• No results found

In dit deel van de resultaten zal eerst de mate waarin jongeren nadenken over hun eigen

behandelmethode besproken worden, en in hoeverre zij hun behandelmethode overleggen met de arts. Daarna zal de invloed die jongeren hebben op hun eigen behandelmethode aan bod komen. Ten slotte zal besproken worden in hoeverre jongeren tevreden zijn met de oplossingen die de zorgverleners hen kunnen bieden.

Nadenken over eigen behandelmethode

Uit alle focusgroepen blijkt dat maar drie van de 22 respondenten nadenken over hun eigen behandelmethode. Vrijwel alle jongeren zijn het erover eens dat zij te vaak het advies krijgen om paracetamol te nemen, en dat paracetamol hun klachten niet kan verhelpen. De jongeren zeggen wel tegen de arts dat paracetamol niet helpt, maar denken niet na over welke medicijnen wel zouden kunnen helpen. Drie van de negen respondenten uit de gezinslocatie vertellen wel aan de dokter welke medicijnen hij of zij al gebruikt hebben, en welke medicijnen hij of zij zou willen. Verder geven twee van de vijf jongens uit de gezinslocatie aan dat als zij niet tevreden zijn over hun medicijnen zij terug gaan naar de arts en om andere medicijnen vragen. De andere jongens doen dit niet omdat zij denken dat als ze tegen een arts ingaan de arts hen de volgende keer geen medicijnen meer zal voorschrijven.

Nee ik denk altijd als je dan terug gaat enzo [naar de dokter], en je zegt dat de medicijnen niet werken dat hij het dan de volgende keer niet voor je uitschrijft. (Jongen, 16 jaar, Gezinslocatie)

Deze jongens gaan niet tegen een arts in omdat ze het gevoel hebben dat de arts het toch beter weet dan zij. Door tegen een arts in te gaan en te zeggen dat de medicijnen niet werken trekken ze zijn kennis in twijfel, en zijn ze bang dat de arts hen de volgende keer geen medicijnen meer voorschrijft. Veel respondenten denken niet na over hun behandelmethode omdat zij dit zien als de taak van de arts.

Ja wat moet ik dan zeggen, wij weten niet welke medicijnen wij dan moeten hebben. Als de dokter zegt jij moet zo doen, dan zeggen wij okee. (Jongen, 16 jaar, Gezinslocatie)

De respondenten hebben het idee dat zij te weinig van medicijnen afweten om zelf te bepalen welke medicijnen zij zouden willen. Een veel gehoorde reactie is dat de dokter het toch ‘beter weet’

en dat ze daarom niet tegen de dokter ingaan. Uit alle focusgroepen blijkt dat de respondenten vinden dat de hulp die de zorgverleners hen bieden beter zou kunnen maar niemand heeft concrete ideeën over hoe deze hulp beter zou kunnen.

Het beeld dat de respondenten weinig ideeën hebben over hun eigen behandelmethode komt overeen met het beeld dat de zorgverleners schetsen. Alle zorgverleners stellen dat het zelden voorkomt dat jongeren tijdens een afspraak zelf suggesties doen over medicijnengebruik. Zowel de jeugdverpleegkundige als de verpleegkundig specialist geeft aan dat dit zou kunnen komen doordat kinderen die net in Nederland zijn nog geen idee hebben van hoe de Nederlandse gezondheidszorg werkt. Zij weten niet dat het normaal is om met een arts te overleggen over de behandelmethode. Volgens de zorgverleners is het in het land van herkomst minder gebruikelijk om te overleggen met een arts of om tegen een arts in te gaan vanwege de vaak hoge status van artsen. Volgens de verpleegkundig specialist verandert de houding van de kinderen naarmate zij langer in Nederland zijn:

Als iemand net uit Afrika komt zal die niet zo snel zeggen van ‘nou daar ben ik het niet mee eens’ dan iemand die al zes jaar in Nederland woont en precies weet hoe het werkt. (Verpleegkundig specialist, Gezinslocatie)

Dit beeld komt overeen met de uitkomsten uit alle focusgroepen. Uit de focusgroepen met de respondenten uit de gezinslocatie blijkt dat een enkeling nadenkt over de gewenste

behandelmethode, terwijl uit de focusgroepen met de respondent uit de reguliere opvang blijkt dat niemand nadenkt over zijn eigen behandelmethode. De jongeren uit de gezinslocatie wonen gemiddeld langer in Nederland dan de jongeren uit de reguliere opvang. Sommigen jongeren uit de gezinslocatie wonen hier al bijna hun hele leven. Op basis hiervan zou gesteld kunnen worden dat de respondenten uit de gezinslocatie de Nederlandse gewoontes en gebruiken meer toegeëigend hebben dan de respondenten uit de reguliere opvang, en daarom meer gewend zijn om te

overleggen met artsen. Toch blijkt ook uit de interviews met de zorgverleners uit beide azc’s dat het zelden voorkomt dat jongeren zelf met suggesties komen over medicijngebruik.

