• No results found

De algemene doelen van Natura 2000 zijn (Ministerie van LNV, 2009 a+b): • Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische

diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie.

• Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische

samenhang van het Natura 2000-netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie.

Pagina 32 van 287 • Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving

ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitattypen en soorten.

• Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de

samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.

• Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor

instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.

De specifiekere doelen, de instandhoudingsdoelstellingen, waarvoor de Peelgebieden als Natura 2000-gebied zijn aangewezen staan in Tabel 2.1 en Tabel 2.2. Voor de meeste habitattypen leefgebieden van soorten geldt een behoudsdoelstelling voor oppervlakte en de kwaliteit. De uitzondering hierop zijn de doelstellingen:

• Kwaliteitsverbetering herstellende hoogvenen in de Groote Peel en Mariapeel & Deurnsche Peel.

• Uitbreiding en verbetering actieve hoogvenen in Mariapeel & Deurnsche Peel. • Uitbreiding en verbetering leefgebied porseleinhoen in de Groote Peel. Tabel 2.1. Instandhoudingsdoelstellingen voor Deurnsche Peel & Mariapeel

Code Habitattype Staat van instandhouding landelijk Instandhoudings- doelstellingen Draagkracht Oppervlakte Kwaliteit H4030 Droge heiden -- = = -

H7110A Actieve hoog- venen (hoog- veenlandschap) -- > > H7120 Herstellende hoogvenen + = (<) > broedvogels Oppervlakte leefgebied Kwaliteit leefgebied Draagkracht (aantal paren) A004 Dodaars + = = 35 A224 Nachtzwaluw - = = 3 A272 Blauwborst + = = 350 A276 Roodborst- tapuit + = = 120 Niet- broedvogels Oppervlakte leefgebied Kwaliteit leefgebied Draagkracht A039b Toendra- rietgans + = = Niet geformuleerd

A041 Kolgans + = = Niet

geformuleerd

A127 Kraanvogel -- = = Niet

Pagina 33 van 287 Tabel 2.2. Instandhoudingsdoelstellingen voor de Groote Peel.

Code Habitattype Staat van instandhouding landelijk Instandhoudings- doelstellingen Draagkracht Oppervlakte Kwaliteit H4030 Droge heiden -- = = - H7120 Herstellende hoogvenen + = > broedvogels Oppervlakte leefgebied Kwaliteit leefgebied Draagkracht (aantal paren) A004 Dodaars + = = 40

A008 Geoorde fuut + = = 40

A119 Porseleinhoen -- > > 5 A272 Blauwborst + = = 200 A276 Roodborst- tapuit + = = 80 Niet- broedvogels Oppervlakte leefgebied Kwaliteit leefgebied Draagkracht (aantal vogels)

A039a Taigarietgans + = = Niet

geformuleerd A039b Toendrariet-

gans

+ = = Niet

geformuleerd

A041 Kolgans + = = Niet

geformuleerd

A127 Kraanvogel -- = = Niet

geformuleerd legenda Oppervlakte = Behoud oppervlakte > Uitbreiding oppervlakte = (<)

Enige achteruitgang ten gunste van actieve hoogvenen is toegestaan

Kwaliteit

= Behoud kwaliteit

> Verbetering kwaliteit

Staat van instandhouding landelijk

-- Zeer ongunstig

- Matig ongunstig

+ Gunstig

Uitwerking doelen habitattypen volgens aanwijzingsbesluit (Ministerie van LNV, 2009a en Ministerie van LNV, 2009b)

Hieronder is de toelichting uit de aanwijzingsbesluiten per

instandhoudingsdoelstelling gegeven. Dit geeft een beeld van de te beschermen Natura 2000-waarden ten tijde van de aanwijzing. De toelichting is voor de twee Natura 2000-gebieden grotendeels gelijk, de verschillen worden aangegeven.

