• No results found

Conclusies en actiepunten

In document Samen zorgen in de wijk (pagina 85-88)

Tweede luik

BEROEPSGEHEIM ALS HINDERNIS

4 Conclusies en actiepunten

Dit laatste hoofdstuk laat zien welke ethische aspecten van samenwerking in en met sociale wijkteams zijn te signaleren nu de transitie van verzorgingsstaat naar verzor- gingssteden vorm krijgt. En tot welke overwegingen dit zou kunnen leiden voor beleids- makers, professionals, onderzoekers en opleiders? Gedetailleerde conclusies van het Tweeluik zijn te vinden op respectievelijk pagina 45 en pagina 77. Dit hoofdstuk geeft een beknopte opsomming van hoofdpunten.

4.1 Inz ichten

Het samenwerken in de wijk - waarbij vaak sociale wijkteams de hoofdrol spelen - staat in de context van de overgang van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad. Deze transi- tie krijgt vorm in de decentralisering van de jeugdzorg, werk en inkomen en de onder- steuning voor ouderen en mensen met beperkingen. Dit signalement concentreert zich vooral op de decentralisering van zorg en welzijn.

Samenwerking in de wijk is een proces van gemeenschappelijke afstemming, coördina- tie, verdeling en uitvoering van taken, waarbij meerdere personen en partijen betrokken en verantwoordelijk zijn. De betrokken personen zijn onder meer cliënten, burgers, man- telzorgers, vrijwilligers, professionals (leden van sociale wijkteams en daarbuiten), amb- tenaren. De betrokken partijen zijn instellingen en organisaties van (jeugd)zorg en wel- zijn en de lokale overheid. Dit samenwerkingsproces in wijken draagt bij aan een dubbel doel: het bewerkstelligen van efficiënte én goede zorg en welzijn voor burgers in de wijk die dat nodig hebben.

Samenwerking is vaak onontbeerlijk, maar niet altijd goed en geboden. Evenmin spreekt het vanzelf dat ieder er altijd beter van wordt. Samenwerking kan soms meer kosten dan dat het goed doet. Andere waarden, zoals privacy, kunnen onder druk k o- men te staan door eenzijdige aandacht voor samenwerking.

Achter het doel van het gemeenschappelijk proces van wijkgericht werken en de decen- tralisatie gaat een normatief mensbeeld en een normatief ideaal van de samenleving schuil. Beide spreken niet vanzelf maar hebben (politiek- en sociaal)ethische veronder- stellingen die via ethische reflectie getoetst zouden moeten worden om verantwoord te

kunnen zijn. Het veronderstelde normatieve mens- en samenlevingsbeeld is dat van een zorgzame, solidaire en vrije samenleving van autonome, vrije, zelfredzame en zich zelf managende, maar ook onderling afhankelijke en wezenlijk kwetsbare mensen met hun sociale netwerken die wonen in wijken. Dit beeld bergt een risico in zich. Het veronder- stelde normatieve mensbeeld van de cliënt kan ertoe leiden dat de cliënt tot zelfred- zaamheid ‘veroordeeld’ wordt, terwijl deze onvoldoende in de positie is ‘zichzelf te red- den’. Daarmee wordt hem mogelijk noodzakelijke ondersteuning en hulp onthouden. De relaties tussen samenwerkingspartners in de wijk worden sterk meebepaald door onderlinge afhankelijkheid, kwetsbaarheid en ongelijkheid in kennis, kunde, vermogen, macht en invloed. Samenwerkende personen hebben uiteenlopende rollen (zoals cliënt, burger, mantelzorger, vrijwilliger, professional, ambtenaar) en uiteenlopende morele beweegredenen (variërend van commitment tot contract) en verantwoordelijkheden. Dit kan tot asymmetrische verhoudingen leiden.

Om een ethisch verantwoord middel tot het beoogde doel - van efficiënte én goede zorg en welzijn voor burgers in de wijk die dat nodig hebben - te kunnen zijn, moet samen- werking aan een aantal waarden en normen voldoen. Deze (randvoor)waarden beheren de vaak asymmetrische relaties tussen de hierboven gekenmerkte samenwerkingspart- ners. Het zijn (onder meer): gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid, solidariteit en vertrou- wen. De laatste is misschien wel het belangrijkst.

Bij samenwerking in de wijk worden taken en verantwoordelijkheden verdeeld. Het is van belang dat dit rechtvaardig gebeurt. Met de transitie vindt een verschuiving van verantwoordelijkheden, lusten en lasten plaats. Van cliënten wordt meer zelfredzaam- heid verwacht, van mantelzorgers en vrijwilligers meer inzet en zorg voor cliënten in de wijk. Professionals moeten minder zorgen voor cliënten, hun ondersteuning meer rich- ten op het stimuleren van de zelfredzaamheid van de cliënt en zorgen dat anderen (het sociaal netwerk van cliënten) dat voor hen gaan doen. Welke verdeling van verantwoor- delijkheden en lasten eerlijk is moet elke keer opnieuw worden afgewogen in samen- hang met ieders draagkracht en vermogen. In dat proces van samenwerken zijn min- stens drie normatieve modaliteiten werkzaam: samenwerking als ideaal, als imperatief, en als verantwoordelijkheid. Hun onderlinge dynamiek is van belang. Wordt van com-

mitment een contract (imperatief) gemaakt dan kan dat het commitment (ideaal) onder-

mijnen. Dit is een risico waarmee rekening gehouden moet worden.

