• No results found

Hoofdstuk één geeft een inleiding voor het onderzoek. In paragraaf 1.2 wordt de aanleiding van het onderzoek besproken. De aanleiding geeft een beschrijving over de huidige situatie in Nederland ten aanzien van leefstijlfactoren en leefstijl gerelateerde aandoeningen en geeft informatie over de opdrachtgever. In paragraaf 1.3 wordt de achtergrond behandeld en wordt er aan de hand van literatuur dieper ingegaan op de Nederlandse fitnessmarkt en preventieve zorg. In paragraaf 1.4 wordt de doelstelling van het onderzoek behandeld, waar in paragraaf 1.5 de logische

onderzoeksvragen uit voort komen.

Hoofdstuk twee beschrijft de methode die gebruikt is om het onderzoek uit te voeren. In paragraaf 2.1 worden de specialisten besproken die mee hebben gewerkt aan het onderzoek. In paragraaf 2.2 worden de meetinstrumenten besproken, die gebruikt zijn om het onderzoek uit te voeren.

Paragraaf 2.3 beschrijft de procedure die doorlopen is om de interviews in goede banen te leiden.

Paragraaf 2.4 beschrijft hoe de verzamelde data verwerkt en geanalyseerd is om er relevante data uit te verkrijgen.

In hoofdstuk drie worden de resultaten behandeld die verkregen zijn uit het onderzoek. Paragraaf 3.1 geeft de resultaten van deelvraag één weer. Paragraaf 3.2 geeft de resultaten van deelvraag twee weer.

In hoofdstuk vier worden de conclusie en discussie behandeld. Paragraaf 4.1 beschrijft de conclusies die getrokken kunnen worden uit het onderzoek. In paragraaf 4.2 wordt er kritisch gekeken naar het onderzoek en worden de belangrijkste punten bediscussieerd. In paragraaf 4.3 worden de sterktes en verbeterpunten behandeld, wat wordt gebruikt om in paragraaf 4.4 aanbevelingen te doen voor vervolgonderzoek.

Vervolgens bestaat de literatuurlijst uit alle bronnen die gebruikt zijn om kennis vandaan te halen.

Tot slot zijn in de bijlage de documenten te vinden ter ondersteuning van het onderzoek.

1.2 Aanleiding

De prevalentie van leefstijl gerelateerde aandoeningen is het hoogst van alle voorkomende ziekten in Nederland (RIVM, 2014). Op nummer één staat Diabetes Mellitus, met 834.000 nieuwe patiënten per jaar. Gevolgd door hart- en vaatziekten (HVZ), wat de belangrijkste oorzaak van sterfte bij vrouwen in Nederland en de tweede oorzaak van sterfte bij mannen is (Lucht & Polder, 2010).

Bovendien kampt 1,9 miljoen Nederlanders (elf procent) met twee of meer ziekten (Multi morbiditeit) (Plochg, Keijsers, & Wigersma, 2017). Het gros van deze gezondheidsproblemen hebben te maken met een ongezonde leefstijl en een slechte leefomgeving. De belangrijkste leefstijlfactoren die hiermee corresponderen zijn: inactiviteit, ongezonde voeding en roken.

De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) stelt dat men tenminste vijf dagen per week, minstens 30 minuten matig intensief moet bewegen om gezondheidswinst te realiseren. Echter, voldeed in 2015 maar 45 procent van de Nederlanders hieraan. Een jaar later heeft bijna de helft (49,2 procent) van de Nederlanders van achttien jaar en ouder overgewicht (BMI ≥25). Bovendien hebben 14,2 procent van alle Nederlanders een BMI ≥30 en lijden aan obesitas (CBS, 2016).

In 2015 rookte ruim 24,6 procent van alle Nederlanders van twaalf jaar en ouder. Hiervan rookte

twintig procent gemiddeld meer dan twintig sigaretten per dag (RIVM, 2015).

Bovenstaande cijfers duiden op een ongezonde leefstijl. Dit is niet alleen problematisch voor de bevolking zelf, maar ook voor de gezondheidszorg. In 2010 is er totaal €74,9 miljard aan

zorgkosten uitgegeven (RIVM, 2012). Zo’n tien procent van dit totaal werd besteed aan zorg voor leefstijl gerelateerde aandoeningen.

Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) erkent het probleem van een ongezonde leefstijl in Nederland en kaart het volgende aan bij de tweede kamer: “Het creëren van

mogelijkheden op het terrein van gezonde voeding, preventie in het zorgstelsel en sport is nodig om deze problematiek structureel aan te pakken” (Schippers, 2016). Hier geeft ze aan dat er meer aandacht dient te worden besteed aan het voorkomen van deze leefstijl gerelateerde aandoeningen.

