarna vraag ik u een pagina in te vullen in deze bijlage (geef bijlage met kijkwijzer om in te vullen). Steeds als u een pagina ingevuld hebt, slaat u de bladzijde NIET om. Ik geef aan wanneer u de pagina kunt omslaan om het volgende gedeelte in te vullen.

Hoe werkt u aan het behalen van vooraf geformuleerde taaldoelen?

Vul nu in het schema op bladzijde 2 in welke score u zichzelf geeft voor de verschillende indicatoren. U geeft een score voor de situatie voordat u niveau 3F behaalde voor het onderdeel spreken/gesprekken voeren en nadat u niveau 3F haalde voor het onderdeel spreken/gesprekken voeren. Sla de bladzijde daarna niet om.

Hoe werkt u aan de verwerving van het Nederlandse klanksysteem?

Vul nu in het schema op bladzijde 3 in welke score u zichzelf geeft voor de verschillende indicatoren.

Hoe werkt u aan betekenisleer en woordenschat?

Vul nu in het schema op bladzijde 4 in welke score u zichzelf geeft voor de verschillende indicatoren.

Hoe werkt u aan zinsbouw en woordvorming?

Vul nu in het schema op bladzijde 5 in welke score u zichzelf geeft voor de verschillende indicatoren.

91

Hoe werkt u aan pragmatiek? (Sociale regels die bij taal komen kijken, zoals niet door elkaar heen praten of welke woorden je wanneer gebruikt)

Vul nu in het schema op bladzijde 6 in welke score u zichzelf geeft voor de verschillende indicatoren.

Hoe werkt u aan mondelinge

communicatie? (Kinderen leren om op een sociale en effectieve manier te leren communiceren)

Vul nu in het schema op bladzijde 7 in welke score u zichzelf geeft voor de verschillende indicatoren.

Hoe werkt u aan ontluikende

geletterdheid? (Beginnende lees- en schrijfvaardigheid)

Vul nu in het schema op bladzijde 8 in welke score u zichzelf geeft voor de verschillende indicatoren.

92

Bijlage 3: Script introductie interview pedagogisch medewerker

Voordat we beginnen met het interview, zal ik kort uitleggen wat de bedoeling is. Door middel van het voeren van deze interviews probeer ik inzicht te krijgen in de vve-praktijk en de ervaringen die u hebt met de taaltoets.

Het interview duurt ongeveer een uur.

Eerst zal ik een aantal vragen over uw achtergrond stellen. Daarna zal ik u vragen stellen om inzicht te krijgen in de situaties en ervaringen die u hebt met vve-groepen.

Ik wil graag benadrukken dat ik deze interviews zal afnemen vanuit mijn rol als student: ik zal tijdens dit interview geen toets afnemen of op een andere manier uw taalniveau meten. Het horen van uw eigen ervaringen biedt mij inzicht in de dagelijkse praktijk van de vve. De resultaten van het onderzoek zullen anoniem verwerkt worden en zullen niet gelinkt worden aan de bij □□□□□□ □□ bekende gegevens. Mijn collega’s bij □□□□□□ □□ krijgen geen inzicht in de ruwe

onderzoeksdata.

Ik neem dit interview op, zodat ik het later terug kan luisteren als het niet lukt om alle antwoorden meteen mee te schrijven. Na afloop van het onderzoek zal ik het geluidsbestand verwijderen. Niemand anders dan ikzelf heeft toegang tot het geluidsbestand.

Als u voorafgaand, tijdens of na afloop van het interview vragen hebt, kunt u die altijd stellen.

Ik wil u vragen om de inhoud van het interview geheim te houden tot de resultaten in mijn scriptie gepubliceerd zijn.

93

Bijlage 4: Kijkwijzer in te vullen door informant

ALGEMEEN

Het kind bereikt alle geformuleerde taaldoelen.

1 = nog niet aanwezig

2 = staat in de kinderschoenen 3 = voor verbetering vatbaar 4 = gaat goed

<3F 3F

Op het programma staan grote en kleine groeps- en individuele activiteiten. Ik heb van tevoren bedacht aan welk(e) taaldoel(en) ik werk. Ik heb ook bedacht hoe ik deze evalueer.

Ik gebruik systematisch observatie- en toetsingsitems (gekoppeld aan de doelen c.q. de werkwijze van het vve-programma).

Ik leg observaties systematisch vast in een dossier.