De lokale overheid heeft grote invloed op de werkwijze van de sociale wijkteams door de wijze waarop ze deze regelt. Verder beïnvloedt lokaal overheidsbeleid de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, lasten en lusten voor de samenwerkingspartners in de wijk. Het risico bestaat dat gemeenten op een eenzijdig pragmatische, bureaucra- tische en/of technocratische manier de sociale wijkteams aansturen. Wanneer ze hun beleid omtrent sociale wijkteams goed uitwerken in een heldere visie, worden ook on-

derliggende waarden explicieter en beter bespreekbaar. Die zou het lokale democra- tisch draagvlak voor het beleid kunnen versterken. In zulke gevallen hanteren gemeen- ten een expliciete morele agenda.

4.2 Ethische s ignalen

Bij de opbouw van sociale wijkteams gaat veel aandacht uit naar het op orde brengen van de organisatie. Voor ethische reflectie is ‘nog geen tijd’, zo lijkt het. Toch zou het goed zijn om vanaf het begin ook aandacht te houden voor de ethische dimensie van het (samen)werken in de wijk. De gidsende, corrigerende en motiverende kracht van waarden en normen kan dan vanaf de start van de activiteiten van sociale wijkteams zijn werk doen. Het belang van ethische reflectie en het gebrek aan tijd ervoor is niet nieuw. De in veel gemeenten relatieve nieuwe werkvorm van sociale wijkteams biedt professionals wel een kans om deze reflectie meteen in werkwijze- en processen mee te nemen.

De lastigste ethische vraag voor professionals in de samenwerking met cliënten, man- telzorgers en vrijwilligers lijkt de vraag of en hoeveel beroep zij kunnen doen op de zel f- redzaamheid en draagkracht van cliënten en hun sociaal netwerk zonder hen te over- vragen. Telkens opnieuw moet de afweging worden gemaakt hoe recht te doen aan de dubbele doelstelling van het gedecentraliseerde beleid in concrete situaties: de kwaliteit van de zorg voor mensen verbeteren en de kosten beter beheersbaar maken.

Het individuele professionele handelen wordt sterk beïnvloed door het morele klimaat - ofwel: het meer of minder diffuse maar invloedrijke geheel van impliciet en expliciet g e- huldigde waarden, normen en idealen - dat in de gemeente, de betrokken organisaties en het sociale wijkteam heerst. Het is zaak dit morele klimaat gezond te houden. Dat stimuleert ethisch verantwoorde samenwerking.

De noodzaak tot samenwerking ontstaat als men wederzijdse afhankelijk is om een g e- meenschappelijk doel te behalen: voor zorg en welzijn in de wijk hebben cliënten, man- telzorgers, vrijwilligers, professionals en gemeente elkaar nodig. Om samenwerking te laten slagen zijn wederzijds vertrouwen en commitment nodig. Als samenwerking een doel in zichzelf wordt, ondermijnt dat de intrinsieke motivatie ervoor en de efficiëntie ervan.

Professionele geheimhoudingsplicht en het belang van het beschermen van de privacy van cliënten verdienen (meer) aandacht bij de samenwerking in de wijk. Traditionele visies op professionaliteit en beroepsethiek dienen - voor zover dat nog niet gebeurt - herijkt te worden. De professionele hulpverlenerlogica moet plaatsmaken voor een sa-

menwerkingslogica. Professionaliteit zal meer deliberatief en dialogisch moeten worden

geïnterpreteerd. De toegenomen samenwerking tussen professionals maar vooral die tussen professionals en niet-professionals vergt een herbezinning op de uitgangspunten

van beroepsethiek. Eenzijdige focus op het eigen beroep en op professionele besluit- vorming en daaruit volgend handelen van professionals dient aangevuld te worden met aandacht voor ‘gezamenlijke besluitvorming’ (shared decision making) en daaruit vol- gende verdeling van taken en verantwoordelijkheden voor uiteenlopende samenwe r- kingspartners. Professionals zouden hun vermogen tot kritisch en zelfstandig moreel oordelen moeten versterken als van hen verwacht wordt dat ze maatwerk leveren in een bewust ‘ont-regelde’ werkomgeving.

De nieuwe manier van werken in zorg en welzijn heeft, ondanks ethische haken en ogen ook ethische potentie: de waardigheid van cliënten kan behouden blijven of in ere hersteld worden wanneer ze niet tot hulpeloze kwetsbare burgers gedegradeerd wo r- den. Het vinden van de juiste balans tussen burgers recht doen in en aanspreken op hun zelfredzaamheid en autonomie en hen ondersteunen en helpen waar dat (ethisch gezien) nodig is, vergt praktische wijsheid en oordeelsvermogen.

4.3 Actiepu nten

Deze inzichten en signalen leiden tot de volgende overwegingen en actiepunten: PROFESSIONALS/ SOCIALE WIJKTEAM

 Ga in de samenwerking met andere professionals en niet-professionals zorgvuldig om met persoonlijke gegevens van cliënten en deel deze niet zonder toestemming van de cliënt met anderen.

 Benut de ruimte (professionele verantwoordelijkheid) om naar eigen oordeel te wer- ken.

 Neem structureel en periodiek moreel beraad op in de werkprocessen van het wijk- team. Dat geeft professionals de gelegenheid ethische kwesties, zoals handelen omtrent zelfredzaamheid te bespreken en het eigen professioneel-morele oordeel te kalibreren. Daarmee vergroot men professionele praktische wijsheid.

In document Samen zorgen in de wijk (pagina 85-88)