Pagina 34 van 287 Habitattypen

H4030 Droge heiden

Aangewezen voor Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel

Toelichting: Het habitattype droge heiden komt voor op zandruggen in het veenlandschap. De vegetatie die valt onder dit habitattype is niet geschikt voor hoogveenherstel en wordt daarom niet tot het habitattype herstellende hoogvenen (H7120) gerekend. Het habitattype draagt bij aan de voor de fauna belangrijke gradiënten in het gebied, en in het bijzonder als leefgebied voor de nachtzwaluw (uitsluitend in Deurnsche Peel & Mariapeel) en roodborsttapuit.

H7110_A *Actieve hoogvenen

Uitsluitend aangewezen voor Deurnsche Peel & Mariapeel

Toelichting: Het habitattype actieve hoogvenen, hoogveenlandschap (subtype A) is nu in aanzet aanwezig, maar kan nog verder hersteld worden vanuit het habitattype herstellende hoogvenen (H7120). De Deurnsche Peel & Mariapeel leveren een belangrijke bijdrage aan de landelijke doelstelling om actieve hoogvenen te herstellen.

H7120 Herstellende hoogvenen

Aangewezen voor Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel

Toelichting Deurnsche Peel & Mariapeel: Er zijn goede mogelijkheden om een zodanige kwaliteitsverbetering van het habitattype herstellende hoogvenen te bereiken, dat een deel kan overgaan in het habitattype actieve hoogvenen, hoogveenlandschap (H7110A). De heidevegetaties en bossen op het verdroogde hoogveen worden niet tot de habitattypen vochtige heiden, hogere zandgronden (H4010A), droge heiden (H4030) en hoogveenbossen (H91D0) gerekend, maar maken onderdeel uit van herstellende hoogvenen.

Toelichting Groote Peel: Voor het habitattype herstellende hoogvenen worden in dit gebied al vele jaren herstelmaatregelen uitgevoerd. Verdere kwaliteitsverbetering is zeker mogelijk. Hoewel kwaliteitsverbetering van dit habitattype in principe gericht zou moeten zijn op omvorming tot het habitattype actieve hoogvenen, hoogveen- landschap (H7110A), wordt dit door de abiotische en hydrologische omstandigheden in het gebied (nog) niet als een realistisch doel gezien. Voor de landschapsstructuur en als drager van de waarden in het kader van de Vogelrichtlijn is behoud van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van belang. De heidevegetaties en bossen op het verdroogde hoogveen worden niet tot de habitattypen vochtige heiden, hogere zandgronden (H4010A), droge heiden (H4030) en hoogveenbossen (H91D0) gerekend, maar maken onderdeel uit van herstellende hoogvenen. Broedvogels

A004 Dodaars

Aangewezen voor Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel

Toelichting: De dodaars is een karakteristieke broedvogel van veengebieden met kleine waterpartijen en als zodanig een regelmatige broedvogel in dit gebied. Tellingen sinds 1999 leverden steeds tenminste 40 paren op in de Groote Peel, hetgeen voldoende is voor een sleutelpopulatie (maximaal 44 paren in 2000 en 2003). Tellingen in 1990 en 1998 leverden 16 paren op in Deurnsche Peel &

Mariapeel. Voor de periode 1999-2003 wordt het aantal paren geschat op gemiddeld 33 paren. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud

voldoende. Deurnsche Peel & Mariapeel levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Brabants- Limburgs grensgebied ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie.

Pagina 35 van 287 A008 Geoorde fuut

Uitsluitend aangewezen voor de Groote Peel

Toelichting: Het eerste broedgeval werd vastgesteld in 1933. Daarna is de geoorde fuut lang een onregelmatige broedvogel in kleine aantallen gebleven (minder dan 5 paren). Vanaf begin jaren negentig broedt de geoorde fuut jaarlijks in dit gebied en zijn de aantallen sterk toegenomen tot maxima van 42 paren in 1999 en 49 in 2003. Dit niveau ligt boven het gewenste aantal van een sleutelpopulatie en wijst erop dat er voldoende habitat aanwezig is. Jaarlijks zouden er ten minste 40 broedparen moeten zijn. Gezien de gunstige staat van instandhouding is behoud voldoende. A119 Porseleinhoen

