• No results found

Beschrijving Habitatrichtlijnsoort H1166 Kamsalamander

1.8 Leeswijzer

3.3.7 Beschrijving Habitatrichtlijnsoort H1166 Kamsalamander

Status en opgaven

Instandhoudingsdoel: Behoud omvang en kwaliteit leefgebied, voor behoud van de populatie. De landelijke staat van instandhouding H1166 Kamsalamander:

ongunstig.

Bronnen

Ecologisch adviesbureau Viridis BV (2009), Gemeente Winterswijk (2009), NFDD (raadpleegdatum maart 2013), Ministerie LNV (2008a), Natuurbalans – Limes divergens (2001), Wijngeeren, van (2008), Zollinger (2003).

Kwaliteitsanalyse

In de kwaliteitsanalyse worden 2 aspecten beoordeeld: 1) verspreiding en ontwikkeling populatie en 2) omvang en kwaliteit van het leefgebied, vervolgens wordt een eindconclusie gegeven.

1) Verspreiding & ontwikkeling populatie

Binnen het Natura 2000-gebied plant de kamsalamander zich jaarlijks voort in de poel aan de noordwestzijde van groeve II. De groeve is een belangrijk landbiotoop, de kamsalamander wordt hier met regelmaat aangetroffen, vooral onder de talrijk aanwezige stenen waar de soort beschutting vindt. De in de steengroeve aanwezige

ruigten, struwelen en bosjes dragen bij aan het landbiotoop. Incidentele waarnemingen geven aan dat de soort zich kan voortplanten in de voor vee

bereikbare poel in de “Poelweide” aan de zuidzijde van het gebied. Mogelijk werden in het verleden de Staringpoeltjes gebruikt als voorplantingsbiotoop, deze poelen zijn nu al decennia lang ongeschikt omdat ze in – goed ontwikkeld - Eiken- haagbeukenbos liggen (beschaduwing, bladval).

Over de precieze ontwikkeling van de populatie in het Natura 2000-gebied zijn onvoldoende gegevens beschikbaar. De indruk van Staatsbosbeheer is dat de populatie in de steengroeve II redelijk stabiel is (i.e. vanaf 2004). De beheerders weten niet met welke frequentie gebruik gemaakt wordt van de weidepoel.

Poel in de “poelweide” Kamsalamander (vrouwtje)

In de directe nabijheid van het Natura 2000-gebied zijn waarnemingen bekend, waaronder Steengroeve III en met name I. Daarnaast zijn er in de Willinkbeek exemplaren aangetroffen. Het Natura 2000-gebied maakt onderdeel uit van een grote metapopulatie rondom Winterswijk waar de soort redelijk algemeen voorkomt. Zollinger et al (2003) geeft aan dat het Winterswijkse buitengebied met 6% van de landelijke dekking één van de belangrijkste kernleefgebieden vormt. Zwaartepunten in de verspreiding liggen in en rond het Korenburgerveen, in het oostelijke deel van het buurtschap Ratum en in het Woold (Gemeente Winterswijk, 2009). Ruim de helft van de vindplaatsen betreft weidepoelen. Gezien het kleinschalige karakter van het gebied vindt er ongetwijfeld uitwisseling plaats tussen de populaties binnen en buiten het Natura 2000-gebied, maar hoe dit precies plaatsvindt is onbekend.

