• No results found

  in the confidence interval of Section 5 by

Bijlage 14 Inventarisatie bereidheid en respons LMM-deelnemers

B.G. van Elzakker en J. van Dijk, d.d. 27 januari 2010

1. Toelichting

In het huidige LMM worden handmatig tijdelijke putten gemaakt en bemonsterd; de belasting voor de deelnemer is hierbij minimaal. Voor het Nitraatdieptemeetnet (NDM) zullen bij bedrijven in de zandgebieden 3 tot 12 putten met groot materieel geïnstalleerd moeten worden. Dit zijn permanente putten, ze blijven in de bodem zitten. Plaatsing is mogelijk in het perceel of aan de rand ervan. De afwerking van de put kan onder-, aan- of boven het maaiveld uitgevoerd worden. Het is ook mogelijk om de put in het perceel te plaatsen met afgeleiding naar, respectievelijk afwerking aan de

perceelsrand. Bij de LMM-deelnemers dient de bereidheid getoetst te worden om aan zo‟n

meetprogramma mee te werken. Als die bereidheid ontbreekt of te beperkt is, is het meetprogramma niet uitvoerbaar. Toetsing van de bereidheid is het startpunt van de communicatie met de deelnemers over het nitraatdieptemeetnet en loopt door tot en met de installatie van de putten. Latere communicatie beperkt zich tot de exploitatie van het meetnet.

2. Aandachtspunten bij de opzet van de inventarisatie

 Het risico bestaat dat deelnemers door de inventarisatie voortijdig afhaken.

 Aan het enquêteren moet informeren vooraf gaan over doel, achtergronden en voorziene opzet van het meetnet. Dat geldt niet alleen voor de betreffende LMM-deelnemers, maar ook voor de RIVM- en LEI-medewerkers die voor hen als aanspreekpunt fungeren, zoals de Technisch Administratief Medewerkers (TAM‟s) van het LEI en de veldwerkbegeleiders en veldwerkers van het RIVM.  Reacties van de deelnemers kunnen nuttig zijn voor de verdere definitie van het meetnet.

 De grootte van de steekproef is afhankelijk van het bedrijfstype. Bij melkveebedrijven is ruimte in het aantal bedrijven, maar bij de overige bedrijfstypen zouden eigenlijk alle LMM-deelnemers in de zandgebieden moeten deelnemen.

3. Aandachtspunten bij communicatie met de deelnemers

 Deelnemers worden geïnformeerd op basis van de motie Koopmans, met als insteek dat dit een mogelijke kans is voor de zandgebieden.

 Schade door installatiewerkzaamheden wordt volledig vergoed, eventueel via taxateur.  De deelnemers krijgen een jaarlijkse vergoeding.

 Installatie van de putten mag uitsluitend gebeuren in goed overleg met de deelnemers.  Streven is om de overlast voor de deelnemers zo veel mogelijk te beperken (grootte van het

installatiematerieel, afwerking van de putten etc.)

 Suggesties van deelnemers worden meegenomen bij de verdere definitie van het meetnet.

4. Mogelijke varianten voor de inventarisatie

De volgende varianten zijn verder uitgewerkt:

1. de bereidheid niet vooraf toetsen (minimale variant);

2. een schriftelijke toetsing bij alle potentiële deelnemers (uitgebreide variant); 3. een schriftelijke toetsing bij beperkt aantal deelnemers;

Ad 1 Bereidheid niet vooraf toetsen (minimale variant)

Ook als deelnemers bij een toetsing of zelfs bij daadwerkelijke werving aangeven geen bezwaar te hebben, kan toch door oorzaken van buitenaf (sector komt negatief in het nieuws, sector komt financieel onder druk) en als het er werkelijk op aankomt medewerking alsnog worden geweigerd. Voordelen

 Geen capaciteit/geld nodig  Geen tijdsdruk

Nadelen

 Geen enkele indruk hoe deelnemers reageren op de plannen

 Eventuele bruikbare suggesties van deelnemers worden niet verzameld Doorlooptijd

 Niet van toepassing

Ad 2 Schriftelijke toetsing bij alle potentiële deelnemers (uitgebreide variant)

Bij deze variant is de betrouwbaarheid van de toetsing waarschijnlijk het grootst. Omdat de toetsing schriftelijk is moet zeer goed worden nagedacht over de informatievoorziening en opzet van de enquête, om misverstanden te voorkomen.

