• No results found

Inhoud collegeakkoorden 74

In document Staat van het Bestuur 2010 (pagina 154-158)

12 Programma’s en akkoorden

12.3.2 Inhoud collegeakkoorden 74

In de vorige raadsperiode was de aandacht voor repressieve veiligheid beperkt.

Daarentegen was er meer aandacht voor sociale preventie, sociale cohesie en armoedebestrijding. De aandacht voor democratische vernieuwing in de akkoorden was tot nul gereduceerd. Algemeen gekarakteriseerd werden de collegeakkoorden gekenmerkt door een bestuurscentrische benadering75.

Als een doorsnede van de huidige collegeakkoorden wordt gemaakt, keren vijf beleidsthema’s steevast terug. In tegenstelling tot vier jaar geleden heeft integratie een minder prominente plaats gekregen in de collegeakkoorden. De volgende prioriteiten hebben wel een prominente plaats gekregen:

• Het stimuleren van de lokale economie;

• De noodzakelijke aanpassingen van het financieel beleid van de gemeenten;

• De gemeentelijke organisatie en haar plaats in de samenleving;

• Veiligheid in de wijk;

• Duurzaamheid.

Er is relatief weinig aandacht voor democratische vernieuwing. Voor sociale cohesie en sociale participatie is er ten opzichte van vorige akkoorden minder aandacht, zij het dat als gevolg van de economische crisis in de akkoorden wel aandacht is voor (sociale) participatie in de samenleving door middel van werk en het voorkomen van uitval.

Stimuleren van de lokale economie

Een belangrijke prioriteit in de collegeakkoorden is de lokale economie. Dit is

begrijpelijk in het licht van de economische crisis. Voor wat betreft de lokale economie wordt juist in deze crisistijd het accent gelegd op het voortzetten en intensiveren van bestaande akkoorden. De uitdaging van de colleges is om de terugslag van de economische crisis op te vangen. Naast het stimuleren van de lokale economie wordt in de collegeakkoorden een rechtstreekse relatie gelegd met de werkgelegenheid binnen de gemeente en de sociale aspecten van werk (deelname aan de samenleving).

Noodzakelijke aanpassingen van het financiële beleid

De noodzaak tot het doorvoeren van bezuinigingen wordt in de akkoorden algemeen erkend. Dit thema speelde al een rol in de partijprogramma’s en ging vervolgens een steeds sterkere rol in de verkiezingscampagne in maart spelen. Bijna alle nieuwe colleges houden rekening met aanzienlijke bezuinigingen vanuit het Rijk in de komende jaren en het effect daarvan op de hoogte van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds, de WMO en de specifieke uitkeringen. Veel colleges stellen daar structurele besparingen tegenover. In een groot aantal akkoorden wordt de feitelijke invulling pas bij de begroting van 2011 doorgevoerd. In de collegeakkoorden waar wel een concrete uitwerking wordt gegeven van mogelijke besparingen worden de volgende zaken genoemd:

• het hanteren van investeringsplafond van kapitaallasten

• op alle hoofdfuncties van de begroting wordt een taakstellende korting toegepast

• aangekondigde bezuinigingen (versobering) op concrete posten in het sociale en culturele domein en toerisme

• doorlichting van het gemeentelijke subsidiebeleid

• het verlagen van de kosten voor leefomgeving en zorg door meer wijkgericht te werken (efficiency)

• het tijdelijk bevriezen van grote projecten in de ruimtelijke sector.

Daarnaast worden de ‘klassieke’ maatregelen voorgesteld, zoals het bevriezen van het budget en de formatie van het ambtelijke apparaat door het aankondigen van een vacaturestop voor de hogere schalen, het verminderen van managementlagen en het terugdringen van externe inhuur. Uit het regiemodel dat veel colleges hanteren vloeien maatregelen voort als verzelfstandiging van gemeentelijke organisatieonderdelen, het flexibiliseren van het ambtenarenapparaat en het digitaliseren van werkprocessen (‘het nieuwe werken’).

Bijna alle collegeakkoorden hebben als uitgangspunt dat de ‘pijn’ als gevolg van de bezuinigingen zo min mogelijk bij de burger dient te worden gelegd, waarbij met name de minder welvarende burger moet worden gevrijwaard van lastenverhoging.

Domeinen als sport, onderwijs, kwijtscheldingsbeleid maar ook veiligheidsbeleid worden nog ontzien. Daarnaast zijn er gemeenten die aangeven dat de bezuinigingen hand in hand gaan met innovatie en een bestuursstijl die meer ruimte geeft aan het eigen vermogen van de burgers in de stad.

De gemeentelijke organisatie en haar plaats in de samenleving

Het valt op dat de lokale overheid in de collegeakkoorden anders dan voorheen wordt gepositioneerd. De nadruk valt op de regisserende en initiërende gemeente, die intensief wil samenwerken met partners van zowel binnen als buiten de gemeente.

