• No results found

48. De regels aangaande het auteursrecht binnen de lidstaten van de Europese Unie zijn op verschillende niveaus terug te vinden. Er zijn een aantal internationale verdragen96, waarvan de Conventie van Bern voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst 97 (hierna ‘Berner Conventie’) de voornaamste is. De Berner Conventie schrijft immers de minimumnormen voor auteursrechtelijke bescherming voor ten aanzien van zijn aangesloten leden.98 Verder dienen we te kijken naar de nationale wetgevingen van de lidstaten, waarin we ook de implementatie van de diverse Europese richtlijnen terugvinden die de Unie op dit gebied heeft aangenomen.99 Het gaat hierbij slechts om een partiële harmonisatie en geen harmonisatie van het volledige materiële auteursrecht.100 Bepaalde aspecten van het auteursrecht kunnen dan ook nog verschillen van lidstaat tot lidstaat. Tot slot zijn er op het Europese niveau ook nog twee Verordeningen die handelen over de grensoverschrijdende

96 Overeenkomst van 15 april 1994 inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS-Verdrag); de

Universele Auteursrechtconventie van 6 september 1952; het Verdrag van 20 december 1996 van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht

97 Deze overeenkomst werd aanvankelijk gesloten op 9 september 1886, maar werd ondertussen talrijke malen

herzien.

98 H. VANHEES, Handboek Intellectuele Rechten, Antwerpen, Intersentia, 2019, 17.

99 Naast de nog te implementeren DSM-richtlijn en de Infosoc-richtlijn vallen de volgende richtlijnen te

vermelden: Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel,

Pb. 1993, L 248,15; Richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001

betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk werk, Pb.2001, L 272, 32; Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, Pb. 2004, L 195, 16; Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, Pb. 2006, L 372, 12; Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom, Pb. 2006, L 376, 28; Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 tot wijziging van richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, Pb. 2011, L 265, 1, Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken, Pb. 2012, L 299, 5; Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt, Pb. 2014, L 84, 72; Richtlijn 2017/1564/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake bepaalde toegestane vormen van gebruik van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, en tot wijziging van richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij,

Pb. 2017, L 242, 6.

portabiliteit van online diensten enerzijds en de uitwisseling met derde landen van toegankelijke exemplaren van beschermde werken voor personen met een handicap.101

49. Het auteursrecht is in essentie een bundel van verschillende exclusieve rechten of prerogatieven die de auteursrechthebbenden worden toegekend met betrekking tot een auteursrechtelijk beschermd werk. Exclusiviteit betekent dat de houder van het auteursrecht het monopolierecht heeft om bepaalde handelingen te stellen met betrekking tot zijn werk. Dit is in beginsel de auteur zelf, maar in sommige gevallen kunnen de auteursrechten ook worden overgedragen of kan de auteur een al dan niet exclusief gebruiksrecht verlenen aan iemand anders door middel van een licentie.102

Binnen deze monopolierechten kunnen twee grote categorieën onderscheiden worden: enerzijds de vermogensrechten en anderzijds de morele rechten. De vermogensrechten stellen een auteur in staat om zijn creatie te exploiteren en hieruit inkomsten te halen. Morele rechten beschermen dan weer de persoon van de auteur in zijn relatie tot zijn werk.103 Binnen deze masterproef richten we de blik voornamelijk op de vermogensrechten, gezien enkel wat betreft deze rechten de Europese wetgever reeds harmoniserend is opgetreden.104

50. Het monopolie dat de auteur zo verkrijgt wordt echter op belangrijke manieren begrensd. Niet alleen is de auteursrechtelijke bescherming beperkt in tijd,105 maar er bestaan ook uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur. Binnen het Europese auteursrechtelijke systeem wordt daarbij gewerkt met een uitputtende lijst van uitzonderingen, de zogenaamde beperkingen en restricties die de lidstaten kunnen opnemen in hun nationale wetgeving.106

101 Verordening (EU) 2017/1128 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende

grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhouds-diensten in de interne markt, Pb. 2017, L 168, 1 (rectificatie:

Pb. 2017, L 198, 42) en Verordening 2017/1563/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 september

2017 inzake de grensoverschrijdende uitwisseling tussen de Unie en derde landen van exemplaren in toegankelijke vorm van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, Pb. 2017, L 242, 1.

102 H. VANHEES, Handboek Intellectuele Rechten, Antwerpen, Intersentia, 2019, 87-88. 103 Ibid., 34.

104 Overweging 19 Infosoc-richtlijn bepaalt dat ‘De morele rechten van de rechthebbenden moeten worden

uitgeoefend overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten en de bepalingen van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, het WIPO-verdrag inzake auteursrecht en het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen. Dergelijke morele rechten blijven buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn’.

