• No results found

3.3. Terug naar hiërarchie?

3.3.4. Informeel overleg

Naast overleg en besluitvorming, in GA’s en werkgroepen vond er overleg plaats in ‘de wandelgangen’ van het Maagdenhuis. Alhoewel hier weliswaar geen officiële besluiten konden worden genomen staat dit overleg in directe relatie met vriendschapsgroepen en het onderling kennen van elkaar. Bij informeel overleg, bijvoorbeeld in gesprekken over GA’s worden standpunten over bepaalde zaken gedeeld.

‘Ja.. ja.. zeker wel, mensen hebben in de wandelgangen natuurlijk heel veel discussies en praten over wat zou er moeten gebeuren of welke acties kunnen we doen… dat hoeft niet per se in een werkgroep plaats te vinden of binnen een GA’ (interview 7)

Ook kan er in dit soort informele gesprekken kritiek worden geleverd op GA’s. Sommige mensen durfden dergelijke kritiek namelijk niet te uiten in GA’s, omdat ze wellicht bang waren voor bepaalde reacties. Interview 3 geeft aan dat overleg in wandelgangen gebruikt kon worden om te praten en ideeën aan te brengen zonder meteen afgewimpeld te worden, zoals in sommige GA’s kon gebeuren. Onderling kan dit voor steun zorgen voor bepaalde punten in GA’s.

41 ‘Dus eeh… wat ik dan ook in het begin heb gedaan met een aantal mensen als ik ergens een idee over had dat was juist in die wandelgangen met andere mensen erover… erover praten. En dan zeiden die mensen van: het begint hier wel een beetje een schaduwbestuurtje zo te worden. Maar dat was niet de bedoeling, de bedoeling was dat… dat.. ik dat ik gewoon mijn oprechte persoonlijke ideeën met mensen, die toevallig SP’ er waren, dat ik die toch gewoon in kon brengen zonder dat dat in een GA makkelijk konden worden afgewimpeld.’ (interview 3)

En dan sprak ik met die mensen af.. jongens we moeten elkaar effentjes wel bijstaan want we vinden dat dit het beste is voor de beweging en we laten elkaar niet in de steek in deze discussie’ (interview3)

Dit laat ook zien dat er een vorm van een alliantie kon worden gesloten in dit soort overleg. Informeel overleg vond plaats tussen mensen die elkaar kenden en/of bevriend waren. Wanneer iemand weinig mensen kende was deze automatisch ook minder betrokken bij dergelijk overleg.

‘Dat gaat wel het beste met mensen die dichtbij je staan… dus die zocht je ook op buiten de GA’s om’ (interview 5)

Met betrekking tot GA’s speelt informeel overleg dus een niet geringe rol. Punten

bediscussiëren, overleg over te volgen actie binnen een GA, het sluiten van allianties en ook kritiek leveren op bepaalde zaken vond hier allemaal bij plaats. Daarnaast wordt bepaalde informatie over zaken die spelen uitgewisseld. Mensen die dergelijk overleg voerden hadden hierdoor een veel sterkere positie binnen GA’s. Zij hadden immers meer kennis, konden acties beter coördineren en wisten beter wie medestanders van hun zaak waren. Met betrekking tot werkgroepen speelde informeel overleg ook een rol. Ook al hadden bepaalde werkgroepen mandaat van de GA, toch achtten zij het soms nodig om te peilen over er steun was voor een bepaalde actie. Dit peilen gebeurde deels binnen een GA maar informeel was dit ook aan de orde.

‘Dit willen wij dan en dan en dan doen en voor die tijd gingen ze dan in eigen.. context met mensen die ze kenden binnen het maagdenhuis even peilen’ (interview 5)

‘Nou als je ehm in de actiegroep mandaat hebt gekregen om acties te voeren en je gaat een beetje peilen om te kijken ehm.. .of het wel of niet acceptabel is. Dan ga je natuurlijk naar de mensen die er vaak zitten, dan ga je naar de mensen waarvan je weet: jij bent heel erg betrokken bij deze situatie’ (interview 5)

Hierdoor hebben de mensen met wie overlegd werd meer invloed dan anderen. Het informeel overleggen over zaken geeft, zoals ik heb uitgelegd, meer mogelijkheden tot machtsuitoefening aan mensen. Dit heeft zowel betrekking op GA’s als op de werkgroepen. Aangezien informeel overleg plaatsvindt tussen bekenden of vrienden kan niet iedereen profiteren van de mogelijkheden die dergelijk informeel overleg met zich meebrengt. Dit informeel overleg werd met name gevoerd tussen mensen binnen de kern van DNU. Zij kenden elkaar en waren al langer, en actiever, bij het protest betrokken. Mensen die niet tot

42 deze groep behoren hadden hierdoor een meer marginale positie. Daaraan wil ik nog

toevoegen dat er ook voor deze mensen bepaalde mogelijkheden bestonden om deel uit te maken van de ‘kern’. Ik kom hier in het volgende hoofdstuk op terug. Wanneer ik het informele overleg analyseer merk ik op dat dit sterk bijdraagt aan elitevorming. Zoals een respondent zei, wanneer ik naar zijn mening over informeel overleg vroeg:

‘Ja, het werkte wel goed… nou ja.. het zorgt er ook voor dat de mensen die het meest betrokken zijn bij de beweging ook wel daadwerkelijk, uiteindelijk toch wel meer macht hebben’ (interview 4).

Aangezien ik nu de verschillende aspecten van elitevorming heb beschreven acht ik het verduidelijkend om een totaalbeeld te schetsen over elitevorming binnen DNU. Er is sprake van een kern van mensen die erg actief zijn en, vaak, langer bij het protest betrokken zijn. Op basis van expertise, kennis, argumentatie maar ook charisma anciënniteit,

vriendschapsgroepen en informeel overleg heeft deze kern een belangrijke mate van macht in het maken van besluiten. Mensen uit deze elite zijn dominant in zowel de werkgroepen als de General Assembly. In de kern zijn verschillende stromingen en ideeën aanwezig, er wordt veel discussie gevoerd en kritisch op elkaar gereageerd. De relatie tussen centrale en

decentrale besluitvorming, de kwestie over directe acties, het belang van diversiteit en de vraag: ‘hoe te reageren op het CVB’ zijn voorbeelden van onderwerpen waarover binnen de elite veel discussie en onenigheid over is. Machtsstrijd vindt dus plaats binnen een elite. Niet iedereen binnen deze elite is bevriend met elkaar, met kent elkaar over het algemeen wel en vriendschapsgroepen, evenals allianties, spelen een belangrijke rol. Mensen die tot de kern behoren weten meer van elkaar standpunten en wat er speelt binnen een GA dan anderen. Daarnaast is de kern geen geheel vaste groep, er is sprake van enige fluctuatie. Mensen worden actiever of nemen meer afstand van het protest.

‘Het grootste verschil daarin is dat de binnenste cirkel flexibel is, dus de leider is niet één iemand maar een flexibele groep’ (interview 5)

43