• No results found

!

Verplaats het apparaat niet naar en gebruik het niet op plaatsen waar het kan omval-len.

!

Bevestig de lasaggregaat al-tijd stevig op het transport-voertuig of de trailer en voldoe aan alle veiligheids− en andere ter plekke geldende voor-schriften.

OPMERKING − Het systeem niet installeren op plaatsen waar de luchtstroming beperkt is of de motor kan oververhitten.



Zie Sectie 3-2 voor de maximale belasting van het hijsoog.



Zie Sectie 4-2 voor montage−in-formatie.

Installeer 3 2008−01 − Ref. 800 652 / Ref. 800 477−A / 803 274 / 804 712

18 inch (460 mm)

18 inch (460 mm)

18 inch (460 mm)

18 inch (460 mm)

18 inch (460 mm) Verplaatsing

4-1. Het installeren van het lasaggregaat

OF OF

OF Locatie/luchtstroomruimte

OF

4-2. De lasaggregaat monteren

Benodigde gereedschappen:

9/16 inch

2

2

4 Lasapparaat op zijn plaats Bouteenheid op zijn plaats

!

Niet op het onderstel lassen.

Wanneer u op het onderstel last, kan de brandstoftank gaan branden of exploderen.

Alleen op de vier steunen lassen of de lasgroep met bouten vastzetten.

OPMERKING − Het systeem niet zodanig monteren dat de onderkant alleen steunt op de vier montagesteunen. Maak gebruik van dwars steunen om het systeem adequaat te ondersteunen en schade aan de onderkant te voorkomen.

Montageoppervlak:

1 Dwars steunen 2 Montagesteunen

(meegeleverd)

Installeer het systeem op een vlakke ondergrond met dwarssteunen om de onderkant te ondersteunen. Zet het systeem vast met de montagesteunen.

3 12 mm bout en ring

(minimum − niet meegeleverd) 4 3/8−16 x 1 inch schroeven

(meegeleverd)

De lasgroep met bouten vastzetten:

Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee de vier steunen op het onderstel vastzitten. Draai de steunen om en zet ze weer vast aan het onderstel met het oorspronkelijke bevestigingsmateriaal.

Zet de lasgroep op de truck of op de aanhangwagen met bevesti-gingsmateriaal van 1/2 inch (12 mm) of groter (niet meegeleverd).

De lasgroep op zijn plaats vastlassen:

Las de lasgroep alleen bij de vier steunen op de truck of de trailer vast.

1

2 Het systeem ondersteunen

Met behulp van montagesteunen

instaleer 3 2008−−01 803 274 / 200 864−A / 803 231

1

OF

3

!

Het frame van het lasaggregaat al-tijd aarden op het frame van de wa-gen om elektrische schokken en gevaren van statische elektriciteit te voorkomen.

!

Zie ook informatiefolder 29 van de AWS betreffende veiligheid en gezondheid: het aarden van draagbare en op wagens geïnstal-leerde lasaggregaten.

!

Ondervoeringen, transportblokken en bepaalde wielonderstellen isoleren het lasaggregaat van het chassis van de wagen. Sluit altijd een massadraad aan vanaf massa−

aansluiting van het aggregaat naar blootgemaakt metaal van het chassis van de wagen zoals op de afbeelding te zien is.

!

Als de lasgroep niet uitgerust is met een lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveilig-de verlengkabel.

1 Massaklem voor aarding van apparatuur (op voorpaneel) 2 Massakabel (niet meegeleverd) 3 Metalen frame van wagen

Sluit de massakabel van de apparatuur aan op het metalen chassis van de wagen.

Gebruik hiervoor een geïsoleerde koperen draad van 2,5 mm2 of dikker.



Aard het frame van het lasaggregaat met het onderstel of de wagen via metaal−op−metaal contact.

4-3. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger

rot_grnd 2008−01 − 800 652−D

1

3 2 GND/ PE

4 Gegevenslabel − Typerend Kijk waar het gegevenslabel zit op het systeem. Het label geeft informatie over o.a. uitgangsvermogen, aggregaatvermogen en de motor.



Wanneer met het label wordt geknoeid, vervalt de garantie.

rot_label 2008−01 − 804 712

1

4-4. Plaats van gegevenslabel

4-5. De uitlaatpijp installeren

1/2 inch 803 582 / Ref. 287 125-A

!