Uitsluitend aangewezen voor de Groote Peel

Toelichting: Het porseleinhoen is van oudsher een onregelmatige broedvogel in dit gebied, die in menig jaar ontbreekt en waarvan in goede jaren meer dan 5 paren worden vastgesteld. Maximaal werden 9 paren geteld in 1991. De sterke fluctuaties duiden op het niet jaarlijks voorhanden zijn van plas-dras kruidenvegetaties van voldoende omvang. Het porseleinhoen kan profiteren van de maatregelen die getroffen worden om de kwaliteit van herstellende hoogvenen (H7120) te verbeteren. Het gebied draagt hiermee tevens bij aan de landelijke uitbreidings- doelstelling voor het porseleinhoen. Het betreft een relatief geïsoleerde broedplaats. A224 Nachtzwaluw

Uitsluitend aangewezen voor Deurnsche Peel & Mariapeel

Toelichting: Aangezien de nachtzwaluw meer een broedvogel is van drogere heidevelden is de soort in dit gebied schaars. Jaarlijks broeden hier enkele paren, met als maximum 7 paren in 1996. De soort verkeert landelijk in een matig ongunstige staat van instandhouding. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Brabants-Limburgs grensgebied ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie. A272 Blauwborst

Aangewezen voor Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel

Toelichting: Van oudsher is de blauwborst een broedvogel in de Brabants–Limburgse hoogveengebieden met een dieptepunt van het aantal paren begin jaren tachtig, daarna zette een herstel in. Tellingen in 1990 en 1998 leverden respectievelijk 200 en 352 paren op in Deurnsche Peel & Mariapeel. Daarmee lag in 1998 het aantal paren al ver boven het gewenste niveau voor een sleutelpopulatie. In de periode 1999-2003 wordt het aantal paren geschat op gemiddeld 350. Tellingen in 1992- 1993 leverden in totaal 316 paren voor de Groote Peel op. Op basis van tellingen uit deelgebieden komt een geringe afname na deze topjaren naar voren. Voor de periode 1999-2003 wordt het bestand op gemiddeld 200 paren geschat. Ook de Groote Peel heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud in beide gebieden voldoende. A276 Roodborsttapuit

Aangewezen voor Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel

Toelichting: Met de achteruitgang van de broedpopulatie in het agrarisch cultuurlandschap trad een sterke toename in aantallen broedparen op in natuur- gebieden, met name in heide- en hoogveengebieden. In Deurnsche Peel & Mariapeel leverden tellingen in 1983, 1990 en 1998 respectievelijk 10, 26 en 40 broedparen op. Voor de periode 1999-2003 wordt het aantal paren op gemiddeld 120 geschat. Dit gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie. In de Groote Peel namen vanaf 1980 de aantallen van jaar op jaar toe tot 129 paren in 1997, een niveau ruim boven het gewenste aantal voor een sleutelpopulatie. Voor de periode

Pagina 36 van 287 1999-2003 wordt het gemiddelde bestand iets lager ingeschat: 80 paren. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud in beide gebieden voldoende. Niet-broedvogels

A039 Taigarietgans

Aangewezen voor Groote Peel

Toelichting: Aantallen taigarietganzen zijn van nationale betekenis. Het gebied heeft voor de soort onder andere een functie als slaapplaats. Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig en de internationale populatieomvang is stabiel. A039 Toendrarietgans

Aangewezen voor Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel

Toelichting: Aantallen toendrarietganzen zijn van nationale en internationale

betekenis. De gebieden hebben voor de soort met name een functie als slaapplaats, waarbij de Groote Peel een van de grootste bijdragen levert binnen het Natura 2000-netwerk. Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. A041 Kolgans

Aangewezen voor Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel

Toelichting: De gebieden hebben voor de kolgans met name een functie als

slaapplaats. Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud voldoende.

A127 Kraanvogel

Aangewezen voor Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel

Toelichting: Aantallen kraanvogels zijn van nationale betekenis. De gebieden hebben voor de soort met name een functie als slaapplaats. De landelijke staat van

instandhouding is zeer ongunstig vanwege de afname van het aantal

pleisterplaatsen en van het landelijk aantal pleisterende vogels. In Natura 2000- gebieden lijken de aantallen stabiel, zodat een herstelopgave van de populatie in de aangewezen gebieden niet aan de orde is.