• No results found

In dit deel van de resultaten zal de mate van agency van de jongeren in de gezondheidszorg behandeld worden. Eerst wordt besproken in hoeverre jongeren het idee hebben dat de

zorgverleners naar hun verhaal en klachten luisteren, en vervolgens in hoeverre jongeren het idee hebben dat zorgverleners hun klachten serieus nemen. Ten slotte komt de invloed die jongeren op hun eigen welzijn hebben aan bod.

Luisteren naar jongeren

De jongeren uit alle vier de focusgroepen geven aan dat de artsen goed naar ze luisteren tijdens een afspraak. Slechts één meisje uit de gezinslocatie geeft aan dat het geen zin heeft om naar een arts te gaan omdat zij toch niet naar je luisteren. Dit meisje is echter nooit zelf bij een arts geweest en baseert haar mening op verhalen van familieleden. Verder vinden de jongeren dat er voldoende tijd is om hun klachten uit te leggen aan de arts en hebben zij het idee dat ze al hun klachten aan de artsen kunnen vertellen. Wel vertellen twee meisjes uit de reguliere opvang dat er tijdens een afspraak maar over één klacht gepraat mag worden, terwijl er meerdere klachten zijn.

Ze [artsen] luisteren wel, maar je moet alleen over één probleem praten, niet over andere. Bijvoorbeeld heb je hoofdpijn dan moet je alleen over je hoofd praten, moet je niet over je voet praten, haha. (Meisje, 15 jaar, Reguliere opvang)

Ook blijkt dat de meesten jongeren zelf hun klachten vertellen aan een arts, alhoewel soms ook de hulp van hun ouders wordt ingeschakeld. Met name de meisjes gaan met hun ouders naar de dokter en vinden het belangrijk dat hun ouders bij de afspraken met de dokter aanwezig zijn, zodat hun ouders ook hun mening kunnen geven over de klachten. Verder geven de jongeren aan dat de communicatie tussen hen en de zorgverleners geen problemen oplevert. Er is altijd een tolk aanwezig en als de jongeren niet begrijpen wat de arts bedoeld dan vragen zij om uitleg. De jongeren voelen zich niet bezwaard om te zeggen dat ze bepaalde woorden niet begrijpen. Vrijwel alle respondenten vinden dat de artsen tijdens een afspraak voldoende tijd voor ze nemen zodat zij hun verhaal kwijt kunnen.

Het idee dat zorgverleners goed luisteren naar de verhalen en klachten van kinderen blijkt ook uit de interviews met de zorgverleners. Zorgverleners zeggen het belangrijk te vinden goed te luisteren naar een kind, één verpleegkundig specialist benadrukt zelfs dat goed en aandachtig luisteren soms al een deel van de klacht kan wegnemen.

Huisartsenzorg is ook niet gebaseerd op wel of geen medicijn meegeven, vaak is het ook al genoeg door gewoon echt te luisteren. Dat kan al heel veel van de buikpijn wegnemen zeg maar, te horen wat er nu eigenlijk aan de hand is. (Verpleegkundig specialist, Gezinslocatie)

Verder vinden ook de zorgverleners dat de jongeren vaak zelf hun verhaal vertellen en dat zij in staat zijn om hun klachten goed te verwoorden. Wel geven alle zorgverleners aan dat het verhaal van de ouders over de klachten van het kind ook belangrijk is om een compleet beeld te krijgen

van klachten. Ook kan het zijn dat jongeren zich problemen uit hun vroege jeugd niet meer herinneren terwijl ouders dit vaak nog wel weten. De zorgverleners vinden het dan ook belangrijk dat de ouders aanwezig zijn bij de afspraken met de arts.

De jongeren vinden dus dat er goed naar hun verhaal geluisterd wordt tijdens een medisch consult. Dat er naar jongeren geluisterd wordt betekent echter niet dat hun klachten ook serieus worden genomen door de zorgverleners.