Voordelen

 Betrouwbaarheid uitkomsten inventarisatie is groot

 Alle deelnemers worden tegelijk en op dezelfde manier geïnformeerd Nadelen

 Deelnemers worden mogelijk al afgeschrikt voordat de daadwerkelijke werving begonnen is  Suggesties van deelnemers worden waarschijnlijk slechts beperkt verzameld

Doorlooptijd

 Twee à drie maanden

Ad 3 Schriftelijke toetsing bij beperkt aantal deelnemers

Met deze optie is de betrouwbaarheid van de toetsing kleiner dan bij variant 2. Omdat de toetsing schriftelijk is, moet ook hier goed worden nagedacht over de informatievoorziening en opzet van de enquête. Dit kost tijd.

Voordelen

 Door de beperktere steekproef „alarmeer‟ je niet gelijk alle deelnemers.

 Kennis/ervaringen uit de inventarisatie kunnen (met verbeteringen in de communicatie) worden meegenomen bij de daadwerkelijke werving van deelnemers

Nadelen

 Inventarisatie levert mogelijk geen volledig / betrouwbaar beeld Doorlooptijd

Ad 4 Mondelinge toetsing bij beperkt aantal deelnemers middels bedrijfsbezoek

Bij deze variant bezoeken medewerkers van het LEI en/of het RIVM (bijvoorbeeld TAMmers en veldwerkbegeleiders) in korte tijd 25-30 deelnemers. Hierbij wordt een mondelinge toelichting gegeven op de plannen voor een Nitraatdieptemeetnet en wordt mondeling (eventueel aan de hand van een lijst met aandachtspunten) de bereidheid van de deelnemer getoetst. Reacties/suggesties van de deelnemer worden direct verzameld.

Voordelen

 Toetsing vraagt minder voorbereidingstijd dan variant 2 en 3  Maximale respons van de geïnterviewde deelnemers

 Uitkomsten zijn relatief snel bekend Nadelen

 Vraagstelling/uitkomsten mogelijk erg afhankelijk van de individuele enquêteur

 Informatiebijeenkomst met enquêteurs noodzakelijk om iedereen (zowel de enquêteurs als de deelnemers) op dezelfde manier te kunnen informeren

Doorlooptijd

 Eén à twee maanden

5. Communicatieplan

In het communicatieplan moet onderscheid gemaakt worden tussen communicatie met de sector en met de individuele deelnemer.

Aandachtspunten daarbij zijn:

a. de verschillende stadia van het gehele traject; b. de te gebruiken communicatiemiddelen.

Ad a De verschillende stadia van het gehele traject, te denken valt aan:  toetsing bereidheid deelnemers en hun eventuele suggesties (sector);  werving deelnemers (sector);

 overleg over (vooronderzoek) putlocaties op het bedrijf (individuele deelnemer);  EU-aanbesteding en gunning (sector)

 overleg voor en tijdens de installatie (individuele deelnemer);  aanvang, voortgang en afronding installatie (sector);

 aanvang monsternemingen (sector en individuele deelnemer);  eerste resultaten monsternemingen (sector).

Ad b De te gebruiken communicatiemiddelen, bijvoorbeeld:  LMM-nieuws (sector);

 LMM e-nieuws (sector);

 brieven (individuele deelnemer);

 technisch-administratief medewerkers (TAMmers) van het LEI en veldwerkbegeleiders van het RIVM (individuele deelnemer).