• No results found

4 Belediging van geloof en de vrijheid van meningsuiting

4.4 De Verenigde Naties

4.4.1 Het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR)

In par. 3.6 kwam artikel 19 IVBPR, dat het recht op vrijheid van meningsuiting garandeert, al kort naar voren. Volgens art. 19(2) heeft een ieder het recht op vrijheid van meningsuiting, dat beperkt kan worden indien bij de wet zijn voorzien en nodig (a) in het belang van de rechten of goede naam van anderen of (b) in het belang van de nationale veiligheid of ter bescherming van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden (art. 19(3)). ‘Bij de wet voorzien’ betekent dat een norm ‘must be formulated with sufficient precision to enable an individual to regulate his or her conduct accordingly and it must be made accessible to the public. A law may not confer unfettered discretion for the restriction of freedom of expression on those charged with its execution.’254 De noodzakelijkheidseis betekent dat beperkingen van de vrijheid van meningsuiting proportioneel moeten zijn – in verhouding moeten staan tot het te bereiken doel. Ze moeten

254

Human Rights Committee, General Comment No. 34, Article 19: Freedom of opinion and ex-

96

dus strikt geïnterpreteerd worden.255 Beperkingen ‘may not put in jeopardy the right itself (…) the relation between right and restriction and between norm and exception must not be reversed.’256 Het Human Rights Committee bedient zich niet van een ‘margin of appreciation’.257

Met betrekking tot de beperkingsgrond ‘bescherming van de goede zeden’ heeft het Committee aangegeven dat ‘the concept of morals derives from many social, philosophical and religious traditions; consequently, limitations (…) for the purpose of protecting morals must be based on principles not deriving exclusively from a single tradition’.258 Het is dus belangrijk dat niet zomaar de mening van de meerderheid wordt opgelegd aan minderheden. Met ‘de rechten of goede naam van anderen’ wordt gedoeld op de bescherming van het individu tegen aanvallen op diens reputatie, maar ook op het discriminatieverbod en de vrijheid van religie. ‘The term “others” relates to other persons individually or as members of a community. Thus, it may, for instance, refer to individual members of a community defined by its religious faith or ethnicity.’259

Echter, het Human Rights Committee staat in zijn General Comment zeer kritisch tegenover het verbieden van uitlatingen die religie betreffen.

‘Prohibitions of displays of lack of respect for a religion or other belief system, including blasphemy laws, are incompatible with the Covenant, except in the specific circumstances envisaged in article 20, paragraph 2, of the Covenant. Such prohibitions must also comply with the strict requirements of article 19, paragraph 3 (…). Thus, for instance, it would be impermissible for any such laws to discriminate in favour of or against one or certain religions or belief systems, or

255

Human Rights Committee, General Comment No. 34, Article 19: Freedom of opinion and ex-

pression, 2011, CCPR/C/GC/34, par. 21; Nowak (2005), p. 460.

256 Human Rights Committee, General Comment No. 34, Article 19: Freedom of opinion and ex-

pression, 2011, CCPR/C/GC/34, par. 21.

257

Human Rights Committee, General Comment No. 34, Article 19: Freedom of opinion and ex-

pression, 2011, CCPR/C/GC/34, par. 36.

258

Human Rights Committee, General Comment No. 34, Article 19: Freedom of opinion and ex-

pression, 2011, CCPR/C/GC/34, par. 32; Human Rights Committee, General Comment 22: The right to freedom of thought, conscience and religion (Article 18) (30/07/93, CCPR/C/21/Rev.1/Add.4), par. 8.