Klachten van jongeren serieus nemen

De jongeren hebben niet altijd het idee dat hun klachten serieus worden genomen door de

zorgverleners. Uit de focusgroep met de meisjes uit de reguliere opvang blijkt dat ze ervan uitgaan dat de zorgverleners hun klachten serieus nemen, maar dat dit niet altijd het gebeurt in de praktijk. Volgens de meisjes zit het probleem niet zo zeer in het serieus nemen van klachten, maar in het begrijpen van hun leven en klachten. Zij hebben het idee dat het voor de zorgverleners een gewoonte is geworden:

Ja het is voor hun een gewoonte, elke dag mensen met dezelfde problemen komen bij hun en dat is gewoon een gewoonte voor hun en dan het is niet zo belangrijk. Maar ja het is onze leven, dat wij veel problemen hebben, maar ja zij kunnen niet dat voelen, snappen. (Meisje, 15 jaar, Reguliere opvang)

De meisjes uit de reguliere opvang voelen zich onbegrepen door de zorgverleners en hebben het idee dat de artsen niet snappen dat zij veel problemen en stress hebben en dat relatief kleine klachten, zoals hoofdpijn of slapeloosheid, veel invloed hebben op hun leven.

De jongens uit de reguliere opvang hebben daarentegen wel het idee dat hun klachten serieus worden genomen door de zorgverleners. Maar omdat niet alle jongens uit deze eerste focusgroep over deze vraag mee konden praten, omdat ze geen Nederlands of Engels spraken of nog nooit bij een arts waren geweest, zal dit resultaat niet mee worden genomen in de discussie. Uit de focusgroep met de meisjes uit de gezinslocatie blijkt dat ook zij vinden dat de artsen hun klachten serieus nemen. Twee van de vier meisjes stellen echter dat de verpleegkundigen, met wie zij eerst een afspraak hebben, hun klachten niet serieus nemen. Zij willen graag doorverwezen worden naar de arts, maar volgens de verpleegkundigen zijn hun klachten niet ernstig genoeg om doorverwezen te worden.

Ik vertel meer, bijvoorbeeld ik heb gewoon problemen aan mijn amandelen ik heb heel veel pijn ik heb rode plekjes dit dat. Ik vertel [aan de verpleegkundigen] dubbele dan wat er eigenlijk aan de hand is, en dan mag ik pas verder. Dan tegen de dokter zeg ik wat er echt aan de hand is. (Meisje, 15 jaar, Gezinslocatie)

Dit zorgt ervoor dat deze twee meisjes zich niet serieus genomen voelen door de verpleegkundigen. Mede doordat de verpleegkundigen geen oplossing kunnen bieden voor hun klachten hebben ze het gevoel dat ze voor niks naar de GCA zijn gegaan.

De jongens uit de gezinslocatie zeggen geen problemen te hebben met de

verpleegkundigen en artsen. Wel vertellen de jongens dat er een verhaal de ronde doet over mensen die met klachten over bijvoorbeeld het eten naar de dokter gaan en hopen hierdoor overgeplaatst te worden naar een ander azc. Dit verhaal is ontstaan doordat er één keer een gezin is overgeplaatst omdat hun dochter allergisch was voor het eten. In de gezinslocatie kunnen de mensen namelijk niet zelf koken en moeten zij elke avond hun eten ophalen bij een centrale keuken. De jongens stellen dat het zou kunnen dat de dokter bepaalde klachten minder serieus neemt omdat hij weet dat mensen hopen op die manier naar een ander azc te verhuizen. Dit heeft echter geen invloed op hun eigen ervaringen bij de dokter, alle jongens voelen zich namelijk wel serieus genomen door de arts.

Invloed op eigen welzijn

Tijdens de focusgroepen met de jongeren is er niet alleen gesproken over hun ervaringen in de gezondheidszorg maar ook over verschillende aspecten in hun leven die invloed hebben op hun welzijn. Er is met de jongeren onder andere gesproken over hun woonsituatie, over activiteiten die georganiseerd worden en over de veiligheid op het azc.

Woonomstandigheden

Uit alle focusgroepen blijkt dat de woonsituatie door alle jongeren als problematisch wordt ervaren.

