de leeuwerik niet, Wiens schelle stem in 't angstig oor u drong: Op dien granaatboom
zingt hij elken nacht. Geloof me, lieve, 't was de nachtegaal.’ Fantastische
vogelgeluiden omranken den edelen, oorspronkelijken en gevoeligen liefdeszang.
De betooverende hoornmelodie in het ‘Un pochettino animato’ inspireerde later
Wagner tot zijn verklanking van het heilsverschiet in de laatste maten van ‘Tristan’.
Dit nobele pathos wordt eenige keeren onderbroken door nerveuze blijdschap (Allegro
agitato). In het liefdesduet (fluit en Engelsche hoorn) verinnigen zich de gevoelens.
III. Scherzo. La reine Mab ou la fée des songes. Reeds in het Scherzetto van den
proloog kwamen wij onder de bekoring van ‘Queen Mab’, de droomfee, doch eerst
nu toovert Berlioz ons het geheele visioen van Shakespeare voor, met de ijlste
geluiden, die ooit aan het orkest toevertrouwd werden. Hoewel de componist de
fantasieën van Shakespeare niet slaafs volgt en het litterair Scherzo omzette in een
zuiver muzikaal, kunnen Mercutio's woorden toch het best als programma dienen
voor dit spel van elfen en kobolden: ‘Zij komt, niet grooter dan het beeldje op De
agaatsteen in den ring eens aldermans, En rijdt, met een gespan van zonnestofjes,
Over den neus van menschen in hun slaap. De raderspeeken zijn van spinnebeenen.
Van fijne sprinkhaanvleugels is de kap. Van 't web der kleinste spinnen zijn de
teugels. Van maanschijnstralen is het tuig; de zweep is van een krekelscheen en
biezepluis; Haar voerman is een mug in 't grijs
gekleed’. Het timbre-spectrum van de ‘Danse des Sylphes’ uit de ‘Damnation’ is
voor ‘Queen Mab’ tot het uiterste verrijkt: pizzicato, staccato, saltato en trillers in
de gesordineerde violen, flageolet* tonen van de harpen, het novum van de ‘cymbales
antiques’*, dit alles werd met geniale subtiliteit gesponnen tot een web van geluid.
Het wonderlijkste is echter, dat de stoffelijke klank van de hoorns (representanten
van de gefopte soldaten, in het Scherzetto van den proloog genoemd) in dit ijl coloriet
past. Na het Allegretto, dat als Trio beschouwd kan worden, volgt niet een letterlijke
herhaling van het Prestissimo, doch drijft Berlioz de feërie fantastisch op den spits
(Col. L 1989).
IV. Convoi Funèbre de Juliette. Marche Fugué instrumentale d'abord, avec une
psalmodie sur une seule note dans les voix; vocale ensuite, avec la psalmodie dans
l'orchestre. (Broeder Lorenzo heeft het geheime huwelijk van Romeo en Julia
ingezegend. Een der Capulet's zoekt twist met Romeo en wordt door hem in een duel
gedood; de vorst van Verona straft hem daarom met ballingschap. Dien nacht bezoekt
Romeo Julia in het geheim, de beroemde samenspraak: ‘It was the nightingale, and
not the lark.’ Wanneer Romeo de stad heeft verlaten, willen de ouders van Julia het
meisje dwingen tot een huwelijk met graaf Paris. Julia vraagt broeder Lorenzo om
raad en deze geeft haar een fleschje met kruidensap, waardoor zij schijndood zal
worden: Romeo kan haar dan uit het graf ontvoeren. Aldus geschiedt.) Berlioz laat
den treurstoet begeleiden door meisjes, die bloemen strooien. De zangstemmen
psalmodieeren op één toon, tegen een sombere fuga van
het orkest. In het tweede deel, in majeur, zijn de rollen van koor en instrumentalisten
verwisseld. Met de verschoven rhythmen van dezen treurmarsch was Berlioz zijn
tijd een eeuw vooruit.