Invloed jongeren op behandelmethode

De respondenten uit de gezinslocatie die aangeven dat zij nadenken over hun behandelmethode en overleggen met de arts, geven ook aan dat de arts luistert naar hun suggesties. Als zij aangeven dat een medicijn niet werkt luistert de arts hiernaar, en als hij het ermee eens is schrijft hij andere medicatie voor. De respondenten hebben het idee dat het mogelijk is om te overleggen met de arts over hun medicijn gebruik en voelen zich gehoord als zij andere medicatie willen.

De jongeren uit de reguliere opvang voelen zich daarentegen niet gehoord door de zorgverleners als zij het niet eens zijn met de behandelmethode. De jongeren doen zelf geen suggesties over medicatie maar zeggen wel tegen de zorgverleners dat paracetamol niet werkt en dat ze graag andere medicijnen zouden willen. Zij voelen zich echter niet gehoord door de

zorgverleners omdat zij geen andere medicijnen voorgeschreven krijgen.

Uit de interviews met de zorgverleners blijkt ook dat zij de behandelmethode zeker overleggen met de jongeren en dat zij het belangrijk vinden dat de jongeren zich gehoord voelen als zij suggesties doen. Toch passen zij de suggesties van de jongeren over medicijngebruik vrijwel nooit toe. Zowel de jeugdarts als de verpleegkundig specialist vinden namelijk dat er te snel om medicatie zoals antibiotica wordt gevraagd. In het land van herkomst van de jongeren is het vaak gewoon om klachten te medicaliseren en wordt er sneller dan in Nederland medicatie

voorgeschreven. De jeugdarts en verpleegkundig specialist zijn het daarom meestal niet eens met de suggesties van jongeren over medicijngebruik, maar zullen altijd overleggen met de jongeren waarom zij bepaalde medicijnen willen. Vervolgens leggen ze uit waarom er in Nederland minder snel medicijnen worden voorgeschreven en op basis van argumenten en lichamelijk onderzoek proberen zij de jongeren ervan te overtuigen dat hun behandelmethode beter is. Door te overleggen met de jongeren hebben de artsen het idee dat de jongeren begrijpen waarom ze bepaalde medicijnen niet krijgen en dat de jongeren daarom niet ontevreden naar huis gaan. Dit is inderdaad het geval bij de respondenten uit de gezinslocatie die met de artsen overleggen over hun behandelmethode: zij hebben het gevoel dat ze gehoord worden door de artsen als ze suggesties doen. Bij de respondenten die zelf geen suggesties doen, maar wel vragen om andere medicatie vragen is dit echter niet het geval. Zij hebben het idee dat de arts niet naar hen luistert en hebben ook niet het idee dat de arts uitlegt waarom zij geen andere medicijnen krijgen. Er kan gesteld worden dat het weinig voorkomt dat jongeren in dit onderzoek

daadwerkelijk invloed uitoefenen op hun behandelmethode. Dit heeft verschillende redenen: ten eerste zijn er maar weinig respondenten die hun behandelmethode overleggen met de arts, en ten tweede is de arts het vaak niet eens is met de medicijnen die de jongeren voorstellen. Artsen

vinden het in principe belangrijk dat jongeren zich gehoord voelen als zij met suggesties komen, maar laten zich toch zelden beïnvloeden door deze suggesties.

Nou ze [artsen] weten wat je probleem is, ze horen naar jou, ze luisteren naar jou enzo, maar ze doen wat ze willen (Jongen, 17 jaar, Reguliere opvang)

Oplossingen zorgverleners

De tevredenheid over de hulp die de zorgverleners bieden tijdens een medisch consult verschilt per azc. De jongeren uit de reguliere opvang zijn niet tevreden met de hulp die de zorgverleners bieden. De respondenten hebben namelijk het idee dat de zorgverleners hun klachten en problemen niet kunnen oplossen.