Ik woon met mijn broer, met mijn moeder, met z'n drieën op één kamer, maar ja hoe moet ik mijn kleren aantrekken?. (Meisje, 15 jaar, Gezinslocatie)

Met name het gebrek aan privacy is een groot probleem voor de jongeren. Zij geven aan zich niet rustig om te kunnen kleden ’s ochtends, elk gezin heeft in beide azc’s maar één kamer en er zijn dus altijd andere gezinsleden aanwezig. De jongeren en hun ouders doen alles op die kamer: eten, slapen, praten, huiswerk maken en televisie kijken. De kamers zijn vrij klein, wat voor veel

spanningen en ruzies in de gezinnen zorgt. De jongeren uit beide azc's geven tijdens de

focusgroepen aan dat zij heel graag een extra kamer willen waar zij zich terug kunnen trekken als zij bijvoorbeeld huiswerk moeten maken of waar zij met vrienden kunnen zitten.

De jongeren hebben vrijwel geen invloed op hun woonomstandigheid; dit gebrek aan invloed heeft twee redenen. Ten eerste zijn de kamers erg klein, elke asielzoeker heeft recht op vijf vierkante meter slaapruimte, en er mogen geen extra meubelen ingezet worden door de bewoners. In de kamer staat voor iedereen een bed en een kast, een kleine tafel, een koelkast en een tv. De jongeren hebben aangegeven graag een extra tv of kast te willen maar vanwege de veiligheid is dit niet mogelijk, omdat er dan te weinig loopruimte overblijft. Ten tweede is een extra kamer vrijwel niet mogelijk, omdat beide azc's vol zitten. Alle kamers zijn bezet en alleen gezinnen met grote problemen zoals een ziek familielid die rust nodig heeft, krijgen een extra kamer.

Vrije tijd

De activiteiten die door het COA of door Stichting de Vrolijkheid georganiseerd worden zijn van groot belang voor de jongeren. Vrijwel alle jongeren uit beide azc's hebben buiten school namelijk niet zoveel andere bezigheden. In de reguliere opvang worden er vooral in de zomervakantie activiteiten georganiseerd voor de jongeren door Stichting de Vrolijkheid. Deze activiteiten worden meestal overlegd met de meisjes, zij kunnen aangeven welke activiteiten zij leuk vinden en daar wordt ook naar geluisterd. Uit de verhalen van de woonbegeleider, maar ook van een respondent blijkt echter dat veel meisjes uit de reguliere opvang niet op komen dagen bij de activiteiten die tijdens het schooljaar door het COA georganiseerd worden. Dit lijkt te komen doordat het COA niet altijd goed met de meisjes overlegt over de activiteiten. De meisjes zijn niet altijd op de hoogte van alle activiteiten of vinden de activiteiten niet leuk, hierdoor kan het voorkomen dat er maar weinig meisjes opkomen dagen bij activiteiten. De invloed van de meisjes uit de reguliere opvang op de activiteiten is dus beperkt. Zij hebben wel invloed op de activiteiten in de zomer, maar minder op de activiteiten tijdens het schooljaar.

Uit de focusgroepen met de jongeren uit de gezinslocatie blijkt dat zij erg tevreden zijn over de activiteiten. Een probleem op dit azc is dat de jongeren in het weekend en in de vakanties niet zo veel met hun ouders kunnen ondernemen vanwege de meldplicht voor volwassenen. Alle volwassenen moeten zich elke dag tussen twee en drie melden. Daarom zijn de jongeren blij met de uitjes die het COA voor hen organiseert.

Maar eigenlijk dit is het enige azc waar ook uitjes zijn en gewoon waar, kijk we hebben hier ook gebouwen waar we met meisjes kunnen zitten, praten, film kijken, leuke dingen kunnen doen. (Meisje, 15 jaar, Gezinslocatie)

De azc medewerkers hebben verschillende activiteiten georganiseerd voor de jongeren uit de gezinslocatie: een bioscoop in de gymzaal, zwemlessen en in de zomervakantie een tentenkamp op het azc. Zowel de meisjes als de jongens uit de gezinslocatie geven aan dat er met hen overlegd wordt over de activiteiten die georganiseerd worden. Ook vinden zij dat er genoeg uitjes

georganiseerd worden. Verder vertellen de jongens dat zij in de jongerenraad van het azc zitten. Hier denken zij na over hoe het leven voor jongeren op het azc leuker kan worden gemaakt. Zij denken onder andere na over mogelijke uitjes en bespreken dit met de woonbegeleiders om te kijken of het uitvoerbaar is. De jongerenraad bestaat nog niet zo lang, dus tot nu toe is er vooral gepraat door de jongeren onderling en hebben zij nog niet daadwerkelijk iets georganiseerd. Gesteld kan worden dat de jongeren uit de gezinslocatie over meer invloed beschikken bij het organiseren van activiteiten dan de jongeren uit de reguliere opvang. Ten eerste wordt er met de jongeren uit de gezinslocatie meer overlegd over de activiteiten en ten tweede heeft de gezinslocatie een jongerenraad waar jongeren zelf nadenken over hoe zij het leven op het azc leuker kunnen maken voor jongeren.

