• No results found

30-1 1919 A., 5

Nr 6 Joodsche en Zionistische problemen+

Gisteren heb ik te Parijs een onderhoud gehad met N. Sokolov, een van de leiders van de Zionistische Beweging, over de Joodsche en de Zionistische problemen van onze dagen.

Dat zijn twee verschillende dingen, die goed onderscheiden moeten worden. Het Joodsche probleem betreft bijvoorbeeld de emancipatie van de Joden, in de landen, waar die nog niet volledig verkregen is. Zij betreft de verleening aan de Joden van nationale minderheidsrechten in landen als Polen en de Oekrajine, waar men ook aan andere nationaliteiten der minderheid zekere rechten toekent. De regeling van deze kwestie valt zeker niet buiten de bedoelingen van de Vredesconferentie. De naam is ook niet geheel juist. Misschien was een betere naam:

wereldvernieuwingsconferentie. Trouwens, het congres van Berlijn na den Russisch-Turkschen oorlog, heeft zich bezig gehouden met regeling van de

rechtspositie van de Roemeensche Joden. Dit Joodsche probleem in zijn algemeenheid, is natuurlijk ook voor de Zionisten van belang. Maar niet voor de Zionisten alleen. Ook bijvoorbeeld voor de Alliance israëlite universelle. Samenwerking tusschen de verschillende Joodsche organisaties ter regeling van het Joodsche probleem is en blijft wenschelijk. Het is niet onmogelijk, dat de conferentie, vertegenwoordigers van verschillende Joodsche organisaties zal hooren, vóór zij het Joodsche probleem regelen zal.

Naast het Joodsche probleem bestaat dan het Zionistische. Dat is, voor het eerst na twintig eeuwen van ballingschap, de erkenning van het bestaan van een Joodsch Volk. Niet alleen van een Joodschen godsdienst of van een Joodsch ras. En dan: toekenning van een publiekrechtelijk gewaarborgde woonplaats aan het Joodsche volk in Palestina. Ik weet wel, dat er Joden zijn, die niet gaarne van het Joodsche Volk spreken of hooren spreken. Zij vreezen, dat de positie van de Joden buiten

Palestina bemoeilijkt zal worden. Bijvoorbeeld: dat vreemde regeeringen, laat ons zeggen Frankrijk, tot hun Joodsche onderdanen zouden zeggen: gij zijt nu

vreemdelingen hier, zooals Engelschen of Italianen. Genooten van het Joodsche Volk. Onderdanen van den Joodschen Staat. Zonder rechten in Frankrijk, tenzij gij u nationaliseeren laat. Ik deel in die vrees geheel niet. Wanneer men ergens de Joden vervolgen wilde, dan heeft men dat altijd en overal gedaan, lang voor er een Zionisme bestond. En wanneer men ergens de Joden goed behandelen wil, bijvoorbeeld in Holland, dan zal men dat blijven doen. Men heeft het den Dichter van het Joodsche Lied nooit kwalijk genomen, wanneer hij van het Joodsche Volk sprak. Al die beweringen, dat men moet kiezen of deelen, dat men niet tot twee volken kan behooren, dat men geen twee vaderlanden kan hebben, dat zijn allemaal

algemeenheden, die tegenover de bijzondere positie van het Joodsche Volk geen beteekenis hebben. Ieder mensch heeft twee ouders. Toch worden zij niet voortdurend lastig gevallen met de vraag, wiens partij we zouden kiezen in geval van oneenigheid: vaders of moeders. Maar wel vragen de menschen mij ernstig, welke partij ik zou kiezen in geval van oorlog tusschen Holland en Palestina. Ja: ernstig. En dan zijn ze nog boos, als ik ze uitlach.

Het Joodsche Volk bestaat in het hart van ons allen. En een ander territoir is niet noodig. Wij hopen, dat de Vredesconferentie het bestaan van het Joodsche Volk erkennen en bevestigen zal.

Maar wij verlangen, volgens ons Baseler program, voor dat Joodsche Volk, een publiekrechtelijk gewaarborgde woonplaats in Palestina. De grenzen van Palestina zullen nog nader worden vastgesteld. De woorden ‘publiekrechtelijk gewaarborgd’ zijn geen toevallige woorden. Ze zijn te Basel na zorgvuldige overweging vastgesteld. En de geschiedenis van die woorden is voor een gedeelte de geschiedenis van het Zionisme. Natuurlijk beweren wij niet, dat wij in logische woorden de grens kunnen aangeven tusschen privaatrecht en publiekrecht. Dat kan niemand, gelijk onlangs weder bleek in een uitvoerige polemiek in het Weekblad van het Recht. De woorden ‘publiekrechtelijk gewaarborgd’ zijn intuïtieve woorden, die alleen intuïtief kunnen worden verstaan door degenen, die het geheele stelsel van het Zionisme verstaan. Wij bedoelen er dit mede, dat wij meer verlangen dan een vestiging in een land, waar de Joden gewoon onderdanen zijn van een niet-Joodschen staat. In Engeland heeft men den laatsten tijd nogal eens gesproken van een ‘national home’. Ook dat is een intuïtieve uitdrukking, die maar heel weinig zegt voor een onwetend of een onwillig mensch. De Vredesconferentie zal daarover wel beslissen. Sokolov hoopt en vertrouwt, dat de Zionistische Wereldorganisatie te voren zal worden gehoord.