Daarbij past een nieuwe manier van werken gebaseerd op burgerparticipatie in een

nadrukkelijk de verbinding met bewoners langs verschillende wegen (bijvoorbeeld door ‘contactwethouders’ daarvoor aan te wijzen).

In zo’n zogenaamde participatieve lokale democratie wordt de burger benaderd als partner die ook zijn verantwoordelijkheid hoort te nemen en van wie inspanningen mogen worden verwacht om een leefbare samenleving te realiseren. De gemeente is voor veel verantwoordelijk, maar kan het onmogelijk allemaal alleen, zeker in de komende periode die in het teken van bezuiniging staat. De gemeente doet noodgedwongen een stapje terug en laat meer ruimte aan het initiatief van burgers.

Door in een vroeg stadium van beleidsvorming de samenwerking te zoeken met bewoners (naast bedrijven en organisaties) en ze te betrekken bij onderwerpen en projecten op buurt- en wijkniveau wordt een gedeelde verantwoordelijkheid gevoeld, komt er maatwerk tot stand en wordt de zelfredzaamheid van de burger vergroot.

Daarmee wordt ook voorkomen dat in latere fasen van het beleidproces weerstand wordt gegenereerd. Op deze wijze krijgt de burger meer zeggenschap over zijn directe leefomgeving.

Deze rolopvatting heeft ook consequenties voor de organisatie van de gemeente.

In meerdere akkoorden is sprake van een kanteling van de organisatie: van dienstenmodel naar burgergericht of wijkmodel. Een aantal colleges ziet verder de gemeentelijke dienstverlening als het visitekaartje van hun gemeente en daarmee dus sterk bepalend voor de meningsvorming over de aantrekkelijkheid en het vestigingsklimaat in hun gemeente. Colleges willen ICT inzetten om de dienstverlening in tijden ven bezuinigingen op peil te houden. Wijkgerichte dienstverlening en proactieve informatievoorziening moeten er toe bijdragen dat de burgers worden betrokken bij beleid en uitvoering.

Veiligheid in de buurt

Het valt op dat de aandacht voor het veiligheidsbeleid (in meer klassieke zin) ten opzichte van vier jaar geleden in veel akkoorden weer terug op de agenda is. Ook op het terrein van veiligheid wordt een beroep op burgers gedaan. Ze moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor buurt en wijk door hun omgeving schoon en veilig te houden. Ze praten mee over de te nemen maatregelen in het kader van

‘wijkschouwen’ en wijkplatforms. Ook door middelen aan deze platforms toe te wijzen stimuleren colleges participatie. De nadruk ligt in de akkoorden bij preventie.

Meer ’blauw op straat’ (zichtbare politie) bevordert de effectieve handhaving, zo veronderstellen colleges, waarbij de wijkagent een spilfunctie in de buurt vervult.

De colleges willen een sluitende ketenaanpak bevorderen om zo straat en openbare ruimte veiliger te maken. In een aantal collegeakkoorden wordt aangegeven dat cameratoezicht alleen daar aan de orde is waar het aantoonbaar toegevoegde waarde heeft.

Duurzaamheid

Vraagstukken rond klimaat, leefomgeving en de ontwikkelingen rond bezuinigingen noodzaken gemeenten steeds meer tot het voeren van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling. De collegeakkoorden bevatten ambitieuze maar vaak weinig concrete plannen om op termijn als gemeente geheel in de eigen energiebehoefte

(klimaatneutraal) te kunnen voorzien.

Noten

67 Instituut voor Publiek en Politiek, 2010b, BZK-thema’s in verkiezingsprogramma’s voor de gemeenteraadsverkiezingen 2010. Auteurs: E. Habben Jansen en H. Lassche.

68 Mede gebaseerd op: http://www.binnenlandsbestuur.nl/Home/all/pvda-valt-terug-tot-4e-wethouderspartij.157969.lynkx

69 CDA en CU bezetten samen een wethouderszetel.

70 Naast de stadspartij is in Heerlen ook de Ouderenpartij in het college vertegenwoordigd.

71 De Verenigde Seniorenpartij levert geen wethouder maar is wel volwaardig coalitiepartner.

72 In Den Helder kreeg Trots op Nederland een zetel in het college.

73 In Helmond hebben zowel de lokale stadspartij SDOH als Helmonds Belang een zetel in het college.

74 Deze paragraaf is gebaseerd op de eigen analyse van het ministerie van BZK, alsmede de analyses van het Nicis en de VNG.

75 Zie ook de analyse van het Nicis institute door de auteurs D. van Ooijen en A.

Vliegenthart: Grote steden kiezen voor herbezinning, innovatie, duurzaamheid en participatie, analyse en duiding van de collegeakkoorden. Den Haag, 2010. Het rapport geeft aan dat in de grote steden de voorgenomen bezuinigingen, het te voeren economisch beleid, duurzaamheid en de plannen op het terrein van sociale zaken de meeste aandacht krijgen in de nieuwe collegeakkoorden.

Bijlage 1 Aanvullende

In document Staat van het Bestuur 2010 (pagina 154-158)