V. Roméo au Tombeau des Capulets. Invocation. Réveil de Juliette. Joie délirante,
désespoir; dernières angoisses et mort des deux amants. (Berlioz wijkt hieraf van
Shakespeare. In het Engelsche drama hoort Romeo van een vriend, dat Julia stierf.
Hij snelt naar haar graf, weet niet dat zij schijndood is en vergiftigt zich. Eerst dan
ontwaakt Julia; bij het zien van haar dooden gemaal doorsteekt zij zich met diens
dolk.) Uit het programmatisch bijschrift kennen wij Berlioz' bedoeling met dit zuiver
instrumentale stuk. Allegro agitato disperato: na het bericht van Julia's dood snelt
Romeo verbijsterd naar het graf; Largo: met verheven weemoed herdenkt Romeo
zijn liefde. Doch zie, Julia ontwaakt: in een Allegro vivace ed appassionato assai
komt hun delirische vreugde tot uiting. Angstige schijntrillers, helsche dissonanten,
groteske melodieflarden uit de ‘Scène d'amour’ doen deze extase aan waanzin grenzen.
Plotseling stokt de eruptie: het recitatief uit de ‘Scène d'amour’ klinkt krampachtig,
telkens onderbroken door schokken van het vol orkest: Romeo sterft. Een angstig
recitatief van de violen en Julia volgt hem in den dood. Als een schuwe vogel boven
een verlaten heide zweeft de eenzame wijs van een hobo.
VI. Final. La foule accourt au cimetière. Rixe des Capulets et des Montagus.
Récitatif et Air du père Laurence. Serment de Réconciliation. De Capulets en de
Montague's snellen na het bericht van Romeo's en Julia's dood toe. Broeder Lorenzo
onthult
hun geheim en beklaagt in het Air ‘Pauvres enfants que je pleure’ deze noodlottige
liefde. Ondanks de gewijde plaats raken de beide families slaags (Berlioz citeert hier
het Fugato aan het begin van den proloog); eindelijk gelukt het broeder Lorenzo, hen
te kalmeeren. In een grootsch, ofschoon conventioneel ensemble, dat aan Meyerbeer
herinnert, zweren de Capulet's en de Montague's hun gevoelens van wraak af. Helaas
mist het laatste deel de genialiteit van de hoogtepunten: ‘Roméo seul’, ‘Scène
d'amour’, ‘Queen Mab’ en ‘Roméo au tombeau’, die vaak alleen gespeeld worden,
ook omdat men er geen zangers bij noodig heeft.
Ouverture ‘Benvenuto Cellini’. Het gegeven van deze opera, het leven van den
beeldhouwer Cellini, lag Berlioz na aan het hart. Dit blijkt o.a. uit de opdracht van
het werk aan zijn beschermer Legouvé, die hem herhaaldelijk met geld steunde, om
het werk te kunnen voltooien: ‘Mijn beste Legouvé, Gij kent het leven van den
zonderlingen en bewonderenswaardigen man, wiens naam mijn opera draagt. Gij
weet, dat hij aan den vooravond van den dag, waarop zijn onsterfelijke Perseus
gegoten werd, Florence doorkruiste, om van hen, die hij voor zijn vrienden hield, de
noodige middelen af te smeeken tot het voltooien van zijn schoonste werk. Hij had
gebrek aan metaal en, daar hij arm was, kon hij het niet koopen. Doch allen waren
doof voor het verzoek van den kunstenaar. Op het beslissende oogenblik, toen zijn
werk reeds vernietigd leek, greep hij in de grootste vertwijfeling al zijn gouden vazen,
beeldjes en geciseleerde wapens en wierp ze in den smeltoven; eindelijk kon de
gloeiende stroom van metaal den begeerig wachtenden vorm vullen: Perseus
verscheen. Gij ziet, de geringe waarde van mijn werk is niet het eenige onderscheid
In document
Casper Höweler, X-Y-Z der muziek · dbnl
(pagina 169-173)