Stop motor en laat deze afkoe-len.



Richt de uitlaatpijp in de gewenste richting, maar altijd weg van het voorpaneel en de rijrichting.

Benodigde gereedschappen:

4-6. Het opladen van de lege accu (indien van toepassing)

!

Draag altijd gezichtsbescher-ming, rubberen handschoenen en beschermende kleding als u aan een accu werkt.

Haal de accu uit het apparaat.

1 Ventilatiekappen 2 Zwavelzuur−elektrolyt

(soortelijk gewicht 1,265) 3 Opvangbak

Vul elke cel met elektrolyt tot aan de bodem van de vulopening (maximum).

!

Doe niet te veel elektrolyt in de accucellen.

Wacht tien minuten en controleer het elektrolytpeil. Voeg eventueel elektrolyt toe als de juiste hoogte nog niet bereikt is. Doe de afsluitplaatjes weer op de vulopeningen.

4 Acculader

!

Lees en volg alle veiligheidsin-structies die bij de acculader worden geleverd.

5 5 Ampère voor een oplaadtijd van 30 minuten

6 30 Ampère voor een oplaadtijd van 12 minuten

Laad de accu op. Ontkoppel de oplaadkabels en installeer de accu.



Als er weinig elektrolyt in de accu zit, voeg dan gedistilleerd water toe aan de cellen om het juiste peil te handhaven.

1

Benodigde gereedschappen:

2

4

+

3

drybatt1 2008−01 − S−0886

5

6

30 A 5 A

4-7. Aansluiten van de accu

1/2 inch

+

803 563 / Ref. 287 125-A / S-0756-C

!

Sluit de negatieve (−) accu-kabel als laatste aan.



Sluit de toegang na het aanslui-ten van de accu

Benodigde gereedschappen:



Controleer alle motorvloeistoffen elke dag.

De motor moet koud zijn en op een vlakke ondergrond staan. De lasgroep wordt geleverd af fabriek met 20W inloopolie.

Het automatische afsluitsysteem stopt de motor als de oliedruk te laag wordt of als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is.



Deze lasgroep heeft een afsluit-schakelaar voor lage oliedruk. Sommi-ge omstandigheden kunnen echter torschade veroorzaken voordat de mo-tor afslaat. Controleer het oliepeil vaak en gebruik het afsluitsysteem voor de oliedruk niet om het oliepeil te controle-ren.

Volg de opwarmloopprocedure zoals aangegeven in de handleiding van de motor.

Als er zich onverbrande brandstof en olie verzamelt in de uitlaatpijp tijdens het inlopen, zie dan Sectie 9.

Brandstof

OPMERKING − Gebruik geen benzine, de motor zou beschadigd worden.

De machine wordt geleverd af fabriek met

de tank met diesel voordat u het apparaat start (zie het motoronderhoudslabel voor de brandstofspecificaties). Laat de vulbuis vrij om ruimte over te laten voor uitzetting.

De motor slaat af als het brandstofpeil laag is.

Olie

Kijk na het vullen van de brandstoftank het oliepeil na met de lasgroep op een vlakke ondergrond. Als het oliepeil niet overeenstemt met de maximale merkstip, vul dan bij (zie het onderhoudslabel).

Koelvloeistof

Controleer het peil van de koelvloeistof in de radiator voordat u de lasgroep voor het eerst start. Zonodig koelvloeistof bijvullen in de radiator tot de koelvloeistof tot onder in de hals van de vuller staat.

Controleer het peil van de koelvloeistof in de tank dagelijks. Zonodig koelvloeistof bijvullen in de tank tot de koelvloeistof tussen de peilstrepen Cold Full en Hot Full staat. Als het peil in de tank laag was, controleer dan ook het peil van de koelvloeistof in de radiator.

Koelvloeistof bijvullen als het peil onder de hals van de radiatorvuller staat.

De machine wordt geleverd af fabriek met

ethyleenglycol die geschikt is voor temperaturen tot −34

°

F (−37

°

C). Voeg

antivries toe aan het mengsel als de machine wordt gebruikt bij temperaturen onder −34

°

F

(−37

°

C).

Houd de radiator en de luchtinlaat schoon en vrij van vuil.