Ja want eeh als jij gaat naar dokter, ik zeg bijvoorbeeld tegen dokter ik heb hoofdpijn. De dokter zegt tegen mij dan moet je rusten, zoiets of paracetamol nemen. Maar ik weet mijn probleem gaat niet beter worden met paracetamol daarom ik ga niet over andere probleem want eeh want ze zegt nog een keer moet je paracetamol nemen. dan word ik moe van de dokter want de dokter kan ook niet mij helpen. (Meisje, 17 jaar, Reguliere opvang)

De jongeren zeggen vaak van de zorgverleners het advies te krijgen om paracetamol te nemen, uit te rusten, water te drinken en om naar buiten te gaan. Zij hebben echter het idee dat deze

adviezen hun klachten niet oplossen. Omdat de jongeren vinden dat de dokter hen niet kan helpen met hun klachten gaan zij minder vaak naar de dokter. De jongeren weten dat hun klachten

moeilijk op te lossen zijn en weten daarom ook niet goed hoe de dokter hen wel zou kunnen helpen. De meeste klachten komen namelijk voort uit de onzekerheid over het wel of niet krijgen van een verblijfsvergunning, en aan deze onzekerheid kan de dokter ook niks doen. Een ander advies van de zorgverleners dat bij de meiden tot frustratie leidt, is te proberen om niet aan alle problemen te denken. Voor hen is dat vrijwel onmogelijk.

Soms wil je dood zijn ja omdat dat beter is dan zo leven en heb jij in de hele wereld geen plek om te leven. (Meisje, 15 jaar, Reguliere opvang)

We weten niet of we mogen hier blijven of niet. Het is nu beste tijd van mijn leven en gaat nu zo weg. (Meisje, 17 jaar, Reguliere opvang)

De onzekerheid over het wel of niet mogen blijven in Nederland en de problemen die dit met zich meebrengt, overheersen grotendeels hun leven en zowel thuis als met vriendinnen wordt er veel over gepraat.

Uit de focusgroep met de meisjes uit de gezinslocatie blijkt dat zij tevreden zijn met de oplossingen die de artsen bieden voor hun klachten. Als zij met klachten zoals oorpijn of acne bij een arts komen, krijgen zij medicijnen voorgeschreven die ervoor zorgen dat de klachten

verminderen of verdwijnen. Hierdoor hebben de meisjes het idee dat de arts hen zo goed mogelijk probeert te helpen en ook in staat is om hun klachten op te lossen. In tegenstelling tot de

tevredenheid over de zorg die de artsen bieden is met name één meisje ontevreden over de zorg die de verpleegkundigen bieden. Zij stelt dat de verpleegkundigen niet in staat zijn om haar de hulp te bieden die zij nodig heeft. Tijdens afspraken met verpleegkundigen wordt haar vaak verteld dat haar klachten door spanningen komen en dat zij paracetamol moet nemen. Omdat zij zelf ook weet dat haar klachten door spanningen kunnen komen en dat paracetamol haar klachten niet wegneemt, voelt zij zich door de verpleegkundigen niet geholpen.

Ja okee als de zusters er iets aan kunnen doen dan hoef je mij niet naar de dokter te sturen maar gewoon, ik kom hier niet voor niks, ik wil niet alleen mijn verhaal vertellen maar ik wil ook gewoon hulp krijgen. (Meisje, 15 jaar, Gezinslocatie)

Volgens deze respondent luisteren de verpleegkundigen wel naar haar klachten maar doen ze verder niks met de klachten. Zij heeft daarom het idee dat de verpleegkundigen niet over genoeg kennis beschikken om haar te helpen en vindt het frustrerend dat ze naar huis wordt gestuurd terwijl er niks opgelost is. Dit verhaal komt niet overeen met de visie van de verpleegkundig specialist dat ´het verhaal vertellen´ al een deel van de klacht weg kan nemen. Volgens deze respondent uit de gezinslocatie, maar ook volgens de meiden uit de reguliere opvang is alleen luisteren is niet voldoende. Zij verwachten van de zorgverleners dat ze hun klachten echt kunnen oplossen en zien medicijnen vaak als de beste oplossing voor het wegnemen van de klachten. De jongens uit de gezinslocatie zijn minder tevreden over de hulp van zowel de artsen als van de verpleegkundigen. Ook zij krijgen vaak het advies van de verpleegkundigen dat ze moeten uitrusten en paracetamol moeten nemen, maar omdat dit hun klachten niet oplost, hebben zij niet het gevoel dat ze worden geholpen. Verder vinden de jongens dat ook de artsen hen niet altijd kunnen helpen met hun klachten. Dit komt doordat de medicijnen die de arts hen voorschrijft niet altijd helpen en vaak bijwerkingen hebben. Ook blijkt uit de focusgroep dat de arts vaak dezelfde medicijnen voorschrijft aan kinderen en volwassenen met verschillende klachten. Hierdoor hebben