2) Omvang en kwaliteit van het leefgebied

Vereisten leefgebied

Een kleinschalige afwisseling van poelen, grasland, ruigten en kleine

landschapselementen of bosjes vormt het ideale leefgebied voor de kamsalamander. In de voortplantingsperiode (april-juli) verblijven de volwassen kamsalamanders in het water om zich voort te planten. Goede voortplantingsbiotopen zijn vrij grote, geïsoleerde, stilstaande, onbeschaduwde of licht beschaduwde, voedselrijke wateren zoals poelen, vennen, sloten en overstromingsvlakten met goed ontwikkelde water- en oevervegetaties. Belangrijk is dat de voortplantingswateren niet te vroeg in het seizoen droogvallen. Incidenteel droogvallen later in het seizoen kan wel gunstig zijn omdat dit het voorkomen van vissen beperkt (predatie eieren). De kamsalamander is gevoelig voor sterke verzuring of vermesting van de voortplantingswateren. Vermesting kan leiden tot zuurstofgebrek. Verzuring kan leiden tot aantasting en sterfte van eieren en larven. Stichting Staringadvies (2007) geeft aan dat de pH groter moet zijn dan 5,5. In de zomer - zeker wanneer jonge dieren net het land op zijn gekropen - kan maaibeheer leiden tot veel sterfte. Voor een duurzaam

voorkomen van de soort is het van belang dat er een dicht netwerk van

zijn zodat (maximaal circa 500 meter) zodat locaties waar de soort verdwijnt ook weer snel kunnen worden gekoloniseerd. Verder kan als vuistregel worden gehanteerd dat per vierkante kilometer jaarlijks minstens in vier wateren

voortplanting en succesvolle opgroei van jongen plaatsvindt. De soort overwintert op het land in de periode november-maart. Geschikt landbiotoop is een kleinschalig landschap waarin elementen als bosjes, hagen, struwelen, houtwallen en

overhoekjes voorkomen. Het verbindingszone model “Kamsalamander” van de provincie Gelderland geeft een nadere uitwerking van het gewenste leefgebied voor de kamsalamander, dit model is opgenomen in Bijlage 15 Model Kamsalamander, Vuurvlinder en Kleine IJsvogelvlinder.

Feitelijke situatie en trends

De kamsalamander gebruikt delen van Willinks Weust voor de voortplanting en als landhabitat. Het Natura 2000-gebied bestond en bestaat uit een kleinschalig landschap, daarin zijn geen opvallende wijzigingen opgetreden, in elk geval niet na 2004. Dat geldt voor het landschap in de directe omgeving.

De omstandigheden in en rondom de poel in Steengroeve II zijn gelijk gebleven. Deze in kalk gelegen poel wordt gekenmerkt door zeer basenrijke omstandigheden en er komen water- en oevervegetaties voor. De poel bevat jaarrond water, maar geen vissen. De weidepoel in het zuiden kent minder basenrijke omstandigheden en wordt gevoed door grondwater, deze poel kan droog vallen. Er zijn mogelijkheden om de kwaliteit van het leefgebied te versterken. Daartoe behoren het herprofileren van de weidepoel, het verbinden van de natuurterreinen in het gebied (corridors) en het ontwikkelen van meer gevarieerde bosranden. Buiten het gebied (schaalniveau metapopulatie) is optimaliseren mogelijk door de grote kernpopulaties met behulp van stapstenen met elkaar te verbinden. In de visie in Hoofdstuk 5 van dit

beheerplan wordt hier nader op ingegaan.

Eindconclusie kwaliteitsanalyse habitatsoort H1166 Kamsalamander De huidige staat van instandhouding van de habitatsoort H1166 Kamsalamander is gunstig.

Dit op basis van:

1) “Verspreiding en ontwikkeling leefgebied”

De kamsalamander gebruikt vooral Steengroeve II, maar wordt ook daarbuiten aangetroffen. De indruk is dat de populatie redelijk stabiel is. Het Natura 2000-gebied maakt onderdeel uit van een grote metapopulatie rondom Winterswijk waar de soort redelijk algemeen voorkomt.

2) “Omvang en kwaliteit leefgebied”

De kamsalamander gebruikt delen van Willinks Weust voor de voortplanting en als landhabitat. Er is sprake van een kleinschalig landschap, waarin geen opvallende wijzigingen zijn opgetreden. Dat geldt tevens voor het landschap in de directe omgeving. Er zijn mogelijkheden om de kwaliteit van het leefgebied te versterken.