(Plochg, Keijsers, & Wigersma, 2017; Schippers, 2016). Zodoende ontstaat een groeiende vraag naar een verschuiving in de zorg van genezen (curatief) naar juist het voorkomen (preventief). “We gaan in de zorg van behandelen naar voorkómen” (Schippers, 2016).

MCZ is een beweegcentrum in Groningen die zich aansluit bij de uitspraak van Schippers en eerdergenoemde gezondheidsproblematiek herkent. Het bedrijf biedt onder andere fysiotherapie, sportbegeleiding op het gebied van blessurepreventie en revalidatie, medische beweegprogramma’s en leefstijlprogramma’s aan. Door middel van de missie: “Door het beste uit onszelf én elkaar te halen, stimuleren we cliënten het beste uit zichzelf te halen” wilt MCZ een grensverleggend expertisecentrum zijn op het gebied van bewegen, gezondheid en leefstijl.

Ondanks het uitgebreide aanbod van MCZ, leeft de wens zich te profileren en richten op de kernwoorden van deze inleiding, namelijk preventieve zorg. Deze wens van MCZ en de beschreven gezondheidsproblematiek dat speelt in Nederland, vormen de aanleiding van dit onderzoek.

Dit onderzoek zal zich verdiepen in hoe een beweegcentrum als MCZ de toenemende vraag naar preventieve zorg kan borgen binnen hun organisatie. Centraal staan hier de klant en de

beweegaanbieder. Het streven naar een succesvol product dat het aanbod op de vraag laat aansluiten, kan MCZ handvatten geven voor het bepalen van het beleid. Het uiteindelijke doel is verspreiding van dit beleid naar gezondheidscentra in Noord-Nederland. Tenslotte geldt overal:

“Voorkomen is beter dan genezen”.

1.3 Achtergrond

Uit onderzoek blijkt dat jaarlijks drieëntwintig procent van de Nederlanders een fysiotherapeut bezoekt, met 3,4 behandelingen per persoon (Rabobank, 2016). De totale uitgaven aan fysiotherapie behandelingen waren in 2015 €1,4 miljard. De vraag naar fysiotherapie is de afgelopen jaren

gestegen, mede door het belang van preventie en de toename van chronische klachten.

In Nederland zijn 4.700 fysiotherapiepraktijken, waardoor het aanbod groter is dan de vraag.

Hierdoor stijgt de concurrentie tussen praktijken. Steeds meer praktijken kiezen ervoor om zich te differentiëren van andere praktijken, zoals samenwerking met fitnessbedrijven of een

multidisciplinair netwerk. Op deze wijze ontstaan er beweegcentra, die intern een goede samenwerking en samenhang hebben tussen zorgverleners. Zo krijgt de klant de beste zorg en precies de behandeling die nodig is.

Uit onderzoek van EuropeActive(2017) blijkt dat Europa de grootste gezondheid- en fitnessmarkt heeft (EuropeActive, 2017). Ook in Nederland geldt dat fitness één van de meeste beoefende sporten

is onder de volwassenen is. Zo’n 16,7 procent van de bevolking, dat zijn 2,7 miljoen mensen, hebben een fitnessabonnement. Op jaarbasis brengen zij samen ruim 200 miljoen bezoeken aan 1850 fitnesscentra, met een zeer uiteenlopend aanbod. Er is onderscheid te maken in aanbod tussen low-budget fitnesscentra en high end wellnesscentra. De totale omzet van de fitnessbranche in

Nederland ligt rond de €1,2 miljard per jaar.

Uit onderzoeken van de Rabobank(2016) en het Mulier Instituut(2012) is gebleken dat de

fitnessmarkt en de fysiomarkt sterke overeenkomsten vertonen (Rabobank, 2016; Hover, Hakkers, &

Breedveld, 2012). Dit is te concluderen uit de trends die te zien zijn in beide markten. Fysiotherapie en fitness zoeken samenwerking met elkaar en werken met multidisciplinaire netwerken om elkaar te versterken. Daarnaast wordt de focus gelegd op preventie en is er een stijgende behoefte aan een gezonde leefstijl. Op basis hiervan wordt dit onderzoek gebaseerd op de kansen, bedreigingen en klantsegmenten van de fitnessbranche. Zo worden beweegcentra in dit onderzoek gedefinieerd als:

‘Een praktijk met samenwerking tussen verschillende takken van zorg, met in de basis fysiotherapie en fitness’.

In de fitnessmarkt ontstaat er een groeiende vraag naar persoonlijke begeleiding en small-group training en daarbij willen de klanten flexibele abonnementen (Hover, Hakkers, & Breedveld, 2012).

