• No results found

De Januskop van de personeelsfunctie

In document De roep om de menselijke mens (pagina 58-61)

3.2 De voorgeschiedenis van hrm

3.2.4 De Januskop van de personeelsfunctie

Ik ben met reuzenstappen door het verhaal van de armenzorg en de volksopvoeding gegaan, waarbij het dubbelkarakter van het sociaal werk aan de oppervlakte is gekomen. Uit de andragologische voorgeschiedenis van hrm blijkt dat personeelswerk een

gemeenschappelijke stam heeft met agogische werksoorten, zoals maatschappelijk en sociaal-cultureel werk. Daarbij gaat het om twee kiemen die aan de basis liggen: (a) sociale beheersing en (b) emancipatie. Deze kiemen zijn geëvolueerd met de

ontwikkeling van het vakgebied en vormen de genen van personeelswerk en daarmee ook die van hrm. De kiemen vragen volgens Van Zuthem (1979) om een duidelijke keuze en stellingname van het vakgebied voor ofwel aanpassings- dan wel

veranderingsbeleid. Deze stellingname leidt volgens Kluytmans echter tot een

schijnvertoning, aangezien emancipatie en welzijnsactiviteiten slechts bedoeld zijn om de beheersing van het gedrag van mensen in organisaties mogelijk te maken.

“Because the personnel specialist is, in the final analysis, an agent of the employer he cannot be concerned with employee welfare, or social justice per se. He is, however, forced to be concerned with such issues in practice because ignoring them will lead to the eventual ineffectiveness of formally rational techniques as low morale sets in, industrial conflicts break out, labour turnover increases dangerously or, ultimately, a potentially revolutionary situation results from the general disaffection of labour” (Watson, 1977:55 in Kluytmans, 1999:102).

Dit citaat verwijst naar de bijzondere verstrengeling tussen sociale beheersing en emancipatie. Aangezien het belang van de economische rationaliteit de

emancipatorische bedoelingen overstijgt, is er in de opvatting van Kluytmans altijd sprake van sociale beheersing. Deze gedachte sluit niet aan bij de agogische kiemen van het beroep. Beheersing en emancipatie zijn namelijk in elke agogische interventie gelijktijdig aanwezig. Ook al wordt de interventie ingezet vanuit een

beheersingsperspectief, in het agogisch handelen is er door de wederzijdse beïnvloeding sprake van emancipatorische effecten (Nijk, 1972; Donkers, 1993).

Sociale beheersing en emancipatie moeten volgens Giddens (1989) niet vanuit twee verschillende perspectieven worden verklaard. Giddens spreekt bijvoorbeeld over ‘dualiteit van structuren’. Structuren zijn niet alleen dwingende kaders voor het menselijk handelen, maar veeleer kaders die mogelijkheden scheppen. Structuren kunnen alleen bestaan omdat zij doorlopend worden geactualiseerd door mensen. Dat betekent dat ze door interacties ook kunnen worden bijgesteld. Elke interactie houdt dus tevens de mogelijkheid van verandering en daarmee vooruitgang in. Het menselijk gedrag wordt bepaald door structuren en in cultuur vastgelegde denkkaders. Die zelfde structuren zijn op hun beurt weer het product van handelende mensen. Weliswaar is de invloed van structuren en culturen op het menselijk handelen groot, maar daar staat

tegenover dat diezelfde individuen deelnemen aan het proces, waardoor de structurele en culturele arrangementen zich op den duur kunnen wijzigen.17

Desaurt (1984) voegt hieraan toe dat de mens beschikt over een eigen vrije wil en verantwoordelijkheid om kaders wel of niet te accepteren. “Het is voor het psychisch zelfbeleven zo, alsof we allemaal worden geboren in een huis waar we niet uit kunnen, maar binnen dat huis zijn we vrij de eigen inrichting daarvan aan te brengen en zelfs het een en ander aan het huis te verbouwen. Het huis representeert de grenscondities waar wij niet overheen kunnen, maar daarbinnen wilsvrijheid hebben, waarbij we

verantwoordelijk zijn voor onze keuzes en daden” (Dessaur, 1984:325).

De dualiteit tussen sociale beheersing en emancipatie is als volgt te omschrijven. Sociale beheersing is gericht op onderschikking aan heersende structuren. Emancipatie is erop gericht om binnen die structuren veranderingen tot stand te laten komen. De dualiteit tussen beide maakt duidelijk dat er een spanningsveld bestaat. Enerzijds staat de sociale controle en beheersing ten dienste van economische en politieke belangen. Anderzijds kan emancipatie worden gebruikt om mensen te activeren bij de

ontwikkeling van hun handelingsbekwaamheid binnen de structuren, hetgeen kan leiden tot hervormingen. Het dubbelkarakter van beheersing en emancipatie behoort tot de kern van het agogisch werk (Nijk, 1972). Met Nijk spreek ik van een ‘agogisch spanningsveld’ tussen beheersing en emancipatie.

Het agogisch spanningsveld tussen sociale beheersing en emancipatie is terug te vinden in de personeelsfunctie, waarin het spanningsveld zich als het ware heeft verstrengeld tot een Januskop. Beheersing en emancipatie verhouden zich in de personeelsfunctie tot elkaar als ware het twee gezichten die elk een verschillende richting uitkijken. Bij het uitoefenen van de personeelsfunctie wordt verondersteld dat de beroepsuitoefenaar met dit spanningsveld kan omgaan. Ter verduidelijking: bij het gezicht van ‘sociale

beheersing en disciplinering’ kan de personeelsfunctie zich rekenen tot de kant van het management en het organisatiebelang. Bij het tegenovergestelde gezicht gaat het om het welzijnsbelang van het individu. Niet zelden is er sprake van een belangenconflict

17 Een belangrijk sociologisch vraagstuk betreft de verhouding tussen ‘structure’ (maatschappij) en ‘agency’ (individuele actie/handelen). Anthony Giddens beweerde dat agency en structure als een bestaande dualiteit moet worden gezien die met elkaar in relatie staat. De twee zijn niet te scheiden en komen voor in alle vormen van menselijke activiteit.

tussen organisatie en medewerker, waardoor de personeelsfunctie als in een spagaat tussen partijen kan komen te staan. Het heen en weer bewegen tussen de twee gezichten vraagt om een heldere rolafstemming tussen partijen.

In de volgende paragrafen richt ik mij op de ontwikkeling van personeelswerk naar personeelsmanagement en hrm. Hierbij stel ik mij de volgende vraag: hoe gaat het vakgebied om met de dualiteit van sociale beheersing en emancipatie? Met deze vraag als uitgangspunt hoop ik erachter te komen wat nu eigenlijk de oorzaak is van het ontstaan van de kloof tussen de retoriek en de realiteit van hrm.

In document De roep om de menselijke mens (pagina 58-61)