Ik gebruik observaties om de ontwikkeling van het kind te volgen. Ik neem initiatief om kinderen aan te melden voor kinderbespreking. Ik gebruik hiervoor de observaties bij kinderbesprekingen met collega’s en/of ouders.

94 KLANKSYSTEEM

(als NT2-kinderen in groep)

- Het kind heeft alle klinkers en medeklinkers verworven. - Het kind laat onbeklemtoonde lettergrepen niet langer weg.

1 = nog niet aanwezig

2 = staat in de kinderschoenen 3 = voor verbetering vatbaar 4 = gaat goed

<3F 3F

Ik neem in het algemene aanbod dagelijks liedjes, versjes en spelletjes op.

Ik signaleer in welke fase van de klankontwikkeling een kind zich bevindt.

Ik kies passende klankspelletjes. Het accent ligt op plezier en ontdekken: stem/spraakexpressie en –vaardigheid in het algemeen. Ik ben alert op moedertaalgebonden klankontwikkelingsverschillen en laat het kind door feedback horen hoe het correct klinkt.

Ik oefen specifieke klanken met kinderen als dat op grond van hun moedertaal noodzakelijk is (bijv. verschil tussen /i/ en /ie/ bij Berbersprekers).

Ik beschik zelf over een helder stemgeluid. Ik varieer in stem- en spraakgebruik wat betreft intonatie, volume en timbre.

95 BETEKENISLEER EN WOORDENSCHAT

Het kind heeft een actieve woordenschat van ongeveer 2.000 woorden.

1 = nog niet aanwezig

2 = staat in de kinderschoenen 3 = voor verbetering vatbaar 4 = gaat goed

<3F 3F

Ik leer de kinderen dagelijks 4 tot 5 nieuwe woorden aan

(voorbewerken en semantiseren). Deze woorden koppel ik bij voorkeur aan het thema of het prentenboek in de kleine en de grote groep. Ik heb in mijn voorbereiding opgenomen hoe ik de woordbetekenis kan omschrijven/uitleggen

Ik leg de woordbetekenissen helder en duidelijk in mijn eigen woorden uit (semantiseren)

Ik maak bij het semantiseren gebruik van concrete materialen en/of plaatjes/prentenboeken om de woorden uit te beelden/te laten zien/aanschouwelijk te maken.

Ik onderneem gedurende de dag activiteiten (spel(letjes)) met de woorden (en de concrete materialen/prentenboeken) om te zorgen dat de kinderen de woorden opnieuw horen en kunnen gebruiken

(consolideren). Ik varieer hierbij in groepsgrootte en werkvorm.

Ik check aan het eind van een thema/week spelenderwijs in hoeverre de kinderen de woorden beheersen.

Ik houd per thema bij welke nieuwe woorden ik de kinderen heb aangeboden door voorbereidingsformulieren/registratieformulieren te gebruiken (controleren registreren).

Ik heb (en verwerf meer) inzicht in hoe de kinderen de woordenschat (al) actief gebruiken, doordat ik tijdens een activiteit differentiatie aanbreng in mijn aanbod, handelen en vragen stellen.

96 ZINSBOUW EN WOORDVORMING

- Het kind maakt zinnen met een vervoegd werkwoord.

- Het kind kent het verschil tussen de tussen de eerste, tweede en derde persoon

enkelvoud (ik, jij, hij/zij).

- Het kind gebruikt verleden-tijdvormen.

- Het kind maakt samengestelde zinnen met nevenschikkingen en onderschikkingen. - Het kind gebruikt onbepaalde voornaamwoorden.

- Het kind gebruikt bijvoeglijke naamwoorden. - Het kind maakt vraagzinnen.

- Het kind gebruikt het woordje er.

1 = nog niet aanwezig

2 = staat in de kinderschoenen 3 = voor verbetering vatbaar 4 = gaat goed

<3F 3F

Ik voer dagelijks gesprekjes met kinderen, in de grote kring, in de kleine kring en individueel, ook bij spel.

Ik lok handelingen bij het kind uit en benoemt deze, ook bij spel. Ik ben zelf het sprekende voorbeeld voor de kinderen wat betreft stem, spraak- en taalvaardigheid.

Ik lok taal uit door het kind handelingen te laten verwoorden, ook bij spel.

Ik pas mijn taalgebruik zo aan dat het net boven het niveau van het kind is.

Ik houd het gesprek gaande door:

- In te gaan op de inhoud van wat de kinderen zeggen. - Het taalgebruik van de kinderen in grammaticale zin

impliciet te verbeteren: ik reageer op de inhoud en laat op die manier horen hoe de taal correct gebruikt wordt. - Te herhalen wat het kind zegt, grammaticaal correct. - Door kinderen op elkaar en op mijzelf te laten reageren.