259

Human Rights Committee, General Comment No. 34, Article 19: Freedom of opinion and ex-

97 their adherents over another, or religious believers over non-believers. Nor would it be permissible for such prohibitions to be used to prevent or punish criticism of religious leaders or commentary on religious doctrine and tenets of faith.’260 Kortom: een verbod op het beledigen van geloof, religieuze figuren of symbolen mag alleen als zo’n uitlating tevens religieuze haat propageert die aanzet tot discriminatie, vijandigheid of geweld (art. 20(2)). In par. 3.6 bleek reeds dat artikel 20(2) slechts ziet op uitlatingen die aanzetten tot discriminatie, vijandigheid of geweld tegen mensen.261 Zulke wetten mogen bovendien niet discrimineren naar bepaalde religies of levensovertuigingen. Kritiek op religieuze leiders of op de dogma’s en doctrines van religies of levensovertuigingen mag in ieder geval nooit strafbaar zijn. In zijn landenrapportages (concluding observations) toont het Human Rights Committee zich eveneens kritisch over godslasteringsverboden.262

Ook een verbod op het ontkennen van historische feiten mag niet zomaar:

‘Laws that penalize the expression of opinions about historical facts are incompatible with the obligations that the Covenant imposes on States parties in relation to the respect for freedom of opinion and expression. The Covenant does not permit general prohibition of expressions of an erroneous opinion or an incorrect interpretation of past events.’263

Uit de ‘view’ van het Human Rights Committee in Faurisson t. Frankrijk blijkt weliswaar dat strafrechtelijke veroordeling wegens Holocaust-ontkenning onder bepaalde specifieke omstandigheden door de beugel kan, maar het Committee bekritiseerde daarin wel de breed

260

Human Rights Committee, General Comment No. 34, Article 19: Freedom of opinion and ex-

pression, 2011, CCPR/C/GC/34, par. 48.

261

UN Special Rapporteus (2006), par. 47.

262 Human Rights Committee, Concluding Observations, United Kingdom of Great Britain and

Northern Ireland, CCPR/C/GBR/CO/6 (2008), par. 4; Human Rights Committee, Concluding Observations, Ireland, CCPR A/48/40 (1993), par. 587 en 607; Human Rights Committee, Concluding Observations, Canada, CCPR/C/103/Add.5 (1997), par. 196. Zie hierover P.H.P.H.M.C. van Kempen (2011), ‘Religie in het Wetboek van Strafrecht. Over strafrechtelijke bescherming en beperking van religie, rechtsgrondslagen, wederrechtelijkheid en de neutraliteit van de overheid’, in: J.L.W. Broeksteeg & A.B. Terlouw (red.), Overheid, recht en religie, Deventer: Kluwer, p. 172.

263

Human Rights Committee, General Comment No. 34, Article 19: Freedom of opinion and ex-

98

geformuleerde Franse wetgeving op dit punt.264 Concrete beperkingen van zulke uitingen mogen in ieder geval niet verder gaan dan ‘what is permitted in paragraph 3 or required under article 20.’265

Het IVBPR kent tevens een ‘misbruik van recht’-clausule, artikel 5:

‘Geen bepaling van dit Verdrag mag zodanig worden uitgelegd als zou zij voor een Staat, een groep of een persoon het recht inhouden enige activiteit te ontplooien of enige daad te verrichten, die ten doel heeft de rechten en vrijheden welke in dit Verdrag zijn erkend, te vernietigen of deze rechten en vrijheden meer te beperken dan bij dit Verdrag is voorzien’.

Qua doel is dit artikel vergelijkbaar met artikel 17 EVRM: om te voorkómen dat totalitaire en racistische groepen of individuen de rechten uit het IVBPR (vrijheid van meningsuiting, maar bijvoorbeeld ook vrijheid van vereniging) misbruiken om democratie en mensenrechten te vernietigen.266 De clausule mag echter niet leiden tot excessieve vrijheidsbeperkingen en moet, meer dan artikel 17 EVRM, gereserveerd blijven voor de meest extreme gevallen (het artikel spreekt zelf reeds over ‘activiteit’ of ‘daad’, zodat meningsuitingen daar niet zomaar onder vallen als die niet dicht tegen daden aan liggen).267,268