• No results found

INLEIDING – VERTROUWEN EN VERTROUWELIJKHEID

In document Samen zorgen in de wijk (pagina 67-69)

Tweede luik

INLEIDING – VERTROUWEN EN VERTROUWELIJKHEID

Samenwerken impliceert gegevens uitwisselen. Personen en partijen die, via sociale wijkteams, participeren aan de hulp aan cliënten, wisselen informatie over die cliënten uit. Dat dient vertrouwelijk, met respect voor de privacy van die cliënten te gebeuren en voor de professionals die hieraan gebonden zijn, in overeenstemming met het beroeps- geheim. In het Eerste Luik werd dit al aangestipt.

Een maatschappelijk werker uit Gemeente A zegt het zo:

“De norm is: Deel je informatie? Dan vraag je dat aan een klant. En als die ‘ja’ zegt, dan kan het en als die nee zegt, dan kan het niet. Zo simpel is het gewoon.” (A1)

Een recente handreiking aan professionals van verzamelde beroepsorganisaties, spec i- aal met het oog op gegevensdeling bij samenwerking, stelt:

“Als uw communicatie over de behandeling met de patiënt en eventueel de ouders van minderjarigen open, eerlijk en transparant is, is informatie-uitwisseling met anderen on- derdeel van de gesprekken die u met een patiënt voert en staat dit niet los van de be- handeling. Dan bespreekt u het nut en de noodzaak van informatie-uitwisseling en wel- ke informatie daarbij relevant is. Ook is het steeds aan te raden om niet over een pati- ent of over een gezin te communiceren, maar met een patiënt of met een gezin, dus nodig de patiënt of het gezin bij voorkeur uit bij een zorgoverleg. Juist als de patiënt centraal staat en overal bij betrokken wordt, zal toestemming voor het delen van rel e-

vante informatie zelden een probleem zijn.” (KNMG, GGZ Nederland, AJN, NIP en

NVvP, 2014: p. 8)

Samenwerking slaagt alleen als informatie uitgewisseld wordt. Gegevensuitwisseling begint tussen cliënten en (in)formele hulpverleners. Als cliënten vertellen over wat hen dwars zit, welke problemen ze hebben en wat hen dat doet, kunnen anderen inschatten of en hoe zij kunnen en moeten ondersteunen, zorgen en hulp verlenen. Informatie - uitwisseling tussen cliënt en hulpverlener is de basis van de ‘samenwerking’ tussen bei- den. Vertrouwen is daarbij (opnieuw) van essentieel belang. Zonder dat kan er niets

goeds bewerkstelligd worden. Als een cliënt haar hulpverlener vertrouwt, zal de hulpver-

lener die informatie kunnen ontvangen die ze nodig heeft om haar adequaat te begele i- den en hulp te bieden. Dergelijk vertrouwen vergt vertrouwelijke omgang met de infor- matie die de hulpverlener krijgt.

Zodra er meer hulpverleners en andere samenwerkingspartners en -partijen in het spel zijn en onderlinge samenwerking en afstemming nodig is, ligt het vanuit praktisch oog-

punt voor de hand dat helpers (mantelzorgers, vrijwilligers, professionals van het wijk-

team) onderling informatie uitwisselen. Idealiter is dat ten goede van de cliënt. Dergelij- ke uitwisseling is echter aan strikte voorwaarden verbonden.

Professionals in een wijkteam hebben (doorgaans) een geheimhouding- of zwijgplicht: de plicht om tot de persoon van de cliënt herleidbare informatie niet met derden (ieder ander dan de cliënt zelf en de hulpverlener) te delen, tenzij de professional daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft gevraagd en gekregen van de cliënt. Dit beroepsgeheim is een kroonjuweel van de beroepsethiek van professionals want vertrouwen vormt de basis voor een goede hulpverleningsrelatie. Nagenoeg elke beroepscode maakt er me l- ding van. Het beroepsgeheim wordt ook in de samenleving zo belangrijk geacht dat het, voor veel beroepen, ook wettelijk is vastgelegd.

De laatste tijd staat dit beroepsgeheim onder druk in de publieke en politieke opinie. Er worden Kamervragen over gesteld en beantwoord (minister VWS 2015), nieuwe brochu- res en handreikingen verschijnen of worden bijgewerkt en opnieuw uitgegeven (Baeten en Janssen 2003, Ploem en Dute 2005, Baeten en Janssen 2007, Nederlands Jeugdin- stituut 2007, Beun en Verhage-Van Kooten 2012, KNMG 2014, KNMG e.a., 2014; minis- terie van VWS 2015).

Het terugkerende punt van discussie is of het beroepsgeheim niet nodeloze belemme-

ringen opwerpt voor het nastreven van andere ‘waardevolle maatschappelijke doelein-

den’ en andere goede, zwaarderwegende doeleinden. Te denken valt aan onder andere fraudebestrijding, de bestrijding van kindermishandeling en huiselijk geweld, effectieve financiële afhandeling van behandelingen (via verzekeraars), maar ook multidisciplinai- re samenwerking in sociale wijkteams. Professionals krijgen het verwijt zich terug te

trekken op of zich te verschuilen achter een te absoluut geïnterpreteerde geheimhou- dingsplicht. Omgekeerd bepleiten professionele organisaties de grote waarde van het beroepsgeheim. Ze menen dat publiek en politiek de waarde van vertrouwen en ver- trouwelijkheid miskennen en daarmee het kroonjuweel van hun beroepsethiek zijn glans ontnemen.

Het beroepsgeheim is niet absoluut. Er zijn legitieme en ethisch te verantwoorden uit- zonderingen op het verbreken van de geheimhoudingsplicht. Zo is het toegestaan om gegevens van een cliënt te delen als deze daar expliciet toestemming voor gegeven heeft (“Zo simpel is het gewoon”). In dat geval is eigenlijk van schending van het b e- roepsgeheim geen sprake. De professional deelt immers het geheim met instemming van de eigenaar. Ingewikkelder wordt het wanneer de professional zonder toestemming toch denkt informatie te moeten delen met anderen. Dat kan ethisch verantwoord en juridisch legitiem zijn. Het vergt wel praktische wijsheid (en overleg met collega’s) om dan afwegingen te maken die te verantwoorden zijn. Het is lang niet altijd bekend bij professionals (en anderen) dat het beroepsgeheim deze ruimte voor eigen professione- le afweging en oordeelsvorming laat. Dit is misschien wel net zo ondermijnend voor de publieke en politieke erkenning van het belang van het beroepsgeheim als de relative- ring (en miskenning) ervan in de publieke en politiek opinie.

Wat levert deze verkenning in drie sociale wijkteams op? Hoe gaan samenwerkende professionals met het beroepsgeheim om? Stuiten ze op ‘nodeloze belemmeringen’? Hoe gaan wijkteams om met het delen van informatie in de samenwerking met informele zorg- en hulpverleners en mantelzorgers, met de gemeente?

In document Samen zorgen in de wijk (pagina 67-69)