• No results found

3. Het nationale juridisch kader met betrekking tot interseksualiteit.

3.2. Het juridisch kader met betrekking tot de maatschappelijke problematiek rondom interseksualiteit.

3.2.3. Keuze voor de wetgever: afschaffen van m/v of toevoegen van een derde gender?

Voortbouwend op het voorgaande, rijst de vraag welke keuze de wetgever dient te maken indien er wordt gekozen voor ‘genderneutrale’ wetgeving. De toevoeging van een derde gender lijkt hierbij een simpele oplossing voor de problematische uitsluiting van personen die zich noch man, noch vrouw voelen. Men zou zich echter kunnen afvragen of we niet geheel af moeten stappen van het systeem waarbij mensen in ‘hokjes’ worden geplaatst. Een derde (of zoveelste) hokje blijft immers een hokje, waardoor er altijd wel iemand zal zijn die hier buiten valt.155

Van den Brink bespreekt in haar artikel, met betrekking tot de ontwikkelingen omtrent geslachtsregistratie, de mogelijkheid om in het geheel af te zien van de heersende opdeling in mannen en vrouwen. Door afschaffing van dit systeem zou een intersekse conditie immers niet langer betekenen dat de betreffende persoon ‘buiten’ het systeem valt. Hierbij plaatst Van den Brink echter de realistische kanttekening dat dit om een zeer grote fundamentele                                                                                                                

149 Rechtbank Limburg 28 mei 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:4931, r.o. 2.1. 150 Rechtbank Limburg 28 mei 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:4931, r.o. 2.3 & 2.4. 151 Rechtbank Limburg 28 mei 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:4931, r.o. 2.5. 152 Rechtbank Limburg 28 mei 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:4931, r.o. 2.5.1. 153 Rechtbank Limburg 28 mei 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:4931, r.o. 2.5.2. 154 Rechtbank Limburg 28 mei 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:4931, r.o. 2.6.

155 De Volkskrant, ‘Nooit meer hokje m/v hoeven aankruisen’, 3 oktober 2015, www.volkskrant.nl/nieuws-

herziening van de huidige wetgeving zou gaan.156 De overheid hecht daarnaast groot belang aan informatie over het geslacht als ordening van de samenleving. Bovendien ligt het concept ‘geslacht’ diep verankerd in de Nederlandse taal en daardoor ook in het recht. In beleidsdocumenten en wet- en regelgeving komen geslachtsaanduidende woorden als weduwe/weduwnaar, vader/moeder en echtgenoot/echtgenote dan ook regelmatig voor.157 De fundamentele vraag of geslachtsregistratie überhaupt noodzakelijk is, komt echter steeds vaker aan bod.158 In het kader hiervan bepleit Van den Brink om langzaamaan te starten met een afschaffing van de geslachtsregistratie in het algemeen, door geslacht bijvoorbeeld te behandelen als een gevoelig persoonsgegeven en het niet meer automatisch te vragen wanneer dit geen noodzakelijk doel dient.159

Om op dit moment iets te kunnen betekenen voor personen die buiten het huidige systeem vallen, zonder het huidige systeem direct op een dergelijke vergaande manier te wijzigen, lijkt de toevoeging van een ‘derde gender’ het best uitkomst te bieden. De uitspraak van de rechtbank Limburg vormt een mogelijke aanleiding voor een dergelijke wetswijziging. Deze uitspraak van de rechtbank komt bovendien niet uit de lucht vallen, in Duitsland is deze stap al eerder gezet. Hier oordeelde het Constitutioneel Hof op 10 oktober 2017 dat een derde gender in het geboorteregister mogelijk moet zijn voor mensen die zich noch man noch vrouw voelen. De wetswijziging moet volgens het Hof voor december 2018 zijn ingevoerd.160 In de eerste plaats lijkt dit ‘derde hokje’ een relatief eenvoudige en wenselijke oplossing voor een groot probleem, al kleven ook hier zoals gezegd bezwaren aan.161 Volgens Van den Brink kan een dergelijk ‘derde hokje’ zorgen voor extra stigmatisering. Zal dit niet voelen als een definitieve stempel dat deze persoon ‘anders’ is?162 Daarnaast geeft de mogelijkheid van een ‘derde hokje’ nogmaals aan dat mannen en vrouwen dominant zijn. Deze twee categorieën worden via toevoeging van een derde hokje immers ‘gefilterd’ op buitenbeentjes.163 Reis vraagt zich bovendien af of ouders niet evenzeer geneigd zijn om een ‘m’ of ‘v’ te kiezen, om te voorkomen dat hun kind anders als ‘onbepaald’ door het leven gaat.164

                                                                                                               

156 Van den Brink 2016, p. 780. 157 Van den Brink 2016, p. 779. 158 COC Nederland 2015. 159 Van den Brink 2016, p. 780.

160 Bundesverfassungsgericht (Karlsruhe), BvR 2019/16, 10 oktober 2017, r.o. 65. 161 Van den Brink 2016, p. 780.

162 Van den Brink 2016, p. 780. 163 Van den Brink 2016, p. 780.

Concluderend kan worden gesteld dat Nederland klaar is voor een juridische erkenning van intersekse personen en genderneutraliteit, de vraag blijft echter op welke manier dit dient te gebeuren. Het moge duidelijk zijn dat het laatste woord in deze discussie nog niet is gezegd.

3.3. Tussenconclusie.

Hoewel de medische benadering ten aanzien van interseksualiteit in de afgelopen jaren sterk is verbeterd, blijft er onenigheid bestaan. Door bij jonge kinderen in te grijpen, wordt gehandeld in strijd met het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit van het kind. Een dergelijke inbreuk kan gerechtvaardigd worden met het beschermingsbeginsel. Het is echter de vraag of dergelijke (gezondheids)bescherming nodig is, nu intersekse niet per definitie een medische kwestie is. Er is immers geen consensus bereikt over de vraag naar de medische indicatie van interseksualiteit. Nu dit ter discussie staat, wringt de huidige gang van zaken met het beginsel van goede zorg. Uiteindelijk leidt dit tot de vraag of de regulering hieromtrent wel binnen de autonomie van de medische beroepsgroep thuishoort.

Derhalve lijkt interseksualiteit meer een maatschappelijk vraagstuk dan een medisch vraagstuk. De maatschappelijke ontwikkelingen omtrent interseksualiteit zijn de afgelopen jaren eveneens sterk toegenomen. Belangrijke punten op dit gebied zijn de erkenning van het ‘derde gender’ door de rechtbank Limburg, het aannemen van het wetsvoorstel met betrekking tot een ‘intersekse vriendelijke’ wijziging van de Awgb door de Tweede Kamer en de expliciete verwijzing naar de emancipatie van intersekse personen in het regeerakkoord van oktober 2017.

Ondanks deze grote ontwikkelingen bestaat wettelijk nog steeds, op enige uitzonderingen na, enkel de mogelijkheid om een ‘man’ of een ‘vrouw’ te zijn. Maatschappelijk gezien lijkt Nederland echter klaar om genderneutraliteit in de samenleving te erkennen.

Met betrekking tot de reeds gezette stappen, lijkt de juridische erkenning van het ethische onderwerp interseksualiteit een realistische volgende stap. De vraag is echter, hoe hier precies gehoor aan moet worden gegeven. In antwoord hierop wordt in het volgende hoofdstuk gezocht naar aanknopingspunten binnen het Europese en internationale juridische kader.

4. Het Europese en internationale juridisch kader met betrekking tot