Door een groeiende vraag naar leefstijlbegeleiding als gevolg van wijzigingen in de zorg, wordt de aandacht verlegd naar preventieve zorg en een gezonde leefstijl. Middels bedrijfsfitness wordt er ook aandacht besteed aan het welzijn van de werknemer, waarbij er een duurzame samenwerking ontstaat tussen het bedrijfsleven en fitness. Er liggen kansen voor fitnesscentra door een

samenwerking aan te gaan met zowel lokale zorgaanbieders, als lokale sportverenigingen. Op deze wijze kan ervoor worden gezorgd dat het aanbod van activiteiten zo breed mogelijk is voor de klant.

Daarnaast is het verloop van vele fitnesscentra hoog en wordt er weinig aandacht besteed aan het retentiebeleid. Door proactief om te gaan met klantcontacten en kwaliteitsverbetering zal de retentie stijgen, wat leidt tot tevreden klanten en een hogere omzet. Onderzoek van Hogeschool Utrecht, in samenwerking met Syntens en Fit!vak, beschrijft de fitnessmarkt als een verdringende markt met een wispelturige klant (Zanten, Montijn, Boer, & van Veen, 2010). Deze wispelturige klant is in kaart gebracht op basis van klantkenmerken, waarbij vier klantsegmenten zijn samengesteld aan de hand van hun drijfveer om te sporten: resultaat, onderhoud, gedrevenheid en beleving.

Zoals in een onderzoek van RIVM staat beschreven is er een brede benaderingen van de definitie van

‘preventie zorg’ (Berg, Post, vanReenen, Baan, & Schoemaker, 2013). In dit onderzoek wordt preventieve zorg gebruikt als ziektepreventie en gezondheidsbevordering, die worden aangeboden of uitgevoerd door een zorgverlener, werkzaam in de gezondheidszorg. Deze preventieve activiteiten zijn gericht op mensen met verhoogde risicofactoren of mensen met een beginnende ziekte.

Leefstijlinterventies zijn het voornaamste middel in het aanbieden van preventieve zorg.

In eerdergenoemd onderzoek van RIVM benoemen Berg et al een aantal succesfactoren voor het structureel aanbieden van leefstijlinterventies: integratie in bestaande zorg, financiële vergoeding voor aanbieders en heldere aanbevelingen in richtlijnen (Berg, Post, vanReenen, Baan, &

Schoemaker, 2013). Daarnaast beschrijven ze succesfactoren voor het verhogen van het bereik van de leefstijlinterventie, aangezien het bereik in de praktijk vaak kleiner is dan in de theorie. Om een zo groot mogelijke doelgroep te bereiken dient de leefstijlinterventie: kosteloos aangeboden te worden,

worden verwezen door de huisarts, actief op zoek te zijn naar de risicogroep en gebruik te maken van eHealth.

Tot slot is het belangrijk om de leefstijlinterventie duurzaam te borgen binnen de organisatie. Uit verschillend onderzoek blijkt dat bij de ontwikkeling en uitvoering van de interventie, weinig aandacht besteed wordt aan de implementatie (Durlak & DuPre, 2008; Perepletchikova, Treat, &

Kazdin, 2007). Te weinig aandacht voor het implementatieproces kan ervoor zorgen dat de

interventie niet geborgen wordt binnen de organisatie, wat tot gevolg heeft dat het geïnvesteerde tijd en geld verloren gaat (Tibbits, Bumbarger, Kyler, & Perkins, 2010). Het NJi en Trimbos-instituut hebben na onderzoek een model ontwikkeld voor het implementatieproces, wat de kans op duurzame borging binnen de organisatie vergroot (Rijn & Bommel, 2012). Het model beschrijft drie determinanten die belangrijk zijn bij het succesvol implementeren: ‘Innovatie’, ‘Organisatie’ en

‘Gebruiker’.

1.4 Doelstelling

Door het in kaart brengen, aan de hand van input van specialisten, van de wensen van de klanten en dit te koppelen aan werkwijzen van andere beweegcentra, zouden beweegcentra in staat moeten zijn de vraag en het aanbod van preventieve zorg beter op elkaar aan te laten sluiten.

1.5 Onderzoeksvragen

De onderzoeksvraag die voortkomt uit de doelstelling van het onderzoek is: “Hoe kunnen beweegcentra de groeiende vraag naar preventieve zorg borgen binnen de organisatie?”

Om deze hoofdvraag te beantwoorden worden aan de hand van input van specialisten de wensen van de klant in kaart gebracht en de werkwijzen van andere beweegcentra. Dit leverde de volgende twee deelvragen op:

Deelvraag 1: Hoe bieden andere beweegcentra preventieve zorg aan?

Deelvraag 2: Wat zijn de wensen van de klant met betrekking tot preventieve zorg volgens specialisten in het werkveld?