97 PRAGMATIEK

- Het kind kan praten over thema’s buiten het hier-en-nu.

- Het kind is in staat zijn taalgebruik aan te passen aan de leeftijd, toestand en

informatiebehoefte van de gesprekspartner.

- Het kind is in staat om een verhaal na te vertellen aan de hand van een plaatjesboek.

1 = nog niet aanwezig

2 = staat in de kinderschoenen 3 = voor verbetering vatbaar 4 = gaat goed

<3F 3F

Ik benoem en handel zelf, zoals ik wil dat de kinderen (gaan) doen. Ik maak gebruik van spel- en bewegingsvormen.

Ik geef de kinderen de gelegenheid zelf initiatief te nemen tijdens het meespelen in de hoeken.

Ik lees dagelijks voor, in elk geval in een kleine groep/individueel, zodat de kinderen direct met mij mee kunnen kijken in het boek. Ik koppel wat ik zeg/voorlees aan handelingen/plaatjes/voorwerpen. Ik geef de kinderen de gelegenheid zelf te reageren op de plaatjes in het boek.

98 MONDELINGE COMMUNICATIE

- Het kind gaat uit zichzelf enthousiast aan de gang met klanken en woorden. - Het kind breidt zijn woordenschat uit door het taalaanbod.

- Het kind maakt langere zinnen.

- Het kind kan een gesprek voeren met de leidster en andere kinderen.

- Het kind kan antwoorden op luister- en voorspelvragen n.a.v. een prentenboek. - Het kind is zich bewust van de structuur in verhalen. Het vertelt verhalen. Het kan

praten over de gebeurtenissen in verhalen.

- Het kind doet kennis op en leert woorden om te beschrijven wat het te weten is

gekomen.

- Het kind heeft geleerd zijn mening te geven en vergelijkingen te maken. - Het kind is in aanraking gekomen met gespreksregels.

- Het kind is op speelse wijze bezig met taal.

1 = nog niet aanwezig

2 = staat in de kinderschoenen 3 = voor verbetering vatbaar 4 = gaat goed

<3F 3F

Ik koppel wat ik zeg/voorlees aan handelingen/plaatjes/voorwerpen, ook tijdens het meespelen.

Ik verwoord handelingen van de kinderen als zij dit zelf nog niet kunnen/durven en heb daarbij oog voor de non-verbale reacties, ook bij spel.

Ik check of de kinderen mij blijven volgen door in het gesprek/tijdens het voorlezen/in het spel stiltes te laten vallen en ruimte te bieden aan (non-)verbale interactie.

Ik creëer veiligheid en duidelijkheid door afspraken over

beurtverdeling te maken. Ik pas deze aan het doel van de activiteit aan. Ik pas mijn taalgebruik zo aan dat het net boven het niveau van het kind is.

Ik varieer in mijn stem en taalgebruik.

Ik lok taal uit bij de kinderen en geef hen de ruimte om te reageren, door het stellen van vragen, het doen van beweringen.

Ik voer dagelijks een gesprekje met de kinderen individueel/kleine groep/binnen spel.

Ik varieer qua type vragen: ik stel ook vragen waar ik werkelijk het antwoord niet op weet.

99 ONTLUIKENDE GELETTERDHEID

- Het kind is zich bewust van boeken, hoe ze gelezen worden en wat je ermee kunt

doen.

- Het kind heeft verhaalbegrip ontwikkeld door het interactief voorlezen van - prentenboeken.

- Het kind wordt zich bewust van het verschil tussen voorlezen en een verhaal

vertellen.

- Het kind wordt zich bewust dat dingen die je zegt, opgeschreven kunnen worden.

1 = nog niet aanwezig

2 = staat in de kinderschoenen 3 = voor verbetering vatbaar 4 = gaat goed

<3F 3F

Ik lees dagelijks voor in elk geval in een kleine groep/individueel, zodat de kinderen direct met mij mee kunnen kijken in het boek. Ik plan en registreer welke kinderen wanneer aan de beurt zijn geweest.

Ik benoem en handel zelf, zoals ik wil dat de kinderen (gaan) doen (hardopdenkend voordoen).

Ik koppel wat ik zeg/voorlees aan handelingen/plaatjes/voorwerpen/spel.

Ik geef de kinderen de gelegenheid zelf te reageren op plaatjes in het