de jongens het idee dat de medicijnen die de arts voorschrijft hun specifieke klacht niet goed kan oplossen, iedereen krijgt immers hetzelfde medicijn voorgeschreven. De jongens geven wel aan dat de arts hen probeert zo goed mogelijk te helpen maar dat dit niet altijd mogelijk is.

De adviezen van de zorgverleners die de jongeren uit de reguliere opvang noemen, komen deels overeen met de adviezen die de zorgverleners uit de reguliere opvang zelf geven. De

jeugdarts uit de reguliere opvang vertelt dat een lichamelijke oorzaak van een klacht altijd eerst uitgesloten wordt door middel van lichamelijk onderzoek, maar meestal is er geen lichamelijke oorzaak. Haar advies is om even naar buiten te gaan, met vrienden af te spreken en te wandelen. Zoals eerder gezegd lossen deze adviezen de problemen niet op. Niet alleen de jeugdarts maar ook de jeugdverpleegkundige uit de reguliere opvang stelt dat veel klachten zoals bedplassen en slecht slapen voortkomen uit spanningen; zij zien dit als een natuurlijke reactie op alles wat de jongeren hebben meegemaakt. Klachten worden in eerste instantie een even 'aangekeken', soms gaan ze na een tijdje vanzelf weg.

En bijvoorbeeld kinderen die bedplassen, ik hoor het aan, ik geef de moeder tips, ik geef de kinderen tips, maar zeg er altijd bij het hoort er ook een beetje bij. Je hebt zoveel spanning in je lijf, misschien gaat het over een poosje vanzelf over. (Jeugdverpleegkundige, Reguliere opvang)

Beiden zien deze psychosomatische klachten van de jongeren als onderdeel van een veel groter probleem. De klachten van de jongeren komen gedeeltelijk door alles wat ze hebben meegemaakt, maar ook door de situatie waar ze zich nog steeds in bevinden. Doordat ze zich nog steeds in een traumatiserende situatie bevinden kunnen de psychosomatische klachten nog niet opgelost worden. Het idee van de jongeren dat de zorgverleners hun klachten niet op kunnen lossen komt overeen met het idee van de zorgverleners; de psychosomatische klachten van de jongeren zijn op het moment dat zij nog met de asielprocedure bezig zijn inderdaad niet op te lossen volgens de zorgverleners.

Beiden geven aan dat er ook een cultuurverschil bestaat tussen de jongeren en de praktijk van de Nederlandse gezondheidszorg. Veel jongeren zijn uit het land van herkomst gewend om direct medicijnen te krijgen als zij met klachten bij de dokter komen, terwijl in Nederland medicijnen veel minder snel voorgeschreven worden.

Het is vooral in Iran is het veel, iedere klacht wordt echt zo'n beetje

gemedicaliseerd […] Als je hard kloppingen hebt krijg je meteen medicatie. Of je wordt gelijk aan de ADHD of Ritalin gezet of nou ja dat je soms van huh?

(Jeugdarts, Reguliere opvang)

Dit cultuurverschil zou ervoor kunnen zorgen dat de jongeren uit de reguliere opvang het gevoel hebben dat de artsen hen niet kunnen helpen. In Nederland is het niet gebruikelijk om meteen medicatie mee te geven en worden er eerst andere oplossingen gezocht voordat er medicijnen voorgeschreven worden. De jongeren hebben daar in tegen pas het gevoel dat zij worden geholpen als zij medicatie voorgeschreven krijgen.

Uit de besproken resultaten blijkt dat jongeren weinig tot niet participeren in de gezondheidszorg. Dit komt doordat maar weinig jongeren nadenken over hun eigen

behandelmethode, en er wordt dus amper door de jongeren met de arts overlegd. Doordat

jongeren weinig overleggen met de arts, hebben zij weinig invloed op hun eigen behandelmethode. Ten slotte kan gesteld worden dat veel jongeren ontevreden zijn over de oplossingen die de

zorgverleners hen bieden voor hun klachten. Veel jongeren hebben namelijk het idee dat de zorgverleners niet in staat zijn om hun klachten op te lossen.