‘Hoe had u dan gedacht te bellen, heren? Voor niets soms?’
Ik vraag hem of hij voor mij kan wisselen, wat hij wonderlijk genoeg ook doet.
Ik geef ook een aantal muntstukken aan Clayton. Majoor Musa stuurt twee soldaten
met ons mee het gebouw binnen, terwijl hij ons luid naroept:
‘Ze hebben orders om te schieten als u gekke dingen doet. U bent gewaarschuwd.’
‘Wat zegt hij?’ vraagt Clayton.
‘Dat we geen gekke dingen moeten proberen,’ zeg ik, wijzend op de soldaten die
ons bewaken.
‘Dus niet moeten proberen er vandoor te gaan,’ zegt hij lachend. ‘Ik snap het.’
Rechts in de grote hal staan vier telefooncellen, met korte kappen van elkaar
gescheiden. Clayton neemt de meest rechtse van de vier, ik eerst de meest dichtbije,
maar die doet het niet, en ik neem de tweede. Tot mijn geluk staat er ook een
telefoonboek van Tamina, zodat ik gauw genoeg het nummer van de nederlandse
ambassade kan draaien. Terwijl ik daarmee bezig ben, besef ik dat mijn kansen om
Tamina binnen te komen bij ambassadeur Van Toorn wel minimaal zullen zijn. Ik
herinner mij z'n laatste ingezonden stuk op een artikel van mij waarin hij mij meent
te moeten corrigeren omdat ik het aantal houtzagerijen in songolese handen veel te
laag zou hebben geciteerd, met volgens hem ook allerlei even nare als onjuiste dingen
over de nederlandse investeringen in Songo. En ik heb daar niet eens op gereageerd!
Ik verwacht zelfs moeilijkheden om hemzelf aan de lijn te krijgen, maar het lukt
tot mijn verbazing wel en de reden is, dat hij op het ogenblik volstrekt geen verbinding
met Nederland kan krijgen.
‘De telefoon-, telegraaf- en telexverbindingen zijn afgesloten,’ zegt hij. ‘Het is
een dolle boel hier.’
‘Gevaarlijk?’ vraag ik met een scheutje leedvermaak. (De Ambassade van
Nederland ligt in het residentiële gedeelte van Tamina!)
‘Neen, niet direct goddank. De demonstratie en de rellen waren alleen in het
commerciële centrum, begrijpt u. Het is wel vervelend dat ik sinds de aanslag op
Wawili zulke slechte verbindingen met Holland heb.’
‘Het vliegveld is afgesloten,’ zeg ik. ‘Kunt u iets voor me doen. Zodat ik Songo
binnen mag?’
‘Waar bent u eigenlijk?’
‘Op het vliegveld.’
‘En is het gesloten? Volstrekt onmogelijk! Songo wordt nu praktisch door het
presidentiële leger bestuurd en daar heb ik geen contacten mee. Het bureau van
buitenlandse zaken is verder ook gesloten. De minister - Enfin, ik kan echt niets voor
u doen meneer Lopes. Misschien later... als het beter wordt.’
‘Wat moet ik ondertussen hier doen? En wórdt het beter?’
‘Dat is úw zaak. Het is volstrekt niet te zeggen. Er schijnen een uur geleden een
heleboel mensen gedood te zijn. Het kan beter worden maar ook slechter. We hebben
van hieruit geen enkele kijk op de situatie.’
‘Wawili's dood was dus niet zomaar een moord, maar het duidelijke -?’
‘Een uitgesproken en platvloerse moord, meneer Lopes. Anders niets.’
‘Maar de guerilla van Bakari dan? En deze rellen. Was het een demonstratie of
zo?’
‘Het verband tussen de
FLESen de moord op Wawili moet nog blijken, maar het
is wel zeer waarschijnlijk, begrijpt u? De nieuwe regering heeft vanmorgen vliegtuigen
tegen de rebellen ingezet. Vandaar de staking en de rellen.’
‘Franse vliegtuigen? U bedoelt dat de Fransen -’
‘Dat is voor úw verantwoording, meneer Lopes. Ik zeg alleen dat de regering
vliegtuigen heeft ingezet tegen de rebellen.’
‘Er is een Nederlander gedood bij die aanslag. Een zekere Prior. Is het de bekende
programmamaker? Hij zit tegenwoordig bij het cricketten.’
‘Ja, zeer tragisch. Het is een vrouw! Niet de programmamaker dus. Ja, zeer tragisch.
Nota bene een vrouw die zich zeer inspande voor de mensen hier. Ze deed allerlei
goed werk; zat ook bij de
FAO. En nu hebben die Ieren haar in
opdracht van Bakari vermoord. Waarom, dat mag de duivel weten.’
‘O ja die Ieren. Hebben ze bekend?’