105 Wat betreft de vermogensrechten wordt de beschermingsduur bepaald in Richtlijn 2011/77/EU van het

Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 tot wijziging van richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, Pb. 2011, L 265, 1. Voor de morele rechten dient te worden gekeken naar de nationale wetgevingen van de lidstaten.

Tot slot kan ook niet alles auteursrechtelijke bescherming genieten. Zo beschermt het auteursrecht geen ideeën, gedachten, principes, methodes, concepten en dergelijke meer. Hieraan wordt slechts auteursrechtelijke bescherming geboden wanneer zij een vorm hebben gekregen, waarbij dan slechts die vorm wordt beschermd. Het Hof van Justitie heeft in haar rechtspraak verder verduidelijkt aan welke voorwaarden deze vorm dient te voldoen opdat er sprake zou zijn van een ‘werk’ in de zin van de Infosoc-richtlijn, waaraan de auteursrechtelijke bescherming wordt gekoppeld. Een eerste voorwaarde is dat het moet gaan over een nauwkeurige en objectieve uitdrukkingsvorm.107 Een tweede voorwaarde is dat het moet gaan over een originele uitdrukkingsvorm, wat volgens het Hof impliceert dat het werk waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt gevraagd een eigen intellectuele schepping van de auteur vormt, die zijn persoonlijkheid weerspiegelt en tot uiting komt door vrije creatieve keuzes bij de totstandkoming van zijn werk.108

51. Verder geldt binnen het Europese auteursrecht het principe van territorialiteit.109 Dit wil zeggen dat in principe elke lidstaat auteursrechtelijke bescherming toekent en erkent in zijn eigen grondgebied op grond van de eigen nationale regelgeving. Als resultaat hiervan dient het auteursrecht te worden afgedwongen land per land in de verschillende lidstaten. Ook zij die bijvoorbeeld door middel van een licentie toestemming wensen te verkrijgen voor het gebruik van een auteursrechtelijk beschermd werk, dienen deze toestemming in principe voor elke lidstaat apart te verkrijgen. Zeker binnen een ‘grenzeloze’ digitale omgeving is dit al lang een van de pijnpunten van het Europese auteursrecht.110

52. Eerder hebben we UGC gedefinieerd als werken die op een of andere manier reeds eerder bestaand werk van anderen gebruiken. De vraagt die aldus volgt is of afgeleide werken toegelaten zijn, dan wel of ze een inbreuk vormen op de exclusieve rechten van de eerdere auteur. Deze kennen hem in principe immers het monopolie toe om bepaalde handelingen te stellen met betrekking tot zijn werk. Hieronder verduidelijken we welke van de vermogensrechten toepassing vinden op de creatie en verspreiding van UGC en of een creatieve gebruiker zich eventueel zou kunnen beroepen op een uitzondering. Indien dan een inbreuk zou voorliggen is de tweede vraag wie hiervoor aansprakelijk kan worden gesteld. Om de drijfveren van de Europese Commissie achter het invoeren van het artikel 17

107 HvJ 13 november 2018, nr. C-310/17, ECLI:EU:C:2018:899, overweging 33-44.

108 Zie voor desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie: HvJ 16 juli 2009, nr. C-5/08,

ECLI:EU:C:2009:465, overweging 34-37 en 45; HvJ 22 december 2010, nr. C-393/09, ECLI:EU:C:2010:816; HvJ 4 oktober 2011, nr. C-403/08 en nr. C-429/08, ECLI:EU:C:2011:631, overweging 98; HvJ 1 december 2011, nr. C-145/10, ECLI:EU:C:2011:798, overweging 87 e.v.; HvJ 1 maart 2012, nr. C-604/10, ECLI:EU:C:2012:115, overweging 38, 39, 41 en 45.

109 Dit principe ligt vervat in artikel 5 Berner Conventie en werd door het Hof van Justitie erkend als een

kernprincipe van het Europese auteursrecht, zie HvJ 14 juli 2005, nr. C-192/04, ECLI:EU:C:2005:475, overweging 46.

110 Zie onder meer P. B. HUGENHOLTZ, Copyright Territoriality in the European Union, Note PE 419.621,

Directorate General For Internal Policies Policy Department C: Citizens' Rights And Constitutional Affairs, 2010,

https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/note/join/2010/419621/IPOL-JURI_NT(2010)419621_EN.pdf, 11-15.

DSM-richtlijn goed te begrijpen, is het belangrijk om nu al te onderstrepen dat het net dat laatste aansprakelijkheidsvraagstuk is dat de Commissie wenste aan te pakken.

Afdeling 2. UGC: auteursrechtelijke inbreuk?