Veiligheid

Een probleem dat de meiden uit de gezinslocatie aangeven, is het gebrek aan veiligheid op het azc. De gezinslocatie ligt in een bos en de gebouwen waar de mensen in wonen staan ver uit elkaar. De meisjes voelen zich onveilig als zij over het terrein lopen en moeten van hun ouders altijd met zijn tweeën lopen. Het onveilige gevoel van de meisjes heeft twee redenen: ten eerste voelen zij zich onveilig door alle bomen en struiken die op het terrein staan, en ten tweede zijn zij bang voor mannen die op het azc lopen en hen naroepen. Zij kunnen het terrein niet goed overzien en zijn zij bang dat mensen zich verstoppen achter de bomen en opeens te voorschijn kunnen komen.

Ja ik heb wel vaker, heel vaak gewoon 'hee jongedame' dit dat. Ik kijk naar beneden verder en dan ben ik altijd bang om ja. Gister bijvoorbeeld het was tien uur en ik moesten even naar huis dus er kwamen twee mannen van het bos van die bosjes, dus ik werd ook bang en ging rennen. Toen gingen hun ook snel lopen dus daarom ben ik altijd bang. (Meisje, 15 jaar, Gezinslocatie)

Twee van de vier meisjes geven aan vaker nageroepen te worden door mannen. Beide meisjes vertellen dat zij moslim zijn en beschermd opgevoed worden door hun familie. Aandacht van mannen ervaren zij als bedreigend, en zij voelen zich onveilig doordat mannen op het azc naar hen kijken en roepen.

De meiden hebben bij de COA medewerkers aangegeven dat zij zich onveilig voelen op het azc. Er is goed naar deze klacht geluisterd en geprobeerd om het voor de meiden zo veilig mogelijk te maken op het azc. Zo zijn alle bosjes tussen de huizen weggehaald zodat het zicht beter is en mensen zich niet meer achter bosjes kunnen verstoppen. Ook loopt er overdag, maar met name ´s avonds, vaak politie en beveiliging rond op het azc. Ondanks dat de meiden zich wel iets veiliger voelen door de maatregelen is het gevoel van onveiligheid nog niet weg. Wel hebben de meiden het idee dat de COA medewerkers proberen te helpen met het oplossen van hun klachten. Gesteld kan worden dat de meiden op het gebied van veiligheid zeker invloed hebben. De COA medewerkers luisteren naar hun klachten en nemen hun klachten serieus. Dit blijkt uit het feit dat er daadwerkelijk naar een oplossing wordt gezocht om het gevoel van onveiligheid te

verminderen. Toch is de invloed van de meiden beperkt, zij kunnen er namelijk niet voor kiezen om in een ander azc te gaan wonen in een minder bosrijke omgeving. De meiden kunnen er dus wel voor zorgen dat er iets wordt gedaan aan hun gevoel van onveiligheid, maar zij kunnen er niet voor zorgen dat hun klacht helemaal opgelost wordt.

Concluderend kan gesteld worden dat jongeren in beperkte mate over agency beschikken in de gezondheidszorg, en beperkte invloed op hun eigen welzijn. De jongeren geven namelijk allemaal aan dat de zorgverleners goed naar hun luisteren tijdens een medisch consult. Over deze vorm van agency beschikken de jongeren. Toch hebben niet alle jongeren het idee dat hun

klachten serieus worden genomen door de zorgverleners, hierdoor wordt hun agency in de gezondheidszorg beperkt. Verder blijkt dat de jongeren beperkte invloed hebben op hun welzijn. Zij hebben geen invloed op hun woonsituatie, maar er wordt meestal wel naar hun mening geluisterd bij het organiseren van activiteiten. Ook wordt er naar de meisjes geluisterd als zij vertellen dat zij het azc onveilig vinden.