• No results found

Beleidsprestaties en effecten Stikstofoxide (NO X )

4.1 Het klimaat Schets

4.2.2 Gebouwde omgeving

• De totale CO2-emissies door huishoudens en kantoren stabiliseren. Het toenemend elektriciteitsverbruik wordt gecompenseerd door een afnemend gasverbruik. • Door beleid is het gasverbruik in de gebouwde omgeving afgenomen terwijl het aan-

tal woningen toenam.

• Door de Energie Premie Regeling is het marktaandeel energie-efficiënte apparaten sterk gestegen. Dit compenseert nog niet merkbaar het toenemend aantal apparaten en het toenemend gebruik daarvan.

Circa 18% van de CO2-emissie in Nederland komt vrij door gasgebruik in gebouwen (huishoudens en kantoren). Wanneer ook het elektriciteitsgebruik in deze gebouwen naar CO2wordt omgerekend (dat bij de energiecentrales vrijkomt) dragen deze sectoren ruim 30% bij aan de totale emissie. De overheid probeert via een aantal beleidsinstru- menten energiebesparing te beïnvloeden.

Beleidsprestaties en effecten

Om het gedrag te beïnvloeden en energiebesparingsmaatregelen rendabeler te maken is in 1996 de regulerende energiebelasting (REB) geïntroduceerd. Een energieprestatie advies (EPA) werd geïntroduceerd om het treffen van energiebesparingsmaatregelen in bestaande woningen en kantoren te stimuleren. Het advies en de besparingsmaatregelen zelf worden financieel ondersteund vanuit het Rijk met 230 miljoen euro aan zoge- noemde ‘positieve prikkels’. Deze positieve prikkels worden beschikbaar gesteld uit de opbrengsten van de verhoging van de REB (1999-2001). Voor energie-efficiënte appa- raten in het huishouden is een premieregeling ingevoerd. Nieuwbouwwoningen en -kantoren moeten voldoen aan de Energieprestatienorm. Hierdoor worden nieuwe gebouwen steeds zuiniger.

Energieprestatie advies voor bestaande woningbouw

De overheid stimuleert het nemen van energiebesparende maatregelen in woningen door middel van het EPA. Indien het advies wordt opgevolgd wordt subsidie verleend op zowel het advies zelf als op de getroffen maatregelen. Het doel van het beleid is om in 2010 een emissiereductie te behalen van 2 miljard kg CO2 (VROM, 1999; VROM/Novem, 2002). Om dit te realiseren moet in 2010 ongeveer 60-70% van de bestaande woningen van een EPA zijn voorzien en moeten alle EPA-maatregelen ook

Figuur 4.2.2 Aantal woningen waarvoor een Energieprestatie advies is gerealiseerd en de streef- waarde, 2000-2003 (Bron: Novem).

2000 2001 2002 2003 0 100 200 300 400 Aantal woningen (x 1000) Huurwoningen Koopwoningen Energieprestatie advies voor woningen

daadwerkelijk zijn uitgevoerd. De te treffen maatregelen moeten leiden tot een reductie in het energiegebruik van 30% in 2010 ten opzichte van 1995 (VROM/Novem, 2002). Het aantal woningen waarvoor een advies is afgegeven blijft enigszins achter bij het beoogde aantal (figuur 4.2.2). Circa 85% van de woningen waarvoor een EPA is gereali- seerd, is in bezit van professionele verhuurders. Het aantal adviezen voor eigenaar-bewo- ners blijft hier sterk bij achter. Als oorzaken worden genoemd: het vrijblijvend karakter van de maatregel in combinatie met een vrij hoge doelstelling van het instrument, de gevraagde tijdsinvestering van de consument, het niet-kostendekkend zijn van de EPA- subsidie en onbekendheid met deze subsidieregeling (De Jong, 2002).

Op voorstel van voormalig staatssecretaris Remkes van Volkshuisvesting (2001) is een aantal maatregelen genomen om deze knelpunten op te lossen. De belangrijkste zijn: een verhoging van de vergoeding voor een EPA van 159 naar 200 euro en een media- campagne om de bekendheid van de EPA te vergroten. Deze campagne is eind 2001 van start gegaan. Daarnaast is de koppeling tussen het verkrijgen van de subsidie op het advies en het nemen van maatregelen losgelaten (VROM/Novem, 2001). Verwacht wordt dat dankzij deze voorstellen het aantal adviezen sterk zal stijgen, maar onvol- doende zal zijn om het beleidsdoel te realiseren (Ybema et al., 2002).

