• No results found

Kansen voor natuurherstel

3.5 Landschapsecologische systeemanalyse, sleutelprocessen, kansen en

3.5.6 Kansen voor natuurherstel

De realisatie van de Natura 2000-kernopgaven en instandhoudingsdoelstellingen wordt in Willinks Weust zeer sterk bepaald door de mate waarin hydrologisch herstelmaatregelen genomen kunnen worden. Hydrologisch herstel is van belang voor het zo goed mogelijk benaderen van de optimale grondwater- en kwel condities voor de realisatie van de Natura 2000 opgaven. Met het hydrologisch herstel wordt de invloed van bufferende stoffen via (schijngrond)grondwater in de wortelzone vergroot. Dit herstel is zeer bepalend voor de mate waarin negatieve effecten van stikstof-depositie geneutraliseerd kunnen worden (zie Hoofdstuk 6).

In het GGOR-proces Willinks Weust (Waterschap Rijn & IJssel, april 2012) zijn, volgend op een “knoppenstudie”, 5 scenario’s uitgewerkt, te weten: de AGOR (actuele situatie), de OGOR (optimale situatie) en 3 “tussenscenario’s” met een oplopende natuurdoelrealisatie (GGOR 1 t/m GGOR3), maar ook met impact op andere functies (waar onder gebruiksmogelijkheden en natschade).

Het beoordelingsproces binnen het GGOR-proces heeft geleid tot een advies van het Waterschap aan de provincie waarin een voorkeur is uitgesproken voor één van de scenario's. Voor Willinks Weust was dit advies als volgt: "Geadviseerd wordt om

scenario GGOR2 voor te stellen als gewenst grond- en oppervlaktewaterregime. Ten aanzien van de afwatering van Bekeringswieste is een verondieping van 0,5 m richtinggevend. Indien echter voldoende ontwatering en vrije afwatering van het betreffende huisperceel langs deze watergang kan worden gewaarborgd, dan behoort een verdere verondieping tot 0,8 m tot de mogelijkheden". De nuancering in dit advies over de Bekeringswieste laat ruimte voor het inzetten van de

maatregelen uit scenario GGOR3. Ten opzichte van het GGOR2-scenario levert het GGOR3 scenario een verdere toename op van kwel (zie Tabel 3.8).

Voor details over alle beschreven scenario's (detailbeschrijvingen afzonderlijke ingrepen, achtergronden over het gebruik van het grondwatermodel AMIGO en de effectbepalingen van de ingrepen) wordt hier verwezen naar het betreffende GGOR- rapport van het Waterschap Rijn en IJssel. De maatregelen behorend bij het voorkeurscenario GGOR2 zijn daarin uitgebreid beschreven. Daarnaast zijn de hydrologische maatregelen en effecten van het keuzescenario GGOR2 in dit beheerplan beschreven in Hoofdstuk 6 PAS.

Tabel 3.7 geeft een beknopt overzicht van de verschillende scenario's en de bijbehorende ingrepen.

Tabel 3.7. Overzicht scenario's en bijbehorende waterhuishoudkundige ingrepen (Waterschap Rijn en IJssel, april 2012)

Tegen de achtergrond van de gestelde Natura 2000 en provinciale EHS -opgaven zijn de scenario's voor wat betreft de functie natuur op een drietal aspecten beoordeeld. Bij de afwegingen voor de keuze van een scenario zijn effecten op natuur, landbouw en bebouwing in het gebied meegewogen.

Onderstaande tekst is afkomstig uit de definitieve rapportage GGOR Willinks Weust van april 2012. Gezien het historische voorkomen en de goede perspectieven voor herstel was ten tijde van het GGOR-proces het habitattype H7230 Kalkmoeras nog als “complementair” doel opgenomen in het Ontwerp-aanwijzingsbesluit. In het vastgestelde Aanwijzingsbesluit (AWB) is Kalkmoeras niet meer als opgave

opgenomen. Het habitattype H91E0C Beekbegeleidend bos is eveneens geen opgave in het AWB, maar wel aanwezig in het gebied. In onderstaande beschrijvingen worden deze habitattypen wel genoemd. Ze geven de potenties voor natuur weer waarin vooral de compleetheid van de gradiënten en samenhang van het systeem tot uiting komt. Het geeft weer dat er door de hydrologische maatregelen niet alleen toereikende omstandigheden ontstaan voor de grondwaterafhankelijke habitattypen uit het Aanwijzingsbesluit (met name H6230 Heischrale graslanden, H6410

Blauwgraslanden en H9160A Eiken-haagbeukenbossen), maar ook voor de niet opgenomen habitattypen die tot de gradiënt behoren.

De beoordelingsaspecten voor natuur worden hierna beknopt toegelicht. Vervolgens wordt in Tabel 3.8 het totaalbeeld gegeven van beoordeling van de diverse

scenario’s voor verschillende aspecten. Het GGOR-rapport geeft nadere informatie over beoordeling van de verschillende scenario's en de onderlinge vergelijking.

