• No results found

Industrie en energiebedrijven

Beleidsprestaties en effecten Stikstofoxide (NO X )

4.1 Het klimaat Schets

4.2.1 Industrie en energiebedrijven

• De CO2-emissie van de industrie en energiebedrijven neemt toe. Zonder klimaat- beleid zou de CO2-emissie van deze bedrijven in 2000 nog 3-8% hoger zijn geweest. • Het energiebesparingstempo van bedrijven lijkt te gaan afnemen. Het convenant Benchmarking biedt onvoldoende druk voor het nemen van duurdere maatregelen. • Ter ondersteuning van het nationale beleid is dringend versterking van het EU-kader

nodig.

Ruim de helft van de CO2-emissies in Nederland (58%) komt vrij bij industrie- en ener- giebedrijven. Het overheidsbeleid voor deze bedrijven heeft de afgelopen jaren vooral gestuurd op een verbetering van de energie-efficiëntie. Die verbetering kan bereikt wor- den door besparing op de vraag naar energie en door efficiëntere omzetting van aardgas, olie en kolen naar elektriciteit en warmte.

Beleidsprestaties en effecten

Subsidieregeling voor warmtekrachtkoppeling

Warmtekrachtkoppeling (WKK) is een efficiënte energie-conversietechniek waarbij in Nederland voornamelijk gas als brandstof wordt gebruikt. Meer dan 30% van de elektri- citeitsproductie in Nederland vindt plaats door decentrale WKK en nog eens 20% door centrales die warmte ten behoeve van stadsverwarming produceren. Mede door afspra- ken in het verleden over een lagere gasprijs voor warmtekrachttoepassingen en een minimumprijsgarantie voor elektriciteit nam het warmtekrachtvermogen in de jaren negentig snel toe. Daarnaast werd warmtekracht gestimuleerd door (deels fiscale) subsi- diemaatregelen. De effectiviteit van de stimuleringsaanpak van warmtekracht is moei- lijk te bepalen, omdat niet met zekerheid is vast te stellen welke ontwikkelingen hadden plaatsgevonden als er geen stimuleringsaanpak zou zijn geweest. Geschat wordt dat meer dan de helft van de groei van warmtekracht in de afgelopen tien jaar een gevolg is van het gevoerde stimuleringsbeleid (Jeeninga et al., 2002).

WKK levert een belangrijke bijdrage aan de CO2-emissiereductie in Nederland (figuur

4.2.1). In 2000 werd door de groei van alleen al het decentrale warmtekrachtvermogen ten

opzichte van 1990 circa 6 miljard kg CO2-emissie vermeden (Elzenga et al., 2001). Door de liberalisering van de elektriciteitsmarkt vanaf 1999, waarbij minimumprijs- en afnamegaranties vervielen, hebben WKK-exploitanten het moeilijker gekregen. Tegelij- kertijd is aardgas relatief duurder geworden. Naar aanleiding van deze situatie is een tijdelijke steunmaatregel van kracht geworden. Het budget in 2001 bedroeg 136 miljoen euro. Volgens de minister van Economische Zaken zijn er indicaties dat de steunmaat- regel voor WKK positieve effecten heeft. Eind 2001 was minder dan 10% van de WKK- installaties stopgezet of teruggeregeld, terwijl de verwachting volgens de minister was dat dit zou oplopen tot meer dan 30%. Voor de periode tot 2010 wordt slechts een zeer beperkte groei van het WKK-vermogen voorzien (Ybema et al., 2002).

Het convenant Benchmarking energie-efficiency

Bijna alle grote bedrijven in Nederland hebben het convenant Benchmarking onder- tekend. Daarmee grijpt het convenant aan op ongeveer eenderde van het totale Neder- landse energiegebruik. In het convenant is als resultaatsverplichting vastgelegd dat bedrijven uiterlijk 2012 bij de wereldtop zullen behoren wat betreft energie-efficiency. Medio 2002 waren er 176 (77%) energie-efficiencyplannen in concept ingediend. Daar- mee werd 93% van het industrieel energiegebruik dat onder het convenant valt gedekt en 75% van de energiesector. Een klein deel (3%) van de conceptplannen is inmiddels formeel goedgekeurd door de provincies. De totstandkoming van efficiencyplannen loopt daarmee ongeveer anderhalf jaar achter op de oorspronkelijke planning.

1985 1990 1995 2000 0 5 10 15 mld kg CO2-eq Distributiebedrijven Overige producenten Industrie exclusief chemie Chemie

CO2-reductie door decentrale warmtekrachtkoppeling

Figuur 4.2.1 Aandelen sectoren in de CO2-reductie door het decentrale WKK-park, 1985-2000 (Elzenga et al., 2001).

De Commissie Benchmarking schat op basis van de begin 2002 beschikbare plannen in dat tot en met 2012 circa 75-90 PJ bespaard gaat worden. De helft daarvan is in de plan- nen als ‘zekere’ maatregelen vastgelegd. Ten opzichte van de periode 1989-2000 waarin circa 157 PJ besparing werd gerealiseerd (EZ, 2001) betekent dit een vertraging van het besparingstempo. Een verklaring hiervoor is dat de Nederlandse industrie wat betreft energie-efficiency gemiddeld gezien al tot de beste 10% van de wereld behoort (Tussen- standrapport februari 2002).

2egeneratie Meerjarenafspraken energiebesparing (MJA-2)

Kleinere energiegebruikers (bedrijven) die niet tot de doelgroep van het convenant Ben- chmarking behoren kunnen een Meerjarenafspraak met de overheid afsluiten (MJA-2). Het Ministerie van EZ verwacht (TK, 2001) dat er circa twintig industriële branches zullen meedoen: dit zijn ruim 800 bedrijven met een gezamenlijk jaarlijks energie- gebruik van circa 125 PJ. Medio 2002 had ruim 60% van deze bedrijven het convenant ondertekend. Het effect van het convenant wordt ingeschat op een emissiereductie van 0,05 à 0,2 miljard kg CO2in 2010 (Menkveld et al., 2002).

Conclusie

In de afgelopen tien jaar is de energie-efficiency van industrie- en energiebedrijven mede als gevolg van het energie- en klimaatbeleid verbeterd. De gemiddelde energiebe- sparing (inclusief WKK) in de periode 1990-2000 was 1,4% per jaar in de industrie en 0,8% per jaar bij de energiebedrijven. De gerealiseerde energiebesparing (per eenheid product) is echter onvoldoende om de groeiende energievraag voor productie te com- penseren. De CO2-emissie van bedrijven nam met circa 10% toe, van 94 miljard kg in 1990 naar 103 miljard kg in 2000. Zonder klimaatbeleid zou de CO2-emissie van bedrij- ven in 2000 nog 3-8% hoger zijn geweest (Jeeninga et al., 2002).

Zoals eerder aangegeven is de verwachting dat het energiebesparingstempo de komende jaren zal afnemen. Geraamd wordt, dat ondanks het nu vastgestelde beleid de CO2- emissie in 2010 zal toenemen tot circa 115 miljard kg. Een versterking van het EU- beleidskader is nodig om het nationale beleid te ondersteunen en de implementatie van duurdere technologieën te bewerkstelligen zonder de Nederlandse concurrentiepositie aan te tasten.