Regeling energiepremie energie-efficiënte apparaten in huishoudens

In de Europese Unie (EU) zijn verkopers van elektrische apparaten (bijvoorbeeld koel- kasten en wasmachines) verplicht aan te geven hoe efficiënt deze apparaten zijn met energie (labeling). De consument kan hierdoor een energiebewuste aankoop doen. De overheid stimuleert de keuze voor aankoop van energiezuinige apparaten met de Ener- giepremieregeling voor apparaten (EPR-a). Na aankoop van een apparaat in de zuinig-

Figuur 4.2.3 Marktaandeel in de verkopen van energiezuinige wasmachines en koelkasten in Nederland versus Europa, 1996-2001 en de afgeleide doelstelling voor 2005 (Bron: Belasting- dienst en ECN). 1996 1998 2000 2002 2004 2006 0 20 40 60 80 100 % zuinige apparaten Wasmachines Nederland Koelkast Nederland Wasmachines Europa Koelkast Europa   Marktaandeel in verkopen Streefwaarde Streefwaarde

ste categorie (A-label) kan de consument teruggave van het subsidiebedrag, in de orde grootte van 50 tot 200 euro, aanvragen bij zijn energiebedrijf. Het aantal subsidieaan- vragen wordt geregistreerd door de energiebedrijven. De doelstelling van de EPR-a is een CO2-reductie van 0,3 miljard kg in 2010.

Mede onder invloed van de premieregeling is het marktaandeel van energie-efficiënte apparaten van de afgelopen drie jaar toegenomen van 20% naar 70 à 90% (figuur 4.2.3). Nederland loopt hiermee ver voor op het Europese gemiddelde. Het totale elektriciteits- verbruik van elektrische apparaten in huishoudens neemt echter wel toe. De efficiency- verbetering van nieuwe apparaten compenseert nog niet merkbaar het toenemend aantal apparaten en het toenemend gebruik daarvan.

Regulerende energiebelasting

De regulerende energiebelasting (REB) is geïntroduceerd in 1996 en verhoogd tot en met 2001. De huidige REB verhoogt de gas- en elektriciteitsprijs voor de kleinverbruiker met circa 40%. Het besparingseffect van de REB is moeilijk los van andere instrumenten vast te stellen. Bij het gasverbruik leiden andere beleidsmaatregelen tezamen met de REB tot bijvoorbeeld meer isolatie en meer HR-ketels. Geschat wordt dat zonder het gezamenlijk effect van deze maatregelen de CO2-emissies door gasverbruik in 2000 1,5-2 miljard kg CO2hoger zouden zijn geweest. Bij elektriciteit kan het effect van de REB ook niet los worden gezien van de introductie van de energielabels voor witgoedapparatuur. Op basis van de beschikbare studies over het besparingsgedrag van consumenten wordt de CO2- besparing in 2000 van REB en energielabel samen geschat op 0,6 miljard kg.

Conclusie

De afgelopen tien jaar is het gasverbruik van woningen en gebouwen gestaag gedaald, door gericht overheidsbeleid. Tegelijkertijd nam het elektriciteitsgebruik sterk toe, vooral in de kantoren en dienstensector. Als gevolg daarvan zijn de CO2-emissies ver- oorzaakt door de gebouwde omgeving de afgelopen tien jaar vrijwel constant gebleven, ondanks een groei in het aantal huishoudens en gebouwen. Zonder beleid zouden de emissies in 2000 circa 6-8% hoger zijn geweest (Jeeninga et al., 2002).

Geraamd wordt, dat de CO2-emissie die samenhangt met het directe gasverbruik in de gebouwde omgeving de komende jaren zal stabiliseren op het huidige niveau van circa 30 miljard kg (Ybema et al., 2002). De emissie die ontstaat door het gebruik van elektri- citeit zal nog blijven toenemen.