Beoordelingsaspect natuur

Hydrologische potenties

In scenario GGOR2 ontstaan goede kansen voor natte vormen van blauwgrasland, kalkmoeras en beekbegeleidend bos. Niet verassend is dat de meerwaarde van dit scenario vooral optreedt op percelen waar drainage wordt verwijderd. Ten opzichte van het AGOR gaat het in totaal om een toename van 15,6 ha in meer of mindere mate grondwaterafhankelijke natuur. Op de percelen aan de zuidkant van het terrein bij het Vliegveld en ten zuiden van het Nieuwe Veentje ontstaan goede kansen voor de gewenste heischrale graslanden. Ter hoogte van het Nieuwe Veentje levert dit scenario hogere grondwaterstanden op en hier zullen nu op sommige plekken de juiste hydrologische omstandigheden ontstaan voor vegetaties die afhankelijk zijn van goed gebufferd grondwater (inclusief het kritische bereik van kalkmoeras).

Basenaanrijking van de wortelzone:

De hogere grondwaterstanden in de zuidwesthoek ('maïsland' en 'poelweide' ) zijn het gevolg van het herstel van kwelinvloed. Van Delft (2010) heeft al duidelijk gemaakt dat de extra kwel gepaard gaat met aanrijking van basen, omdat het grondwater in diepere lagen van de erosiegeul sterk wordt verrijkt met kalk. De vernatting ter hoogte van het Nieuwe Veentje is te danken aan herstel van kwel en leidt daarmee tot een betere basenvoorziening. Op het perceel bij de boerderij zal niet zozeer de kwel herstellen als meer regenwater stagneren. Vanwege de ondiepe aanwezigheid van Musschelkalk leidt dat tot meer basenrijkdom in de wortelzone. Op het kalkeiland leiden de maatregelen niet direct tot peilverhogingen, wel tot een potentieel langere duur van de schijngrondwaterstanden en een langere duur van bufferende stoffen hoger in het wortelmilieu door capillaire werking.

Landschappelijke volledigheid

In dit scenario ontstaan een aantal plaatsen waar een volledige gradiënt mogelijk wordt van kalkmoeras in de natste delen via blauwgraslanden-heischraalgrasland naar heide op de droogste delen. In het Nieuwe Veentje ontstaan onder dit scenario geen geschikte hydrologische omstandigheden voor kalkmoeras. Het wordt daar wel aanmerkelijk natter, waardoor hier betere kansen ontstaan voor kritische

grondwatergebonden plantensoorten, dit is positief voor het nu aanwezige Vogelkers-essenbos, aanzetten naar Elzenbroekbos en overgangen naar Eiken- haagbeukenbossen.

Tabel 3.8. Samenvatting van de effecten van AGOR, de GGOR scenario’s en het OGOR op de beoogde Natura 2000 doelen en op de landbouw in en rondom de begrenzing van Willinks

Weust (WS R&IJ, april 2012)

Perspectiefkaarten natuur op basis van GGOR-scenario's

Bij de beoordeling zijn per scenario zogenaamde "Perspectiefkaarten Natuur” gemaakt. Deze geven op kaart weer hoe in het betreffende scenario de ruimtelijke verdeling van de hydrologische condities voor het gebied er uit zal gaan zien.

Daarbij is een indeling in 4 klassen gemaakt op basis van GVG en GLG. Deze klassen vertegenwoordigen (groepen van) habitattypen op basis van vochtbehoefte en, in dit gebied, behoefte aan bufferende stoffen in het grondwater.

De in de GGOR-studie gebruikte klassen zijn als volgt gedefinieerd:

1. Meest kritische grondwaterafhankelijke natuur GVG < 25 cm en GLG<50 (beekbegeleidend bos, kalkmoeras en blauwgrasland)

2. Kritische grondwaterafhankelijke natuur GVG < 40 cm en GLG <70 (droog bereik blauwgrasland, nat heischraal grasland,

3. Overige grondwaterafhankelijke natuur GVG < 40 cm en GLG> 70 (heischraal grasland, eiken-haagbeukenbos)

4. Geen grondwaterafhankelijke natuur GVG > 40 cm

Het hierna volgende kaartbeeld, Figuur 3.21, is met behulp van het

grondwatermodel AMIGO berekend voor het GGOR-2 scenario. Daarbij moet in gedachten worden gehouden dat het model geen schijngrondwaterstanden kan berekenen. Zodoende vraagt het kaartbeeld enige nuancering, vooral ter plaatse van het kalkeiland en mogelijk op enkele delen van de overgangzone naar de erosiegeul. Het model berekent een grondwaterstand en een verloop, maar door eventuele schijngrondwaterstanden kan het werkelijke verloop in het veld anders zijn. Hierbij kan sprake zijn van plaatselijk nattere omstandigheden dan Figuur 3.27 laat zien.

Figuur 3.27. Hydrologische potentie (‘perspectief’) onder scenario GGOR2 voor ‘meest kritische grondafhankelijke watergebonden natuur’ (klasse I in legenda), kritische grondwatergebonden natuur (klasse II), grondwatergebonden natuur (klasse III) en overige natuur (klasse IV). (WS R&IJ, april 2012).

Tot slot wordt in onderstaande tabel weergegeven hoe groot het met AMIGO berekende potentieel hydrologisch geschikt oppervlak (ha) van de 4 genoemde klassen bij AGOR, OGOR- en de drie GGOR-scenario’s zal zijn.

Tabel 3.9. Potentieel hydrologische geschikt oppervlak (ha) van AGOR, OGOR en de GGOR

4

Geïnventariseerde activiteiten