Een geheel onafhankelijk Palestina verwachten wij niet. En verlangen wij niet. Dat zou de krachten van ons volk thans zeker te boven gaan. Er zijn wel Arabieren, die Palestina beschouwen als deel van een toekomstig Grooter-Arabië, met geheel Syrië en Mesopotamië. Maar het is niet waarschijnlijk, dat dit Grooter-Arabië er komen zal. Met den koning van Hedzjas onderhoudt het Zionisme in ieder opzicht de allerbeste betrekkingen. Een mogelijkheid is deze: dat Palestina onder toezicht komt van eene groote mogendheid, bijvoorbeeld Engeland of Frankrijk, als trustee van een eventueelen Volkerenbond.

Eene groote moeilijkheid is ook het Arabische probleem. De Joodsche bevolking is nu nog slechts eene kleine minderheid. Maar zij is bestemd de meerderheid te worden. Niet alleen in aantal, maar ook in gehalte. Toch zullen de Arabieren altijd een belangrijke minderheid blijven vormen. Het best is wellicht nationale autonomie

voor beide groepen. Ieder met hun eigen wetgevende en uitvoerende organen. En elkander eerbiedig ontziende. Thans details te geven is niet mogelijk.

Wij hopen en vertrouwen op een aanzienlijke meerderheid van Joden. Maar dat moet geleidelijk gaan, harmonisch met de toeneming van de draagkracht van het Land. In de eerste plaats zullen gekoloniseerd worden de Joodsche legioen-soldaten, die Palestina mede veroverd hebben en die wenschen te blijven. Voorts zullen in ieder land emigratie-comités worden opgericht.

Ik vraag de meening van Sokolov over de besluiten van de Pittsburgsche conferentie der Amerikaansche Zionisten: algeheele nationalisatie van den grond, de mijnen enz., en zooveel mogelijk coöperatie. Hij beschouwt dat als interne economische aangelegenheden, die zich geleidelijk zullen ontwikkelen. En die ook weer verband houden met den omvang van de nationale autonomie, die ons zal worden toegekend. Details te geven is niet mogelijk. Maar in het algemeen zal toch niemand een genadelooze kapitalistische exploitatie van het land verlangen. En klein grondbezit is wellicht beter dan groot. Anderzijds kunnen de bestaande groote grondeigenaren maar niet zonder meer worden onteigend.

Ik vraag, hoe Sokolov zich de rechtsontwikkeling van het Land denkt. En vooral: of wij de grondslagen van Leer en Overlevering zullen behouden. Sokolov heeft te dezen aanzien de allerbeste verwachtingen. Nationale autonomie brengt mede, dat wij niet hetzelfde recht zullen hebben als de Arabieren. Het oud-Joodsche recht zal de grondslag zijn. Maar de toepassing van de oud-Joodsche beginselen op de nieuwe verhoudingen is eene zaak van veel studie en veel overleg. Maar de geest van het Joodsche Volk in het Joodsche Land zal Joodsch zijn. Te dien aanzien kunnen wij gerust zijn.

En zal veel ook niet afhangen van de samenstelling van de bevolking? Of de meerderheid bestaat uit orthodoxe Mizrachisten, dan wel uit socialistische vrijdenkers? Want alle schakeeringen vindt men onder de Joden en onder de Zionisten. Willen de Mizrachisten dus invloed hebben, dan moeten zij beginnen met zich in grooten getale gereed te houden, om heen te gaan zoodra onze leiders meenen, dat Land en Volk hen noodig hebben. Niet eerder. Maar ook niet later. Er wacht ons een zware taak. Een Land en een Volk worden al evenmin als een revolutie geïmproviseerd. Het Leven moet groeien.

Er is één punt, waaromtrent ik Sokolov zeer precies zijn meening vraag, omdat ik weet, dat verscheidene van onze lezers daarin belangstellen. Dit: Zangwill zou eenigen tijd geleden gezegd hebben, dat wij den Sabbath wel konden afschaffen en den Zondag als rustdag aanvaarden. En de Zionistische leiders zouden het dan daarmede eens zijn. Sokolov verzekert mij, dat dit boosaardige onzin is. Integendeel: men streeft naar de erkenning van den Sabbath en de Joodsche Feestdagen als officieele rustdagen. Er is geen twijfel aan of deze heilige dagen zullen ons in Palestina heilig blijven. Ook daarop kunnen zij, die deze dagen liefhebben en vereeren, gerust zijn.

Ik vraag naar het onderwijs. De nationale autonomie, gelijk wij die wenschen, brengt mede het geven van onderwijs in de Hebreeuwsche taal. Ook aan eene Hebreeuwsche Hooge School. Wij zullen onze eigen examens hebben, onze eigen diploma's enz. Dat volgt uit het begrip: publiek-rechtelijk gewaarborgde woonplaats, national home, nationale autonomie, hoe gij het dan noemen wilt. En of het onderwijs nu neutraal zal zijn of religieus? Laten wij ons daarover thans niet in détails begeven. Het is het recht van de Joodsche Palestina-bevolking om dat zelf uit te maken. En laten wij naar Palestina geen leuzen overbrengen, die wellicht heelemaal niet bij de

toestanden daar passen. Neutrale school, vrije school, staatsschool, van al die twistvragen zullen wij wellicht vanzelf verschoond blijven.

Wat ons allen thans past is voorzichtigheid en bescheidenheid. Vertrouwen in de leiders, die vanzelf naar voren gekomen zijn. Geen eer zoeken en geen invloed.

De problemen zijn talrijk en groot: emancipatie, assimilatie, het Arabische probleem, het economische probleem, het religieuze probleem, het onderwijs.

Maar wij vertrouwen, dat ons volk opgewassen zal zijn tegen de taak, die God ons heeft opgedragen.

+

1-2 1919 A., 9. Gedat. Parijs 20-22 jan. 1919