‘Neen, nog niet. Maar het is toch volkomen duidelijk dat zíj het gedaan hebben.
Wie anders?! Zij zijn toch ook bezig zoetjesaan heel Engeland op te blazen?! U hoeft
dit laatste niet op te schrijven, hoor!’
‘O.K. Wat voor werk deed die mevrouw Prior precies.’
‘Van alles. Ze gaf o.a. lees- en schrijfles aan volwassenen. Ze hielp de mensen op
de markt; organiseerde coöperaties en zo. Een tijdlang heeft ze zelfs... Nou ja, dat is
een moeilijke kwestie; een te lang verhaal voor de omstandigheden, zeg maar. Dat
hoort u later vast wel. De laatste tijd was ze, dacht ik, weer op de grote vismarkt
bezig. Voor de
FAO, ja.’
‘En ze woonde in hetzelfde hotel als de president.’
‘Juist. En ze is omgekomen. Met een Amerikaanse. Barbara Owen.’
‘Hoe is de positie van de andere Nederlanders. Doden?’
‘Neen. Maar ik heb een oproep gericht aan onze mensen in de bossen bij Naniké
en Basula zo snel mogelijk hierheen te komen. Daar vinden namelijk de hevigste
sabotages van de rebellen plaats. We zijn hier ook bezig met de nieuwe regering
afspraken te maken voor eventuele evacuatie, die dan vooral van de basis van de
Fransen zal plaatsvinden. Als de nood aan de man komt. De songolese luchtmacht
is ook niet te vertrouwen zoals u misschien weet.’
‘Ik heb een visum. Als u toch mensen van de regering...’
‘Ik kan wat dat betreft echt niets voor u doen, meneer Lopes. Nogmaals!’
‘O.K. Hoe kwam die hollandse mevrouw in Songo. Is ze uitgezonden of zo.’
‘Neen, gewoon haar dochter opzoeken. Die is hier getrouwd met een Fransman.
Een functionaris van de
EEG. Ja, zo'n jaar of twee geleden kwam ze. Iets minder
misschien...’
‘Wat deed ze in dat hotel. Waarom woonde ze niet bij haar dochter. Hoe oud is
ze.’
‘Weet ik allemaal niet, meneer Lopes. En ik wil u echt van dienst zijn, maar ik
heb op dit moment ook andere zaken af te wikkelen zoals u wel zult begrijpen.’
‘Wat deed de president in Hotel Tamina toen hij vermoord werd?’
‘Hij is er gaan dineren of zoiets. Het is weliswaar een klein hotel, maar het heeft
een aanlegsteiger en een mooi uitzicht over de rivier...’
‘Maar het was middernacht toen het gebeurde. Ging Wawili op dat late uur nog
dineren? Zijn eigen paleis staat trouwens toch ook op een heuvel?!’
‘Dat weet ik allemaal ook niet, meneer Lopes. Maar president Wawili was erg
francofiel zoals u weet. Dat late dineren hoeft geen verwondering te baren. Hij hield
ervan 's avonds in zijn boot over de rivier te varen. Dat was die schoften ook bekend
natuurlijk.’
‘Varen’, - ‘paren’ en ‘baren’ denk ik zomaar voor mezelf.
‘Wat denkt u van de algemene situatie nu, meneer Van Toorn. Houdt president
Betò stand?’
‘Geen enkele zekerheid, meneer Lopes. Bericht u dat maar. Geen enkele zekerheid.
Het presidentiële leger blijft wel trouw. Maar onderdelen van de landmacht in de
bossen schijnen al naar die Bakari te zijn overgelopen. Hij is kapitein geweest in het
leger en heeft grote populariteit onder de soldaten. U zegt dat het vliegveld bezet is.
Dat hoor ik net. We moeten afwachten of dat regeringsgetrouwe soldaten zijn of niet.
We moeten vooral afwachten wat de lúchtmacht doet.’
‘En de Fránsen.’
‘Ja, ook dát natuurlijk.’
Dan zegt hij geheel uit zichzelf, terwijl ik ademloos luister: ‘Ik hoop eerlijk gezegd
dat de Fransen níet ingrijpen. Het betekent anders dat ze het hele woud van Songo
plat gaan bombarderen, waar de rebellen zitten. Dat zou toch jammer zijn. We hebben
daar juist een nieuwe kapperij geopend, met de Fransen samen. Daar is veel geld en
werk in gestoken. Ja, het zou zeer jammer zijn als dat gebeurde, meneer Lopes. En
heel slecht voor Songo!’
Ik denk bij mezelf: ‘De viezerik heeft liever de Chinezen dan dat het zo kostbare
In document
Frank Martinus Arion, Afscheid van de koningin · dbnl
(pagina 178-181)