OPMERKING − Een verkeerde motortempe-ratuur kan de motor beschadigen. Laat de mo-tor niet draaien zonder een goed functioneren-de thermostaat en radiatordop.



Voor het makkelijker starten bij koud weer:

Gebruik de voorgloeischakelaar (zie Sectie 5-1).

De accu in goede staat in een warme ruimte opslaan.

Gebruik brandstof bestemd voor koud weer (diesel kan verdikken onder kou-de temperatuur). Neem contact met uw lokale brandstofleverancier voor meer informatie.

4-8. Controlelijst voor het starten van de motor

Vol

Controleer het peil van de koelvloeistof in de radiator als het peil in de tank laag. is.

Expansletank koelvloeistof

!

Xet de motor

!

Als u de laskabels niet goed aansluit, kan dat uitzonderlijk sterke verhitting en brand veroorzaken of uw machine beschadigen.



Niets tussen de laskabelklem en het koperge-deelte plaatsen. Zorg dat het oppervlak van zo-wel de laskabelklem als het kopergedeelte schoon is.

1 Correcte aansluiting laskabel 2 Onjuiste aansluiting laskabel 3 Klem lasuitgangsspanning

4 Meegeleverde moer voor de aansluitklem voor de laskabel

5 Laskabelklem 6 Koperen staaf

Verwijder de meegeleverde moer van de lasuitgangsklem. Schuif de laskabelschoen op de lasuitgangsklem en zet hem vast met de moer zodat de laskabelschoen strak tegen het kopergedeelte aanzit.

7 Positieve (+) lasuitgang 8 Negatieve (−) lasuitgang

Ref.804 009-F / Ref. 287 125-A / 803 778-B

6

4

5 3

Beklede elektrodelassen en TIG−lassen Voor beklede elektrodelassen en TIG− gelijk-stroomlassen met Elektrode Positief (DCEP) moet u de elektrodekabel aansluiten op de po-sitieve (+) klem links en de werkkabel op de negatieve (−) klem rechts.

Voor het gelijkstroomlassen met Elektrode Negatief (DCEN), de aansluitklemmen omwisselen.

Gebruik processchakelaar om lasproces te kiezen (zie Sectie 5-3).

MIG−lassen en lassen met gevulde draad Voor MIG en gevuldedraad lassen (electrode positief), sluit de kabel van het draadaanvoer-systeem aan op de plus aansluiting en de werkstukkabel op de min aansluiting aan de linkerkant. Gebruik de processchakelaar om lasproces te kiezen. (zie Sectie 5-3).

Voor het gelijkstroomlassen met Elektrode Negatief (DCEN), de aansluitklemmen om-wisselen.

7 8

1 2

Benodigde gereedschappen:

3/4 inch

4-9. Aansluiten van laskabels

4-10. Het formaat van de laskabel kiezen*

Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper) in de lasstroomkring net groter dan***

30 m of minder 150 ft

*Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabels oververhit raken, gebruik dan een kabel die één maat groter is.

**Het laskabelformaat (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A.

( ) = mm2 voor metrisch gebruik S−0007−F

***Voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids moet u een vertegenwoordiger van de fabriek raadplegen op telefoonnr. 920−735−4505.

4-11. Aansluiten van 14 polige connector RC14

OF

Ref 804 009-F

Contact* Contact informatie

24 VOLTS AC

A 24 Volt AC, beschermd door extra beveiliging CB8.

B Het sluiten van het contact naar A sluit het 24 V/AC contactorstuurcircuit.

REMOTE OUTPUT CONTROL

C Uitgang voor afstandbediening:

+ 10 volt DC in MIG stand; 0 tot 10 volt DC in beklede elektrode en TIG stand.

D Gemeenschappelijke van het afstandsbedieningscircuit.

E Ingaand DC stuursignaal: 0 tot +10 volt van minimum tot maximum van de afstandsbediening met spanning/stroomafstelling op maximaal.

F Terugkoppeling van lasstroom:

1 volt per 100 ampère H Terugkoppeling van

lasspanning: 1 volt per 10 volt lasspanning.

GND K Gemeenschappelijk chassis.

NUL G Gemeenschappelijke aansluiting voor 24V AC circuits.

*De overige contactdozen worden niet gebruikt.